29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten

Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2022

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS, over de inspanningen om administratieve lasten als gevolg van reeds bestaande wetten en regels op VWS-terrein te verminderen. Hiermee doe ik de toezegging gestand die ik op 7 juli 2022 heb gedaan in het commissiedebat van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over arbeidsmarktbeleid in de zorg. Bij die gelegenheid vroeg uw Kamer mij met welke wetten en regels ik in dit kader als het eerste aan de slag zou gaan. In deze brief noem ik daarvan vijf belangrijke, actuele voorbeelden. Graag benadruk ik dat dit geen limitatieve opsomming is: ik werk voortdurend aan de werkbaarheid en praktische uitvoerbaarheid van alle wet- en regelgeving van VWS. Daarbij lopen de categorieën «bestaand» en «nieuw» enigszins in elkaar over, bijvoorbeeld waar een wetswijziging leidt tot aanpassing van bestaande wetgeving, of waar het gaat om al langer in voorbereiding zijnde wetgeving.

[Ont]Regel de Zorg: Beleid dat beter werkt in de praktijk

Op 8 juni 2022 heb ik uw Kamer de programmabrief [Ont]Regel de Zorg 2022–2025 toegestuurd. Hierin heb ik uiteengezet hoe ik deze kabinetsperiode werk aan meer tijd voor zorg, meer werkplezier, en minder regeldruk voor zorgverleners en zorginstellingen.1 Eén van de vier actielijnen in het programma is het voorkomen van onnodige regeldruk door (nieuwe) wet- en regelgeving van VWS en het zorgen voor beleid dat beter werkt in de praktijk. Om dit te bereiken:

  • brengen we de verwachte regeldrukeffecten van voorgenomen wet- en regelgeving vooraf goed in kaart en betrekken we deze bij de totaalafweging om wet- en regelgeving in de voorziene vorm door te zetten;

  • gaan we – naast de gesprekken met branche- en beroepsverenigingen die altijd al plaatsvonden – bij dossiers met substantiële regeldrukgevolgen in gesprek met de praktijk om de werkbaarheid van voorgenomen wet- en regelgeving te toetsen;

  • laten we wet- en regelgeving toetsen door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR).

Aanvullend daarop neem ik de administratieve lasten voor eindgebruikers, zoals zorgaanbieders, zorgverleners, patiënten en bedrijven, expliciet mee als aandachtspunt in wetsevaluaties en invoeringstoetsen, om eventuele aanpassingen te kunnen doen en hiervan te leren voor toekomstige wet- en regelgeving. Bovendien is de inzet niet beperkt tot nieuwe wet- en regelgeving: ook waar het gaat om het huidige, reeds geldende totaal van wetten en regels ga ik actief op zoek naar mogelijkheden tot versimpeling en versoepeling. Op dat laatste deel had mijn toezegging tijdens het commissiedebat arbeidsmarktbeleid betrekking, en daarover handelt deze brief.

Trajecten wet- en regelgeving

Binnen VWS lopen op dit moment verschillende trajecten die (mede) tot doel hebben om administratieve lasten als gevolg van wetten en regels op VWS-terrein te verminderen, bijvoorbeeld door wetgeving te vereenvoudigen of om de werkbaarheid daarvan in de praktijk te verbeteren. Zoals aangegeven zijn dit ook punten die zwaar meewegen bij het opstellen van toekomstige wet- en regelgeving. We richten ons daarbij niet op een stelselherziening, maar op vereenvoudigingen binnen de bestaande stelselwetgeving. Ik informeer u hierbij over de volgende concrete trajecten:

  • Wet aanpak samenhangende meervoudige problematiek in het sociaal domein (Wams)

    Op dit moment bereidt de Staatssecretaris van VWS samen met BZK, SZW en J&V het wetsvoorstel Aanpak meervoudige problematiek in het sociaal domein (Wams) voor. Dit wetsvoorstel verankert de coördinerende taak van het college van burgemeester en Wethouders in het geval van meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde domeinoverstijgende verzameling, verwerking en deling van noodzakelijke persoonsgegevens. Het expliciet vastleggen van de coördinerende taak en bijbehorende rechten en plichten biedt duidelijkheid en leidt zo tot een lastenvermindering bij professionals en burgers. Beoogd resultaat is dat de burger minder vaak zijn verhaal hoeft te doen, minder vaak dezelfde persoonsgegevens hoeft te delen en oplossingen voor problemen kunnen worden afgestemd. Voor professionals wordt het inzichtelijker welke andere professionals betrokken zijn bij een cliënt en wat hun rol en inzet is.

    Planning: Het wetsvoorstel wordt in het vierde kwartaal van dit jaar ingediend bij uw Kamer.

  • Verminderen regeldruk medisch-wetenschappelijk onderzoek

    In 2021 is op initiatief van het Ministerie van VWS het programma Regeldruk in onderzoek opgestart. Binnen dit programma wordt met ziekenhuizen, umc’s en andere onderzoeksinstellingen gewerkt aan het verlagen van de administratieve regeldruk bij onderzoek dat niet onder de Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) valt. De onderzoeksinstellingen toetsen dit zogenaamde niet-WMO onderzoek momenteel op verschillende manieren doordat ze verschillende eisen stellen op het vlak van wetenschappelijke kwaliteit, ethiek en privacy. Dit zorgt voor veel regeldruk voor onderzoekers, zeker als ze multicenter onderzoek willen uitvoeren. Binnen het programma wordt gewerkt aan een meer uniform, breed gedragen toetsingskader dat de (administratieve) eisen voor onderzoekers verheldert.

    Planning: Het programma Regeldruk in onderzoek loopt nog tot het najaar 2023. Het doel is dat alle betrokken veldpartijen zich achter het toetsingskader zullen scharen.

  • Wetsevaluatie Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd)

    Zowel in de Wvggz als in de Wzd is bepaald dat de wetten binnen twee jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd op doeltreffendheid en effectiviteit in de praktijk. Een onderdeel daarvan is de beoordeling van (ervaren) regeldruk. Deze wetsevaluatie is opgedeeld in twee fases.

    • Voor de uitwerking van de aanbevelingen uit de eerste fase van de wetsevaluatie2 van de Wvggz zijn al en worden nog dit jaar taakgroepen georganiseerd met personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wvggz: patiënten, familie en naasten, psychiaters, verpleegkundigen, rechters, officieren van justitie, patiënten- en familievertrouwenspersonen, advocaten, politieambtenaren en gemeenteambtenaren. Het doel van deze taakgroepen is om vanuit de uitvoering oplossingsrichtingen voor de gesignaleerde knelpunten te inventariseren.

    • Ten aanzien van de Wzd heb ik betrokken partijen gevraagd naar aanleiding van de eerste fase van de wetsevaluatie advies uit te brengen over concrete aanpassingen aan de Wzd. Dit advies verwacht ik dit najaar te ontvangen.

    Met de opbrengst van de Wvggz-taakgroepen en het advies van de Wzd-partijen ga ik met de desbetreffende beroeps- en brancheorganisaties in overleg om tot concrete voorstellen te komen om de doeltreffendheid van beide wetten te vergroten en de uitvoerbaarheid te verbeteren, zonder af te doen aan de zorgvuldige besluitvorming en rechtsbescherming van betrokkenen. Dit vanuit mijn overtuiging dat een beter uitvoerbare wet leidt tot meer werkplezier voor de zorgverlener en betere zorg voor de client.

    Planning: Het eindrapport (tweede fase) van de evaluatie van zowel de Wvggz als de Wzd verwacht ik in oktober te ontvangen en aan uw Kamer te doen toekomen. De beleidsreactie op beide delen van de wetsevaluatie verwacht ik zo spoedig mogelijk in het nieuwe jaar aan uw Kamer te zenden. Daarin zal ik ook ingaan op mogelijke aanpassingen van de Wvggz en Wzd en de planning daarvan.

  • Diverse maatregelen op het terrein van de wet BIG

    Op het gebied van de Wet BIG zet ik verschillende stappen om de ervaren administratieve lasten te reduceren.

    • In de brief «Bevindingen verkenning toekomstbestendigheid Wet BIG» van 29 april jl. schetste de Minister van VWS dat zijn uitgangspunt is dat de risico’s die gepaard gaan met de beroepsbeoefening de noodzaak voor regulering bepalen: bij minder risico, minder noodzaak en dus minder vergaande of geen regulering.3 We moeten de uitoefening van de zorg vrij houden waar dit mogelijk is en alleen beperken waar dit voor de bescherming van de patiënt noodzakelijk is. Daarom wordt in het kader van de toekomstbestendigheid van de Wet BIG een commissie opgericht die zal adviseren over de aanpassing van onder meer de toelatingscriteria voor de opname van beroepen. In dezelfde brief schrijft de Minister van VWS dat hij van plan is meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden ten aanzien van opdrachtverlening, met name generieke/overkoepelende opdrachten. In de praktijk leiden misvattingen vaak tot het niet gebruiken van de mogelijkheden die de Wet BIG in dit kader reeds biedt.

      Planning: het oprichten van de commissie wordt dit najaar opgestart.

    • Per 17 maart 2020 is door de toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport de herregistratieplicht voor alle artikel 3-beroepsbeoefenaren opgeschort. De reden hiervoor was dat in de COVID-19-pandemie geen mensen in de zorgpraktijk konden worden gemist en daarbij was het onwenselijk zorgmedewerkers in de spaarzame vrije tijd die zij hadden te belasten met uitstelbare administratieve lasten. Deze opschorting geldt tot 1 januari 2023. Door de Taskforce is geadviseerd een dergelijke maatregel in tijden van crisis opnieuw in te zetten. Het kabinet onderschrijft nut en noodzaak van het advies van de Taskforce en zorgt er tijdig voor dat deze maatregel in tijden van crisis kan worden ingezet. De maatregel zal in de tussentijd worden uitgewerkt in nauwe samenspraak met de uitvoeringsorganisatie van het BIG-register, het CIBG.

      Planning: de Minister van VWS informeert uw Kamer na de zomer over de stand van zaken.

    • Tot slot is het met behoud van kwaliteit stroomlijnen en versnellen van de BIG-toelatingsprocedure voor buitenslands gediplomeerde zorgverleners in gang gezet. Naast inhoudelijke wijzigingen ziet deze aanpassing ook op begeleiding, informatievoorziening en cultuur. Dit moet ertoe leiden dat buitenslands gediplomeerde zorgverleners sneller kunnen worden ingezet in de Nederlandse gezondheidszorg. Hierover is uw Kamer op 25 februari jl. geïnformeerd.4

  • Inkopen en aanbesteden sociaal domein: contractstandaarden en model prestatiecodes jeugd

    • De inzet is om in de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning stevige stappen te zetten naar een eenvoudigere en minder administratief belastende uitvoeringspraktijk. Het Ketenbureau i-sociaal domein ontwikkelt daarom samen met gemeenten en aanbieders standaarden voor overeenkomsten en inkoopdocumenten. Deze kunnen landelijk uniform toegepast worden bij inkoop van jeugdhulp via (Europese) aanbestedingstrajecten en open house. Contractstandaarden verminderen administratieve lasten bij aanbieders door het wegnemen van verschillen in administratieve vereisten tussen gemeenten.

    • Daarnaast heeft de Staatssecretaris van VWS in de jeugdzorg met gemeenten en aanbieders een Model Prestatiecodes Jeugd (MPJ) ontwikkeld. Het MPJ is bedoeld voor toepassing in contracten met een inspanningsgerichte bekostiging (ongeveer 60% van de contracten). Het MPJ standaardiseert landelijk het huidige grote aantal productcodes (ongeveer 3800) in een klein aantal prestatiecodes (ongeveer 25). Op dit moment wordt het model onderzocht op effecten in de praktijk. De inzet blijft het aantal productcodes stevig te verminderen en dit ook vast te leggen in een ministeriële regeling.

    • Planning: uw Kamer wordt op de gehouden via de reguliere voortgangsbrieven Jeugd. De eerstvolgende brief wordt dit najaar verstuurd.

Tot slot

Zoals aangegeven kennen bovenstaande trajecten elk hun eigen planning. Uw Kamer zal dan ook op verschillende momenten over de voortgang worden geïnformeerd. Over het geheel van de inspanningen om de ervaren regeldruk in de zorg te verminderen informeer ik u jaarlijks voor de zomer in de voortgangsrapportage [Ont]Regel de Zorg. Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat voorgaande opsomming beslist niet limitatief is. Ik ben en blijf continu op zoek naar mogelijkheden om administratieve lasten als gevolg van wetten en regels van VWS te verminderen. Daarbij reken ik op de steun van uw Kamer om gedurende het wetgevingsproces oog voor dit aspect te hebben.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken 29 515, nr. 480.

X Noot
2

Het eerste evaluatierapport over de Wvggz en de Wzd is op 16 december 2021 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstukken 25 424 en 35 370, nr. 598) en de vragen van het Schriftelijk Overleg zijn op 22 maart 2022 beantwoord (Kamerstukken 25 424 en 35 370, nr. 605).

X Noot
3

Dit in reactie op het advies van de onderzoekers van Ecorys om terughoudend om te gaan met het opnemen van beroepsgroepen in artikel 3 Wet BIG, omdat er ook zonder opname in dit artikel al heel veel kan en mag, en de nadruk bij de beoordeling hiervan te leggen op de noodzakelijkheid van wettelijke regulering.

X Noot
4

Kamerstuk 29 282, nr. 455.

Naar boven