29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 446 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 april 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 22 maart 2013 inzake wijziging van het Schattingsbesluit (Kamerstuk 29 544, nr. 440). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 april 2013.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

Adjunct-griffier van de commissie, Lips

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Zij hebben hierover de volgende vragen.

1.

Kan de regering toelichten of er nog andere vormen van onbetaald verlof zijn, naast het tegoed aan levensloop, dat nu niet wordt aangemerkt als loon als gevolg van de wijziging in het onderhavige ontwerpbesluit?.

2.

Kan de regering toelichten waarom bepaalde delen van het voorgestelde ontwerpbesluit per 1 juni 2013 in werking gaan en andere delen per 1 juli 2013?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Zij hebben hierover de volgende vragen.

3.

Gaat de regering de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden, monitoren?

4.

Heeft de regering zicht op het gegeven of personen, die minder 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, nog herstellende zijn of dat medische situatie stabiel blijft?

5.

Verwacht de regering dat de gezondheidssituatie van een deel van de mensen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, na de beoordeling verder verslechtert?

6.

Wat zijn de verwachtingen van de regering op de kans op werk van de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden?

7.

Is de verwachting van de regering dat de kans op werk van de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, beter of slechter gaat dan voorheen met twee jaar sociaal-medische begeleiding?

8.

Hoe wordt de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt bevonden, begeleid naar werk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

9.

Hoe wordt voorkomen dat zieke vangnetters na één jaar tussen wal en schip vallen?

10.

Hoe wordt voorkomen dat een persoon bij wie het herstel niet doorzet en een terugval plaatsvindt zijn rechten op een WIA-uitkering verliest na 104 weken?

11.

Hoe is het te billijken is dat personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt blijken, vaak niet aan het werk blijven en toch worden getroffen door deze strenge wetgeving, omdat zij geen recht hebben op begeleiding en reïntegratie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)?

12.

Kan de regering toelichten hoe mensen worden begeleid, die na 52 weken geen recht meer hebben op ziekengeld, nog steeds niet geschikt zijn voor het eigen werk en beperkingen hebben ten aanzien van werk?

13.

Waarom wordt aangesloten bij de arbeidsongeschiktheidswetgeving van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en wat zijn hiervan de redenen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

14.

Is het juist dat uit recent onderzoek van de inspectie SZW blijkt dat de dienstverlening van gemeenten en het UWV aan mensen met een arbeidsbeperking tekort schiet? Zo ja, wat is hierop de reactie van de regering?

15.

Kan de regering toelichten hoe groot het percentage vangnetters is dat na herstel van ziekte weer aan het werk gaat? Is dit percentage hoger of lager dan voorheen met twee jaar sociaal-medische begeleiding?

16.

Hoe worden personen begeleid, die na 52 weken geen recht meer hebben op ziekengeld?

17.

Wat gebeurt er met personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden?

18.

In hoeverre worden de gevolgen van de voorgestelde wijziging gemonitord?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

19.

Wat zijn de gevolgen zijn voor personen, die na 52 weken ziekte een verlies van verdiencapaciteit hebben dat kleiner is dan 35%, maar na de beoordeling met een terugval te maken krijgen, waardoor het verlies van verdiencapaciteit groter wordt dan 35%?

20.

Met welke regelingen krijgen personen, die geraakt worden door de voorgestelde wijzigingen, te maken? Is er de mogelijkheid tot herkeuring?

21.

Welke begeleiding en hulp bij reïntegratie is er beschikbaar voor vangnetters, die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn?

II. Reactie van de minister

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: het Schattingsbesluit) in verband met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit en hebben hierover nog een aantal vragen. Ook de leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van dit ontwerpbesluit en hebben hierover verschillende vragen. Voorts hebben de leden van de fracties van de SP en het CDA vragen en opmerkingen gemaakt bij het ontwerpbesluit. Ook de leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van het Schattingsbesluit en hebben hierover enkele vragen gesteld.

In deze schriftelijke reactie gaat de regering in op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties. Om de vragen zoveel mogelijk in samenhang te beantwoorden is een aantal vragen samengevoegd, waarbij op een aantal plaatsen is afgeweken van de volgorde van het verslag.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of er nog andere vormen van onbetaald verlof zijn, naast het tegoed aan levensloop, dat nu niet wordt aangemerkt als loon als gevolg van de wijziging in het onderhavige ontwerpbesluit.

De onderhavige wijziging in het ontwerpbesluit heeft betrekking op het tegoed dat wordt opgenomen uit het levensloopverloftegoed. Geregeld wordt dat dit wordt beschouwd als loon voor de premieheffing, maar niet wordt aangemerkt als loon voor de bepaling van het maatmanloon of de resterende verdiencapaciteit. Over andere vormen van onbetaald verlof wordt in dit ontwerpbesluit niets geregeld.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom bepaalde delen van het voorgestelde ontwerpbesluit per 1 juni 2013 in werking gaan en andere delen per 1 juli 2013.

De onderhavige wijziging van het Schattingsbesluit en de beoogde datum van inwerkingtreding van de verschillende onderdelen ervan hangen enerzijds samen met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Stb. 2012, nr. 464) en anderzijds met de wijzigingen in de dagloonregels die voortvloeien uit de Wet vereenvoudiging regelingen UWV (Stb. 2012, nr. 675). De beoogde datum van inwerkingtreding van de aanpassingen van het Schattingsbesluit, die samenhangen met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, is bepaald op 1 juli 2013. Met deze wet wordt in de Ziektewet (ZW) onder meer een aangescherpt ZW-criterium geïntroduceerd. Dit aangescherpte criterium wordt na 52 weken ziekte van toepassing op de verzekerde die geen werkgever meer heeft en is in werking getreden op 1 januari 2013. Met de onderhavige aanpassing van het Schattingsbesluit wordt hieraan nadere uitwerking gegeven. Nu de eerste beoordelingen volgens het aangescherpte criterium op zijn vroegst na 1 januari 2014 plaatsvinden (zijnde 52 weken na de inwerkingtreding van dit criterium), is de datum van inwerkingtreding van deze aanpassing van het Schattingsbesluit bepaald op 1 juli 2013.

Omdat de wijzigingen van de dagloonregels in het Dagloonbesluit, die voortvloeien uit de Wet vereenvoudiging regelingen UWV, in werking treden per 1 juni 2013, is de beoogde datum van inwerkingtreding van de onderhavige aanpassing van de bepaling in het Schattingsbesluit, die verwijst naar de regels over de dagloonvaststelling, eveneens voorzien per 1 juni 2013.

De wijzigingen met betrekking tot het opnemen van levenslooptegoed, zonder het opnemen van verlof, treden in werking op 1 juli 2013, maar werken terug tot en met 1 januari 2012. Met ingang van die datum is het door middel van het Belastingplan 2013 wettelijk mogelijk gemaakt levenslooptegoed bestedingsvrij op te nemen voor andere doelen dan voor verlof.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de groep personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden gaat monitoren. Ook de leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de gevolgen van de voorgestelde wijziging worden gemonitord.

Op grond van het aangescherpte ZW-criterium heeft de verzekerde geen recht meer op een ZW-uitkering (na het eerste ziektejaar) indien hij minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht wordt.

Dit ZW-criterium vormt onderdeel van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Naast het ZW-criterium zijn in deze wet verschillende andere maatregelen opgenomen die gericht zijn op de werknemer, de ex-werkgever en de uitvoering van de ZW door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

De wet wordt geëvalueerd binnen drie jaar na de inwerkingtreding ervan, dus vóór 1 januari 2016. Bij die evaluatie zal worden ingegaan op de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Ook de effecten van het aangescherpte ZW-criterium zullen daarbij in beeld worden gebracht. Tevens zal daarbij aandacht besteed worden aan de werkhervatting van de groep die het recht op ZW-uitkering verliest omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt worden geacht.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering zicht heeft op het gegeven of personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, nog herstellende zijn of dat de medische situatie stabiel blijft.

Thans stroomt tijdens het tweede ziektejaar circa een derde van de vangnetters uit de ZW.

De belangrijkste reden voor deze uitstroom is gelegen in het feit dat deze personen hersteld zijn, tijdens het tweede ziektejaar. Verondersteld mag dan ook worden dat ook de medische situatie van de personen die na het eerste ziektejaar minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, nog kan verbeteren.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt bevonden, worden begeleid naar werk. Ook de leden van SP-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe mensen worden begeleid, die na 52 weken geen recht meer hebben op ziekengeld, nog steeds niet geschikt zijn voor het eigen werk en beperkingen hebben ten aanzien van werk. In dit verband vragen de leden van de SP-fractie hoe het te billijken is dat personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt blijken, vaak niet aan het werk blijven en toch worden getroffen door deze strenge wetgeving, omdat zij geen recht hebben op begeleiding en reïntegratie door het UWV. De leden van de CDA-fractie vragen eveneens hoe de personen begeleid worden, die na 52 weken geen recht meer hebben op ziekengeld. Voorts vragen deze leden wat er gebeurt met personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden. Tot slot hebben ook de leden van de fractie van D66 gevraagd welke begeleiding en hulp bij reïntegratie er beschikbaar is voor vangnetters, die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.

In de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters is geregeld dat na het eerste ziektejaar wordt beoordeeld of de vangnetter in staat is om, met het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, meer te verdienen dan 65% van zijn maatmaninkomen (dat is het loon dat iemand verdiende voordat hij ziek werd). Indien de betrokkene meer dan 65% kan verdienen, met algemeen geaccepteerde arbeid, dan is deze persoon arbeidsgeschikt en eindigt diens recht op ZW-uitkering. Omdat deze persoon in staat is om arbeid te verrichten, ligt het in de rede dat hij op zoek gaat naar werk.

De omstandigheid dat deze persoon feitelijk geen werk heeft of vindt, is geen reden om het recht op ziekengeld voort te zetten. Evenmin is dat een reden om – zoals de leden van de SP-fractie lijken te suggereren – dit criterium niet voor hen te laten gelden. Immers, om in aanmerking te komen voor ziekengeld moet er op grond van de ZW sprake zijn van ongeschiktheid tot werken wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte; de omstandigheid dat iemand feitelijk geen werk heeft of vindt, is daarbij niet relevant.

Als de betrokkene geen werk vindt, kan hij een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Deze persoon kan dan gebruik maken van voorzieningen op grond van de WW. Als de betrokkene niet voldoet aan de uitkeringsvoorwaarden voor het recht op WW, dan kan hij een beroep doen op de Wet werk en bijstand (WWB). In dat geval vindt begeleiding naar werk plaats vanuit de WWB, door de gemeente.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering verwacht dat de gezondheidssituatie van een deel van de mensen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, na de beoordeling verder verslechtert. De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de zieke vangnetters na één jaar tussen wal en schip vallen. Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe wordt voorkomen dat een persoon bij wie het herstel niet doorzet en een terugval plaatsvindt zijn rechten op een WIA-uitkering verliest na 104 weken. Ook de leden van de fractie van D66 vragen wat de gevolgen zijn voor personen, die na 52 weken ziekte een verlies van verdiencapaciteit hebben dat kleiner is dan 35%, maar na de beoordeling met een terugval te maken krijgen, waardoor het verlies van verdiencapaciteit groter wordt dan 35%.

Het antwoord op de vraag wat de gevolgen zijn als een persoon die minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht, een terugval krijgt en zijn gezondheidssituatie verslechtert, hangt af van diens persoonlijke situatie (werkt hij of heeft hij een uitkering), maar ook van het moment waarop deze persoon toegenomen arbeidsongeschikt wordt.

In het vorenstaande antwoord is toegelicht dat als de ZW-uitkering eindigt omdat de betrokkene weer geschikt is om te werken, van deze persoon verwacht wordt dat hij weer aan het werk gaat.

Als deze persoon in loondienst gaat werken en vervolgens weer uitvalt wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, rust op de werkgever (op grond van het Burgerlijk Wetboek) de verplichting om (tijdens ziekte) het loon door te betalen.

Als deze persoon echter geen werk vindt, zal hij doorgaans in aanmerking worden gebracht voor een werkloosheidsuitkering na de ZW-beoordeling. Als deze persoon een WW-uitkering ontvangt en vervolgens weer ziek wordt, kan hij zich ziekmelden vanuit de WW en (opnieuw) in aanmerking worden gebracht voor een ZW-uitkering.

Indien deze persoon toegenomen arbeidsongeschikt wordt binnen vier weken nadat het recht op ZW-uitkering is beëindigd, kan de ZW-uitkering weer opnieuw worden toegekend en loopt de ZW-uitkering als het ware alsnog door. Dit is de zogenaamde samentel- of onderbrekingsregeling.

Op grond daarvan gaat geen nieuwe ziekteperiode lopen, maar wordt een ziekteperiode die met minder dan vier weken is onderbroken, aangemerkt als een doorlopend ziektegeval. In die situatie wordt de ZW-uitkering alsnog voortgezet tijdens het tweede ziektejaar.

In deze gevallen is derhalve voorzien in een adequate inkomensbescherming van deze personen; zij vallen niet tussen de wal en het schip.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de verwachtingen van de regering zijn op de kans op werk van de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of de verwachting van de regering is dat de kans op werk van de groep personen, die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden, beter of slechter gaat dan voorheen met twee jaar sociaal-medische begeleiding. Ook de leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe groot het percentage vangnetters is dat na herstel van ziekte weer aan het werk gaat. Is dit percentage hoger of lager dan voorheen met twee jaar sociaal-medische begeleiding, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

In het kader van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters zijn geen schattingen gemaakt van de kans op werk van de groep personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden. Dit geldt ook voor de vraag of het beter of slechter gaat met deze personen dan voorheen, met twee jaar sociaal-medische begeleiding. Wel wordt er verwacht dat er een positief effect zal uitgaan van het ZW-criterium, omdat bij dit criterium (na het eerste ziektejaar) ook de geschiktheid voor algemeen geaccepteerde (passende) arbeid wordt beoordeeld en niet alleen de geschiktheid voor de eigen, laatstelijk verrichtte arbeid wordt beoordeeld. Daardoor worden vangnetters gestimuleerd om zich eerder te oriënteren op ander werk dan uitsluitend het eigen werk. Dit is van belang omdat, hoe langer iemand uit het arbeidsproces is, hoe lastiger het nu zal zijn om weer werk te vinden. Hervatting in passend werk levert een bijdrage aan de verbetering van de arbeidsmarktpositie van vangnetters.

Ook verschillende andere maatregelen die getroffen zijn in de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, leveren hieraan een positieve bijdrage, zoals het creëren van de mogelijkheid voor afspraken over werkhervatting van vangnetters tussen het UWV en werkgevers, alsmede de verruiming van het instrument proefplaatsing.

De leden van de SP-fractie vragen waarom wordt aangesloten bij de arbeidsongeschiktheidswetgeving van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en wat hiervan de redenen zijn.

De aanpassing van het ZW-criterium is geregeld in de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Anders dan de leden van de SP-fractie veronderstellen, is hiervoor niet aangesloten bij de WAO, maar is aangesloten bij het arbeidsongeschiktheidscriterium van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De redenen hiervoor zijn reeds toegelicht in het algemeen deel van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel en tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, dat in oktober 2012 is aangenomen door de Eerste Kamer. Voor de ZW-beoordeling wordt nu, met het onderhavige ontwerpbesluit, aangesloten bij het Schattingsbesluit dat al geldt voor onder meer de Wet WIA. Op dezelfde wijze wordt in dit ontwerpbesluit voor de ZW geregeld hoe beoordeeld wordt wat de verzekerde nog met arbeid kan verdienen.

De leden van de CDA-fractie vragen of het juist is dat uit recent onderzoek van de inspectie SZW blijkt dat de dienstverlening van gemeenten en het UWV aan mensen met een arbeidsbeperking tekort schiet. Zo ja, wat is hierop de reactie van de regering, zo vragen deze leden.

Terecht constateren de leden van de CDA-fractie dat de Inspectie SZW (hierna: Inspectie) in haar rapportage «Werken met beperkingen» recent geoordeeld heeft dat de door haar onderzochte groepen onvoldoende begeleiding krijgen. Met haar brief van 18 maart 2013 (TK 2012–2012, 29 544, nr. 411) heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze rapportage aangeboden aan de Tweede Kamer, vergezeld van haar beleidsreactie. Voor de reactie van de regering op de uitkomsten van dit onderzoek – waar de leden van de CDA-fractie nu om vragen – volsta ik op deze plaats dan ook met te verwijzen naar deze beleidsreactie.

De leden van de fractie van D66 vragen met welke regelingen personen te maken krijgen, die geraakt worden door de voorgestelde wijzigingen. Tevens vragen zij of er de mogelijkheid is tot herkeuring.

In de vorenstaande antwoorden is toegelicht dat indien de betrokkene geen werk vindt nadat hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht en zijn ZW-uitkering om die reden is beëindigd, deze persoon doorgaans in aanmerking zal worden gebracht voor hetzij een WW-uitkering, hetzij een uitkering op grond van de WWB. De personen die onder de onderhavige wijziging vallen, krijgen in die situatie derhalve te maken met de WW en de WWB en de op grond van die regelingen geldende rechten en verplichtingen.

De betrokkene kan bezwaar c.q. beroep aantekenen bij het UWV, respectievelijk bij de rechtbank, tegen de beslissing waarin het UWV heeft vastgesteld dat de betrokkene niet langer arbeidsongeschikt wordt geacht in de zin van de ZW, omdat hij in staat wordt geacht tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid. Dan wordt beoordeeld of het UWV de beslissing met betrekking tot de geschiktheid tot werken op goede gronden heeft genomen. De facto kan dit leiden tot een herkeuring c.q. herziening van de genomen beslissing. Er zijn geen andere vormen van herkeuring nadat de ZW-uitkering om deze reden is beëindigd en de bezwaar- en beroepstermijn is verstreken.

Naar boven