Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2012
De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht een reactie
te geven op de brief van het Werkvoorzieningschap OZL (WOZL) te Heerlen over de financiële
gevolgen van de Wet werken naar vermogen (WWNV) voor de bij het WOZL betrokken gemeenten.
Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
In de hoofdlijnennotitie «Werken naar vermogen» ( Kamerstukken II, 2010–2011, 29 544, nr. 297) heb ik uiteengezet dat de noodzaak om de sociale werkvoorziening te hervormen groot
is. Het kabinet wil stimuleren dat zoveel mogelijk mensen bij een reguliere werkgever
aan de slag gaan. Er werken nu te veel mensen in de Wsw, die ook bij een reguliere
werkgever kunnen werken. Het kabinet wil de Wsw daarom terugbrengen waar deze oorspronkelijk
voor was bedoeld: het bieden van werk aan mensen die alleen in een beschutte omgeving
kunnen werken. Dit betekent dat er op termijn substantieel minder Wsw-plekken nodig
zijn.
Het WOZL is van mening dat de financiële problemen die door de WWNV zouden ontstaan
voor de betrokken gemeenten van dusdanige omvang zijn dat dit vraagt om extra aandacht
voor deze gemeenten. Het WOZL vindt dat de historische basis van waaruit de transitie
moet worden bewerkstelligd onderbelicht wordt.
In haar brief doet het WOZL een aantal voorstellen. Gepleit wordt voor een hoger budget
voor de betrokken gemeenten vanwege het onevenredig hoge aantal Wsw-ers in de regio
en voor een hogere bijdrage uit de herstructureringsfaciliteit.
Over het verdeelmodel voor het gebundelde re-integratiebudget zal ik de komende tijd
overleg voeren met de VNG. Uitgangspunt is om herverdeeleffecten op korte termijn
ten opzichte van de huidige verdeling zoveel mogelijk te vermijden. Dat betekent dat,
net als nu het geval is, bij de verdeling in de komende jaren rekening wordt gehouden
met het aantal Wsw-ers in de betrokken gemeenten.
Het kabinet ondersteunt het transitieproces in de uitvoering van de Wsw met een herstructureringsfaciliteit.
In de periode 2012–2018 is daarvoor 400 miljoen euro beschikbaar. De verdeling van
deze middelen geschiedt op basis van de taakstelling 2012. Dit betekent dat gemeenten
met een relatief hoog aantal Wsw-ers, zoals de gemeenten die deelnemen aan het WOZL,
een relatief hoog aandeel kunnen hebben in de 400 mln euro, mits ze voldoen aan een
aantal voorwaarden, die ik uiteen heb gezet in mijn brief van 15 november 2011 aan
uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 817, nr. 75). Met deze wijze van verdeling wordt dus rekening gehouden met de omvang van de herstructureringsopgave
in de bij het WOZL betrokken gemeenten.
Voorts wordt in de brief van het WOZL voorgesteld om de termijn waarin de ombuigingen
met betrekking tot de Wsw worden doorgevoerd met een aantal jaren te verlengen, zodat
gemeenten meer tijd krijgen om zich hierop voor te bereiden.
Ik heb met uw Kamer het afgelopen jaar bij verschillende gelegenheden gedebatteerd
over de ombuigingen op de Wsw. Ik heb daarbij uiteengezet dat ik de aanname, zoals
die ook in de brief van het WOZL wordt gehanteerd, dat de gemiddelde kosten per Wsw-plek
in 2015 27 000 euro bedragen niet deel. In mijn brief van 27 mei 2011 aan de Tweede
Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 719, nr. 78) heb ik aangegeven dat er ruimte is efficiencyverbeteringen, zowel in de uitvoering
van de Wsw, als in de uitvoering van re-integratie. Het bedrag dat gemeenten vanaf
2013 ontvangen wordt stapsgewijs verlaagd. Dit biedt gemeenten de tijd de herstructurering
op een goede wijze ter hand te nemen. Voor deze herstructurering stelt het kabinet,
zoals gezegd, voor de periode 2012–2018 400 miljoen euro beschikbaar. Veel gemeenten
zijn al volop bezig daartoe plannen te ontwikkelen. In 2014 wordt de stand van zaken
van de herstructurering opgemaakt en op basis daarvan zal worden bezien of er extra
maatregelen en/of extra middelen nodig zijn.
Ten slotte stelt het WOZL voor bij de uitstroom/instroom uit de Wsw een norm te hanteren
van 9:1 (voor de betrokken gemeenten), om de bestaande scheefgroei van het aantal
Wsw-ers met de rest van Nederland te verminderen. Zoals ik in de hoofdlijnennotitie
«Werken naar vermogen» heb uiteengezet is het kabinet voornemens met ingang van 2013
de indicatiestelling voor de Wsw aan te scherpen. Het aantal nieuwe mensen dat in
aanmerking kan komen voor de Wsw zal daarmee afnemen. Op termijn blijven in de structurele
situatie landelijk circa 30 000 Wsw-plekken beschikbaar. Door de aanscherping van
de indicatiestelling daalt dus ook het aantal Wsw-geïndiceerden voor de bij het WOZL
betrokken gemeenten en wordt de scheve verdeling van het aantal Wsw-ers verminderd.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom