Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2012
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu, de antwoorden
op de vragen die zijn gesteld door de leden Ulenbelt, Koopmans en Hamer. De vragen
zijn mij gezonden per brief van 18 april jl. onder nummer 2012Z08351.
Vraag van de heer Ulenbelt (SP):
Ik wil de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verzoeken om de komende
dagen een maximale inspanning te leveren om de scheepswerf in Grave te redden. Hij
heeft zich daar al mee bemoeid. Het leek allemaal rond, maar nu gaat er ergens ineens
de stekker uit. Ik verzoek de minister om te bezien of hij de stekker er weer in kan
prutsen, en de Kamer daarover vóór aanstaande dinsdag een brief te sturen.
Antwoord:
In het Paasweekend kwam in de pers dat Scheepswerf Grave een mogelijke order niet
kan aannemen omdat de gemeente Grave niet toestaat dat de werf schepen langer dan
110 meter bouwt.
In het kader van de huidige crisis en oplopende werkloosheid moeten we er alles aan
doen om de werkgelegenheid te behouden. Op dit moment is de markt voor de nieuwbouw
van binnenvaartschepen erg moeilijk. Het binnenhalen van orders, en daarmee werk,
is van levensbelang voor werven en hun medewerkers.
Uiteraard is de gemeente Grave verantwoordelijk voor het vaststellen van het bestemmingsplan
teneinde planologische mogelijkheden te creëren voor bedrijvigheid in haar gemeente.
Gezien het bovenstaande heb ik contact opgenomen met de wethouder van de gemeente
Grave en hem mijn zorgen geuit. De gemeente Grave gaf aan constructief mee te willen
werken om een oplossing te zoeken voor de scheepswerf. Daarna is vanuit het Ministerie
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de afgelopen week meerdere malen contact
geweest met de wethouder van de gemeente Grave, met FME en met Scheepsbouw Nederland
over de situatie rond de scheepswerf. Deze contacten hadden als doel mee te denken
over oplossingen om de werkgelegenheid te behouden.
Aldus de gemeente Grave is er in een extra vergadering op 13 april jl. een kortetermijnoplossing
gevonden voor de scheepswerf door de bouw van schepen tot 135 meter voor de komende
2,5 jaar te gedogen. Voorts zou de gemeente samen met de scheepswerf naar een middellangetermijnoplossing
zoeken waarmee het bedrijf in de toekomst ook grote schepen kan bouwen. Naar mijn
beste weten kan de werf met deze oplossing de order uitvoeren.
Ik was verbaasd dat de scheepswerf vervolgens aangaf dat deze oplossing onvoldoende
soelaas biedt om door te gaan en dat men zich genoodzaakt ziet om surseance van betaling
aan te vragen. Inmiddels heeft de scheepswerf dit in een persbericht bekend gemaakt.
Vanwege het belang voor de werkgelegenheid heeft het mijn zorg dat de scheepswerf
in Grave uitstel van betaling heeft aan gevraagd. Gelet op de ontstane situatie heeft
het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de afgelopen dagen opnieuw
met de betrokkenen gesproken om te kijken of er toch mogelijkheden zijn om de banen
in Grave te behouden. Ook zullen er gesprekken plaatsvinden tussen de ondernemer,
de gemeente en de bewindvoerder om de mogelijkheden te onderzoeken.
Vraag van de heer Koopmans (CDA)
Van de minister van IenM zouden wij graag ook nog een reactie in algemene zin krijgen
over het creëren van een meer algemene vrijstellingsmogelijkheid, waardoor we er in
dit land anders, handiger, slimmer mee zouden kunnen omgaan als bedrijven last hebben
van dit soort regels.
Antwoord:
Scheepswerf Grave BV kan een omgevingsvergunning aanvragen om beperkingen die voortvloeien
uit bestemmingsplan op te heffen. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingswet
(Wabo) kan het gemeentebestuur positief op zo’n aanvraag beslissen, als het gemeentebestuur
van oordeel is dat er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit
gemotiveerd wordt met een goede ruimtelijke onderbouwing (artikel 2.12, eerst lid,
onder a, onder 3o, van de Wabo). De provincie heeft al aangegeven positief te kunnen
beslissen op de eveneens benodigde milieuvergunning.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen