Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2011
De vaste commissie voor SZW heeft mij op 23 mei jl. (2011Z07797/2011D26607) om een reactie gevraagd op een brief van FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond gericht aan uw commissie inzake payrolling
bij Agentschap NL.
In de door u doorgestuurde brief wordt de situatie van de inhuur van payrollmedewerkers bij Agentschap NL aan de orde gesteld.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de leden Heijnen en Hamer (KV 2011Z07451) heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie en mij, op 24 mei jl. uw Kamer geïnformeerd over de situatie bij Agentschap NL. Op 30 mei jl. heb ik schriftelijke
vragen over de groei van payrolling van het lid Hamer (KV 2011Z09252) beantwoord. In aanvulling op de beantwoording van die vragen vindt u hieronder, mede namens de ministers van EL&I en BZK,
een reactie op het verzoek van uw commissie.
In de brief wordt de wens geuit dat het formele werkgeverschap van payrollwerknemers bij Agentschap NL bij het ministerie
van EL&I komt te liggen. Essentieel kenmerk van payrolling is echter dat dit werkgeverschap bij het payrollbedrijf ligt, net
zoals het bij uitzendwerk bij het uitzendbureau ligt. Het ministerie van EL&I zal het juridisch werkgeverschap voor de payrollwerknemers
die werkzaam zijn bij Agentschap NL niet overnemen.
Wat betreft het gebruik van payrolling als zodanig en de gevolgen van ontslag van de payrollmedewerkers werkzaam bij Agentschap
NL in het bijzonder verwijs ik u naar de eerder genoemde antwoorden van de minister van BZK. Voor de werknemers van de sector
rijk, de ambtenaren, geldt het Sociaal Flankerend Beleid van het rijk in die gevallen waarin voor dit personeel overbodigheid
kan optreden door reorganisaties. In het overleg tussen de minister van BZK, als werkgever, en de centrales van overheidspersoneel
worden de maatregelen van het Sociaal Flankerend Beleid vastgesteld.
In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Hamer is beschreven dat de mogelijkheid voor payrolling is ontstaan
door het vervallen van de beperking voor het uitzenden van personeel bij dezelfde opdrachtgever. Het is sindsdien mogelijk
werknemers voor langere duur op basis van een uitzendovereenkomst bij een opdrachtgever werkzaam te doen zijn. Hiervan wordt
bij uitzendwerk en ook bij payrolling gebruik gemaakt.
Zoals aangekondigd heb ik inmiddels de Stichting van de Arbeid gevraagd hoe wordt aangekeken tegen de ontwikkeling van payrolling,
mede in het licht van de gevolgen voor werknemers als het gaat om ontslag. Ik heb de Stichting verzocht mij daarover zo mogelijk
in september van dit jaar te berichten. Vervolgens zal ik uw Kamer inlichten over mijn bevindingen ter zake. In deze reactie
zal ik tevens ingaan op het beleid ten aanzien van de inhuur van payrollmedewerkers bij de rijksoverheid.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp