29 544 Arbeidsmarkbeleid

Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2011

Tijdens het Algemeen Overleg van 15 juni jl. (kamerstuk 29 544, nr. 334) over de rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel heb ik de Kamer toegezegd een overzicht te geven van de kosten voor vrijwillige verzekering en het verschil in inkomen tussen degenen die wel en degenen die niet onder de Regeling Dienstverlening aan huis werken. Ook heb ik toegezegd te reageren op de voorstellen uit de CDA-notitie «persoonlijke dienstverlening» van 14 juni jl. Hierbij doe ik beide toezeggingen gestand.

Werken onder de Regeling Dienstverlening aan huis

Ter stimulering van de markt voor persoonlijke dienstverlening is de Regeling Dienstverlening aan huis geïntroduceerd. Deze regeling biedt randvoorwaarden waardoor allerlei diensten aan huis makkelijker uitbesteed kunnen worden. In dit verband verwijs ik naar mijn brief van 10 maart jl. (Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 281), waarin ik uitgebreid ben ingegaan op deze regeling. Wat betreft de terminologie merk ik op dat in de Regeling Dienstverlening aan huis wordt gesproken van opdrachtgever en dienstverlener. Het sociale zekerheidsrecht, het fiscaal recht en het arbeidsrecht kennen een eigen terminologie. Als in deze brief wordt gesproken van opdrachtgever en dienstverlener worden in arbeidsrechtelijke zin werkgever en werknemer bedoeld.

Op basis van de Regeling Dienstverlening aan huis geldt dat degene die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat, niet is verzekerd voor de werknemersverzekeringen en dat de ontslagbescherming en de loondoorbetaling bij ziekte beperkt zijn. De dienstverlener kan zich wel vrijwillig voor de werknemersverzekeringen verzekeren. In de bijlage bij deze brief wordt een nadere specificatie gegeven van de kosten van vrijwillige verzekering alsmede het bruto-netto inkomen op basis van het minimumloon bij een 40-urige respectievelijk 24-urige werkweek van de werknemer met verplichte verzekeringen en de dienstverlener onder de Regeling Dienstverlening aan huis.

Daarnaast heeft de Kamer mij gevraagd in te gaan op controle van de Regeling Dienstverlening aan huis. Hierbij merk ik op dat de rechtspositie van de dienstverleners niet alleen door de Regeling Dienstverlening aan huis wordt bepaald, maar door verschillende wet- en regelgeving. Zo vallen zij ook onder de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag en vele bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, waaronder de vakantieregeling. Een dienstverlener die meent dat zijn particuliere werkgever in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit de wet of de arbeidsovereenkomst kan naar de rechter, die daar een oordeel over zal vellen. De inspectiediensten kunnen optreden als het gaat om overtredingen die publiekrechtelijk worden gehandhaafd.

Notitie van het CDA over persoonlijke dienstverlening

In haar notitie verzoekt het CDA het kabinet om 1) verbetering van de voorlichting over rechten en plichten van dienstverleners en particuliere opdrachtgevers die onder de Regeling Dienstverlening aan huis vallen, 2) aan te geven onder welke randvoorwaarden intermediairs hun diensten kunnen aanbieden en 3) verlaging dan wel vrijstelling van BTW. Hieronder zal ik op elk van deze punten ingaan.

Verbetering van de voorlichting

Het CDA pleit voor verbetering van de voorlichting door met de volgende voorstellen te komen: een informatiecampagne, gerichte informatie voor dienstverleners om de gevolgen van het werken onder de Regeling Dienstverlening aan huis voor de uitkering te kunnen berekenen en aparte contactpersonen aanstellen bij de UWV locaties voor werk en inkomen met kennis over de Regeling Dienstverlening aan huis.

Ik ben het met het CDA eens dat de voorlichting over de rechten en plichten van de dienstverlener en de opdrachtgever verbetering behoeft. Tezamen met de Belastingdienst zullen daarom de voorlichtingsteksten op diverse overheidswebsites geactualiseerd en uitgebreid worden. Een informatiecampagne acht ik nu niet nodig, omdat in 2007 en 2008 met de Belastingdienst een actieve informatiecampagne is gevoerd met advertenties in dagbladen, folders via CWI, advertenties in rtv-gidsen van alle omroepen, een artikel in de huis-aan-huisbladen, teksten op diverse websites en een banner op nu.nl.

Verder kunnen mensen die een uitkering via het UWV ontvangen in het algemeen bij het UWV terecht voor vragen over de verschillende regelingen, de gevolgen van bijverdienen voor de uitkering en het vinden van werk. Ik acht het niet noodzakelijk en in het licht van de bezuinigingen bij het UWV ook niet mogelijk om specifiek voor de Regeling Dienstverlening aan huis extra maatregelen te nemen of per locatie een contactpersoon voor deze regeling aan te wijzen.

Private intermediairs

Ik kan me voorstellen dat, zoals het CDA aangeeft, private intermediairs een nuttige rol kunnen vervullen op de markt voor de persoonlijke dienstverlening bijvoorbeeld via bemiddeling tussen particuliere opdrachtgevers en dienstverleners of via het door hen ter beschikking stellen van dienstverleners aan particulieren. Overigens is in dat laatste geval de private intermediair de werkgever van de dienstverlener en is de Regeling Dienstverlening aan huis niet van toepassing. Het is verder aan particulieren om de keuze te maken of ze zelf of via een private intermediair een dienstverlener willen inschakelen.

Het onderzoek «van mens tot mens», dat mijn voorganger naar aanleiding van de motie Van Hijum van 17 juni 2009 (Kamerstuk 31 924 XV, nr. 9) heeft laten uitvoeren, wijst uit dat er voldoende mogelijkheden voor private bedrijven zijn om op de markt van persoonlijke dienstverlening te opereren. Uiteraard dient duidelijk te zijn welke randvoorwaarden voor private intermediairs gelden. Intermediairs kunnen ongeacht op welke markt zij opereren voor informatie over fiscale en arbeidsrechtelijke regels terecht op de overheidsites. Ik zie dan ook geen aanleiding voor verdere initiatieven van overheidswege specifiek ten aanzien van de rol van intermediairs op de markt voor persoonlijke dienstverlening.

Verlaagd BTW-tarief of vrijstelling van BTW

Tot slot pleit het CDA in haar notitie voor een verlaagd BTW-tarief of een vrijstelling van BTW voor huishoudelijke dienstverlening. Voor schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen geldt sinds 1 januari 2010 een verlaagd BTW-tarief. Hiermee heeft het vorige kabinet invulling gegeven aan de motie Van Hijum van 17 juni 2009 (Kamerstuk 31 924 XV, nr. 9), waarin werd verzocht de Kamer te informeren over de mogelijkheid om dienstverlening aan huis onder het verlaagde BTW-tarief te brengen. De BTW-heffing is gebonden aan Europese regelgeving, die op het gebied van tarieven en vrijstellingen sterk is geharmoniseerd. Lidstaten mogen uitsluitend een verlaagd tarief toepassen voor goederen en diensten genoemd in bijlage III van de BTW-richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG). Nederland heeft ruimschoots gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor het toepassen van verlaagde tarieven. De Europese regelgeving staat het niet toe om andere specifieke diensten waarop de Regeling Dienstverlening aan huis ziet, zoals het uitlaten van honden en klein tuinonderhoud, onder het verlaagde tarief te brengen.

Genoemde BTW-richtlijn is tevens strikt aangaande de goederen en diensten waarvoor een lidstaat een vrijstelling van BTW mag toepassen. Dit betekent dat voor diensten waarop de Regeling Dienstverlening aan huis ziet, geen algemene vrijstelling mag worden toegepast. Anders is dit voor de huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO en voor de kinder- en gastouderopvang.1 Deze diensten vallen onder de diensten die ingevolge artikel 132 van de BTW-richtlijn moeten worden vrijgesteld. Daarnaast zou een uitbreiding van het aantal goederen en diensten waarvoor een verlaagd tarief geldt, ingaan tegen het streven van dit kabinet naar grondslagverbreding, zoals opgenomen in de fiscale agenda. Het kabinet heeft juist ingezet op het beperken van het aantal goederen en diensten waarvoor een verlaagd BTW-tarief geldt. Het kabinet moet nog van gedachten wisselen met het parlement over de fiscale agenda. Het eerste overleg hierover zal dit najaar plaatsvinden. De uitkomsten daarvan zullen bepalend zijn voor de vraag langs welke lijnen verdere uitwerking van de fiscale agenda zal plaatsvinden.

Gelet op het bovenstaande concludeer ik dat tegemoet wordt gekomen aan de voorstellen uit de notitie van het CDA van 14 juni 2011 over persoonlijke dienstverlening voor zover het betreft de verbetering van de voorlichting en een verlaagde BTW-tarief voor schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Bijlage 1

Vergelijking van inkomen van een werknemer met een dienstbetrekking met verplichte werknemersverzekeringen en een dienstverlener werkzaam onder toepassing van de Regeling Dienstverlening aan huis.

Toelichting:

Verondersteld is dat de betrokkenen werkzaam zijn voor een bedrag ter hoogte van het wettelijke minimumloon.2 Het inkomen per maand is inclusief het vakantiegeld gerekend.

In de eerste tabel is een vergelijking gemaakt tussen een werknemer die in één of meer dienstbetrekkingen 40 uur werkt en een dienstverlener die in enkele arbeidsverhoudingen samen 40 uur per week werkt. In de tweede tabel is een vergelijking gemaakt tussen een werknemer die 24 uur werkt en een dienstverlener die 24 uur werkt.

Het bruto inkomen is gelijk, maar er resulteert een netto verschil. Dit verschil is gelegen in het tarief en de vergoeding voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

De dienstverlener is niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Indien de dienstverlener deze verzekeringen wil afsluiten moet de dienstverlener zelf de premies daarvoor betalen. Verondersteld is dat de vrijwillige verzekeringen dekking bieden voor het bruto inkomen.

Overzicht A: 40 uur per week werkzaam in dienstbetrekking(en)
   

Werknemer met verplichte verzekeringen

 

Dienstverlener zonder verplichte verzekeringen

Bruto inkomen per maand (inclusief vakantiegeld)

 

€ 1 544,18

 

€ 1 544,18

vergoeding inkomensafhankelijke bijdrage werkgever 7,75%

 

€ 119,67

 

€ –

inkomensafhankelijke bijdrage (geen bijdrage werkgever) 5,65%

 

€ –

 

€ 87,25

Belast inkomen

€ 1 663,85

 

€ 1 544,18

 

belastingschijf 1a

€ 512,27

 

€ 509,58

 

belastingschijf 1b

€ 46,78

 

€ –

 

Belasting

€ 559,05

 

€ 509,58

 

Heffingskorting

€ 165,58

 

€ 165,58

 

Arbeidskorting

€ 122,11

 

€ 107,65

 

Te betalen belasting

 

€ 271,36

 

€ 236,35

Netto inkomen

 

€ 1 272,82

 

€ 1 220,58

verschil werknemer en dienstverlener

     

€ 52,24

         

premies vrijwillige werknemersverzekeringen

       

WW

2,55%

   

€ 39,38

ZW

8,32%

   

€ 128,48

WIA

5,72%

   

€ 88,33

totaal (met reductie 0,55%)

16,04%

   

€ 247,69

Overzicht B: 24 uur per week werkzaam in dienstbetrekking(en)
   

Werknemer met verplichte verzekeringen

 

Dienstverlener zonder verplichte verzekeringen

Bruto inkomen per maand (inclusief vakantiegeld)

 

€ 926,51

 

€ 926,51

vergoeding inkomensafhankelijke bijdrage werkgever 7,75%

 

€ 71,80

 

€ –

inkomensafhankelijke bijdrage (geen bijdrage werkgever) 5,65%

 

€ –

 

€ 52,35

Belast inkomen

€ 998,31

 

€ 926,51

 

belastingschijf 1a

€ 329,44

 

€ 305,75

 

Belasting

€ 329,44

 

€ 305,75

 

Heffingskorting

€ 165,58

 

€ 165,58

 

Arbeidskorting

€ 41,23

 

€ 32,50

 

Te betalen belasting

 

€ 122,63

 

€ 107,66

Netto inkomen

 

€ 803,88

 

€ 766,50

verschil werknemer en dienstverlener

   

€ 37,38

         

premies vrijwillige werknemersverzekeringen

 

   

 

WW

2,55%

   

€ 23,63

ZW

8,32%

   

€ 77,09

WIA

5,72%

   

€ 53,00

totaal (met reductie 0,55%)

16,04%

   

€ 148,61


X Noot
1

Kinder- en gastouderopvang als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen g, onder 2°, en w, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

X Noot
2

Het minimumloon wijzigt halfjaarlijks met de gemiddelde contractloonstijging van de markt en de overheid.

Naar boven