Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2012
Met uw brief van 9 februari 2012 heeft u mij het verzoek van het lid Klaver overgebracht.
Dat verzoek is om een brief te ontvangen over het Jaarrapport Integratie 2011 van
het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), waaruit blijkt dat migranten steeds beter
zijn gaan presteren, maar nog steeds moeilijk aan het werk komen. Hiermee voldoe ik,
mede namens de staatssecretaris, aan het verzoek van lid Klaver.
Het is een feit dat niet-westerse allochtonen, in vergelijking met autochtonen, moeilijker
aan het werk komen en dat hieraan diverse factoren ten grondslag liggen. Zoals het
rapport laat zien, werken niet-westerse allochtonen vooral in conjunctuurgevoelige
bedrijfstakken. Te denken valt aan de industrie en de bouw. Deze sectoren hebben harde
klappen gehad en herstel laat nog op zich wachten. Ten tweede werken zij vaak in flexibele
(tijdelijke) banen. Tijdelijke arbeidskrachten worden in een recessie als eerste ontslagen,
maar worden bij een aantrekkende economie als eerste aangenomen. Andere factoren die
volgens het SCP een rol spelen zijn onder andere taalachterstand, discriminatie en
arbeidsoriëntatie.
Het SCP merkt op dat de netto arbeidsparticipatie van niet-westerse allochtonen ten
opzichte van 10 jaar geleden hoger is en dat deze groep er in slaagt om op hogere
functies terecht te komen. Deze ontwikkeling kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven
aan de verbetering van de onderwijsprestaties van de 2e generatie, waaronder vermindering van voortijdige schooluitval en een grotere instroom
in hogere opleidingen. Ook is dit de reden waarom de werkloosheid onder vooral jeugdige
niet-westerse allochtonen (NWA) over de lange termijn fors is gedaald (figuur 1).
Figuur 1 Werkloosheid jongeren naar etnische afkomst
Kortom, de ontwikkeling van, met name de 2e generatie, niet-westerse allochtonen is gunstig en biedt perspectief op een verdere
afname van verschillen in arbeidsmarktprestaties tussen niet-westerse allochtonen
en autochtonen.
Ondanks de gunstige ontwikkeling op langere termijn is de werkloosheid onder niet-westerse
allochtonen nog steeds hoog. Dit onderstreept de noodzaak om ongecontroleerde toestroom
van migranten tegen te gaan. We moeten voorkomen dat fouten uit het verleden worden
herhaald toen aanzienlijke groepen naar ons land zijn gekomen die onvoldoende waren
toegerust voor het functioneren in de Nederlandse samenleving en op de Nederlandse
arbeidsmarkt. Zoals het rapport toont, vergt het inlopen van dergelijke achterstanden
letterlijk generaties.
Dit kabinet staat voor een samenleving waarin mensen worden aangesproken op hun individuele
verantwoordelijkheid als burgers en niet op hun afkomst. Mensen moeten zelf in hun
levensonderhoud voorzien en hun eigen levenspad vormgeven.
Iedereen die kan werken, moet werken. Dat geldt ook voor de groep niet-westerse allochtonen.
Dit kabinet bevordert arbeidsinschakeling. Zo heeft het generieke maatregelen genomen
om een aantal inkomensregelingen activerender te maken. Het kabinet werkt tevens aan
een wetsvoorstel waarin onder andere de taaleis in de bijstand wordt geregeld. Dit
zal inhouden dat gemeenten gehouden zullen zijn de verplichting tot het leren van
Nederlands standaard op te leggen in de individuele gevallen, dat niet of onvoldoende
beheersing daarvan een belemmering vormt voor de arbeidsinschakeling.
Naast de individuele verantwoordelijkheid, hebben gemeenten en UWV een belangrijke
rol als het om arbeidsbemiddeling gaat. Maatregelen die zij inzetten om werklozen
naar een baan te begeleiden bereiken ook allochtone werkzoekenden. De rijksoverheid
schept daarnaast de algemene voorwaarden die discriminatie tegengaan. De aanpak van
discriminatie is een maatschappelijke opgave die vraagt om blijvende aandacht van
alle betrokken partijen.
Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben, naast de rol van het individu en de
overheid, een belangrijke verantwoordelijkheid om de arbeidsparticipatie, ook van
niet-westerse allochtonen, te vergroten en discriminatie te voorkomen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp