29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

nr. 40
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2004

Hierbij bieden wij u een hoofdrapport met twee deelstudies1 aan naar de economische gevolgen en administratieve lasten voor het bedrijfsleven in Nederland van het voorstel van de Europese Commissie voor nieuwe wetgeving voor chemische stoffen binnen de Europese Unie: de zogenoemde «REACH»-verordening. De onderzoeken zijn verricht door twee onderzoeksteams van KPMG en TNO, respectievelijk van SIRA Consulting.

In bijgaande reactie geven we per aanbeveling aan welke conclusies het Kabinet verbindt aan de resultaten van deze studies en op welke wijze Nederland deze inzichten benut bij de onderhandelingen in Brussel over de uiteindelijke nieuwe EU verordening.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

BIJLAGE 1

Reactie op onderzoeken van KPMG/TNO en SIRA-Consulting naar de economische gevolgen en administratieve lasten van REACH voor het bedrijfleven in Nederland

1. Conclusies naar aanleiding van het onderzoek

Het onderzoek heeft geleid tot meer inzicht in de economische gevolgen van REACH voor het bedrijfsleven in Nederland. Zo heeft het onderzoek een duidelijk beeld gegeven van de directe effecten voor het bedrijfsleven in Nederland. Niet alleen is duidelijk geworden hoe hoog de extra kosten, en op termijn de baten, zullen zijn, maar ook waar de extra kosten door worden veroorzaakt en welke sectoren het meest hiermee te maken zullen krijgen. Hoewel de indirecte kosten en baten niet cijfermatig konden worden onderbouwd is ook duidelijk geworden dat tegenover kosten van de uitvoering van REACH ook baten staan.

Voorts valt te verwachten dat REACH uiteindelijk zal leiden tot meer innovatie op het gebied van stoffen en producten, tot een economisch gelijk speelveld («level playing field») voor het bedrijfsleven binnen de EU ten aanzien van chemische stoffen en tot een verbetering van de reputatie van met name de sector chemie. Naast de kosten en baten van REACH voor het bedrijfsleven moet het REACH voorstel ook beoordeeld worden in het licht van de maatschappelijke kosten en baten.

2. Follow-up studie

• Wij zullen de resultaten van dit onderzoek betrekken bij de onderhandelingen in de Europese Unie om waar mogelijk verdere verbetering van het REACH-voorstel te bereiken. Daarbij zal aangesloten worden bij de verbetervoorstellen die Nederland al gedaan heeft ten aanzien van REACH.

• Wij zullen ons ook, zoals al aangegeven in de nota «Nederlands stoffenbeleid in internationaal perspectief»1 van 4 mei 2004, sterk maken voor het zodanig adequaat inrichten van het Europese systeem van stoffenregelgeving dat zowel bedrijfsleven als overheid de regelgeving op een kosteneffectieve wijze kunnen uitvoeren. Speciale aandacht zal worden gegeven aan het streven om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te verminderen.

• Tevens zal nagegaan worden of een aantal door de onderzoekers voorgestelde activiteiten kunnen plaatsvinden in het kader van het convenant stoffen (versterking kennisinfrastructuur in productketens, branches en bedrijven). Dit convenant is begin dit jaar tot stand gebracht tussen de overheid, VNO-NCW en een aantal branches uit het bedrijfsleven. Onderdeel van het convenant is onder andere het verbeteren van de communicatie over eigenschappen en risico's van stoffen in de productieketens. Goede communicatie in de keten is van groot belang. Uit het onderzoek blijkt dat de grootste kostenpost in het stoffenbeleid samenhangt met deze communicatie. De overheid zal samen met de huidige en hopelijk toekomstige convenantpartners bezien hoe deze communicatie zo (kosten-)effectief mogelijk kan geschieden.

• Voorts zal in het bijzonder voor het MKB gerichte voorlichting worden opgezet over REACH en over de verplichtingen die REACH met zich brengt voor het bedrijfsleven.

3. Onderzoeksopzet

Een team van KPMG en TNO heeft een studie verricht naar de economische gevolgen van REACH voor het bedrijfsleven in Nederland. Daarnaast hebben onderzoekers van SIRA Consulting een inventarisatie gemaakt van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven die het gevolg zijn van de implementatie van het REACH-voorstel. De rapporten van beide studies vormen de deelrapporten van bijgaand hoofdrapport. Het hoofdrapport is een synthese van de bevindingen van beide onderzoeksteams en van beide deelrapporten. Een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de Stichting Natuur en Milieu, VROM en EZ, heeft het tot stand komen van de studies begeleid. Deze commissie stond onder leiding van drs. F. J. M. Tummers, voormalig directievoorzitter van Unilever Nederland NV.

4. Resultaten van het onderzoek

De inspanningen van de onderzoekers, met steun van het betreffende bedrijfsleven, heeft een duidelijk beeld opgeleverd van de kosten/administratieve lasten die voortvloeien uit de verplichtingen van REACH voor het bedrijfsleven in Nederland. Deze zogeheten directe gevolgen (directe kosten en baten) van REACH zijn goed te berekenen.

Het bleek echter niet mogelijk te zijn om de indirecte gevolgen (kosten en baten) kwantitatief onderbouwd in kaart te brengen. Dat heeft te maken met de op dit moment niet te voorspellen gedragseffecten van bedrijven als reactie op de REACH-verplichtingen. Overwogen is de indirecte kosten en baten te taxeren via het uitvoeren van een scenarioanalyse. Daarvan is afgezien omdat de uitkomsten van een dergelijke analyse sterk bepaald worden door de gehanteerde aannames. Aangezien de ervaring leert dat daarover vervolgens veel discussie ontstaat en dergelijke analyses toch ook een grote mate van schijnzekerheid bevatten is besloten deze route niet te bewandelen. Dit betekent dat op dit moment geen totaal inzicht bestaat in het geheel van kosten en baten, waarmee het bedrijfsleven te maken krijgt bij de implementatie van REACH. Wel hebben de onderzoekers enkele duidelijke, kwalitatieve conclusies getrokken over de indirecte kosten en baten.

a. directe kosten en baten van de invoering van REACH

Het bedrijfsleven in Nederland (producenten en importeurs van stoffen en gebruikers) wordt in de eerste 11 jaar na de inwerkingtreding van REACH geconfronteerd met extra kosten van € 508 miljoen (jaarlijks 46 miljoen euro) ten opzichte van de huidige situatie, waarbij er al sprake is van een EU-stoffenregelgeving. Dit betekent een stijging van circa 30% bij de invoering van REACH. Na deze periode van 11 jaar zal de uitvoering van REACH het bedrijfsleven jaarlijks een besparing van 1,3 miljoen euro opleveren ten opzichte van de huidige situatie en van jaarlijks € 47,5 miljoen (25%) ten opzichte van de infaseringsperiode.

Daarnaast wordt verwacht dat het totale bedrijfsleven maximaal een bedrag van € 250 miljoen eenmalig zal moeten investeren om zich te informeren over REACH en om in te spelen op de nieuwe regels. Door gerichte voorlichting, o.a. door de overheid, kan dit bedrag echter aanzienlijk lager uitvallen.

De totale directe meerkosten tijdens de invoeringsperiode van REACH (11 jaar) bedragen dus maximaal € 758 miljoen (11 x € 46 miljoen + € 250 miljoen). Ter vergelijking: op jaarbasis is dit circa 0,2% (€ 758 miljoen gedeeld door 11 jaar) van de jaarlijkse omzet van de chemie in Nederland (in 2002 circa € 34 280 miljoen). Evenwel vergeleken met de jaarlijkse winstmarges van het bedrijfsleven in Nederland vormen de extra kosten een aanzienlijke hoger percentage. Hierbij dient wel bedacht te worden dat de genoemde meerkosten breder dan in de chemie neerslaan.

De meerkosten voor producenten en importeurs van stoffen leiden voor bestaande stoffen tot stijgingen in de kostprijs. De verhoging neemt af van gemiddeld 6,3% voor stoffen die in beperkte hoeveelheden worden afgezet (categorie 1–10 ton per jaar) tot gemiddeld 0,5% voor stoffen die in grote hoeveelheden worden afgezet (categorie van meer dan 1000 ton). Daarbij is van belang om te beseffen dat voor individuele bedrijven niet zozeer de meerkosten van belang zijn maar de meerkosten van REACH in vergelijking met de marge of de prijs van een stof of artikel. Hoe lager de winstmarge is, des te groter de kans dat een individueel bedrijf een stof niet meer op de markt zal brengen. Dit zal in het bijzonder spelen bij de categorie stoffen die in kleinere hoeveelheden op de markt worden gebracht. Overigens produceert de Nederlandse chemie weinig stoffen in deze lagere volumecategorie.

b. indirecte kosten en baten van de invoering van REACH

De onderzoekers constateren dat niet te voorspellen is hoe producenten en importeurs van stoffen zullen reageren op de nieuwe verordening en hoe dit gedrag doorwerkt op de gebruikers van stoffen (de «downstream user») en welke effecten dit voor hun productieproces zal hebben. T.a.v. de indirecte gevolgen trekken de onderzoekers een aantal kwalitatieve conclusies. Zo verwacht men een verlies aan omzet door het wegvallen van stoffen (m.n. stoffen die te gevaarlijk zijn of niet meer rendabel te produceren zijn) en een verslechterde concurrentiepositie op markten buiten Europa in specifieke segmenten van de verwerkende industrie. Daartegenover verwachten de onderzoekers een verbetering van de concurrentiepositie voor producenten in Nederland binnen Europa, minder drempels voor innovatie, alsook vermindering van risico's op de werkplek en op werkgerelateerde ziektes. Voorts wordt geconstateerd dat in het bijzonder MKB-bedrijven met de effecten van REACH te maken zullen krijgen. Nederland streeft er naar de kosten van REACH voor het MKB-bedrijfsleven zo veel mogelijk te beperken.

c. overige effecten van de invoering van REACH

De onderzoekers komen tot de conclusie dat het netto effect van REACH op innovatie onzeker is, maar dat het op lange termijn positief lijkt. Over de gevolgen voor de werkgelegenheid in Nederland worden geen uitspraken gedaan vanwege het ontbreken van inzicht in de indirecte gevolgen van REACH. Tevens bevat het rapport conclusies over de gevolgen voor de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in Nederland, evenals enkele kanttekeningen betreffende de relatie met het mededingingsbeleid.

Verwacht wordt dat de sector chemie in Nederland haar concurrentiepositie binnen de EU kan versterken, omdat Nederland nu al een relatief strenge regelgeving heeft ten opzichte van andere lidstaten, waardoor de meerkosten in Nederland beperkt zijn.

Op markten buiten de EU verwachten de onderzoekers, zullen bedrijven die vanuit de EU stoffen of producten exporteren te maken krijgen met sterkere concurrentie met bedrijven uit landen, die niet aan vergelijkbare verplichtingen behoeven te voldoen, zoals die door REACH worden vereist.

De onderzoekers geven voorts aan dat de REACH regelgeving op enkele punten raakt aan het mededingingsbeleid. Daarbij denken zij bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van gecoördineerde gedragingen van bedrijven bij de doorberekening van kosten en de mogelijkheid van een verdere machtsconcentratie van enkele bedrijven op de markt. Het is zaak om dergelijke ongewenste zaken, die strijdig zijn met de EU-mededingingsregels, te voorkomen.

De kosten en baten voor de samenleving (o.a. gezondheidswinst en bescherming van het milieu) vormden geen onderdeel van de onderhavige studies. De REACH-verordening is echter door de Commissie opgesteld juist met het oogmerk om o.a. gezondheid van mens en milieu beter te beschermen. Daarvan mogen per saldo meer maatschappelijke baten worden verwacht.

5. Workshop EU inzake REACH Impact Studies

Van 25–27 oktober zal in het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de EU een bijeenkomst worden georganiseerd in Den Haag. Het doel van de bijeenkomst is om de bevindingen van de Europese Commissie en de lidstaten te inventariseren voor wat betreft de kosten en baten van de invoering van REACH. Het betreft dan effecten van REACH voor het bedrijfsleven en de samenleving als geheel. Ook zullen dergelijke studies uitgevoerd in opdracht van het bedrijfsleven en NGO's een plek op de workshop krijgen. Vanzelfsprekend zullen ook de resultaten van de Nederlandse studies worden ingebracht. De conclusies van deze workshop zullen worden voorgelegd aan de EU-raadswerkgroep Stoffen, die het Commissievoorstel voor REACH bespreekt. In die groep wordt bezien op welke onderdelen REACH kan worden verbeterd en negatieve gevolgen van REACH voor het bedrijfsleven kunnen worden beperkt. De voorstellen van de groep worden vervolgens voorgelegd aan de Raad voor het Concurrentievermogen en de Milieuraad. Tevens zullen de conclusies van de workshop ter kennis worden gebracht van het Europese Parlement.

Uiteraard zal de Tweede Kamer ook over deze conclusies worden geïnformeerd.

6. Reactie op de aanbevelingen van de onderzoekers ( hoofdstuk 7 van het hoofdrapport)

De onderzoekers komen in hoofdstuk 7 van het hoofdrapport tot een aantal slotopmerkingen die gelezen kunnen worden als aanbevelingen. In het navolgende worden de aanbevelingen aangehaald en wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze aanbevelingen zullen worden opgepakt. Alle aanbevelingen worden overgenomen. Ze leiden tot acties in Nederland, dan wel tot het gevolg geven ervan tijdens de besprekingen over REACH in de EU-Raad in Brussel.

A. Op dit moment bestaat nog veel onzekerheid over de gevolgen van REACH en dan met name over de indirecte effecten. De reden hiervoor is dat producenten en importeurs nog niet weten welke keuzes ten aanzien van hun stoffen zullen worden gemaakt en welke herordening zich in de markt zal voltrekken. Om een beter inzicht te krijgen in de gevolgen van de invoering van REACH kan een systeem van monitoring worden opgezet. Hierdoor wordt tijdens de infasering inzicht verkregen in de keuzes van de verschillende partijen en kunnen tijdig knelpunten worden gesignaleerd.

Reactie: Positief. Het voornemen is om met het bedrijfsleven tijdig voor de invoering van REACH een monitoring systeem in te stellen om goed zicht te krijgen op de feitelijke gevolgen van REACH voor het bedrijfsleven nadat de verordening in werking is getreden. Deze optie zal ook worden besproken met de EU-collega's. Het lijkt immers wenselijk om een dergelijk systeem EU-breed te laten functioneren. De inzichten die worden verkregen via deze monitoring kunnen een rol spelen bij de voorziene evaluatie 6 jaar na de invoering van REACH.

Daarbij dient voorts te worden opgemerkt dat de Commissie samen met het EU bedrijfsleven zogeheten RIP-projecten (REACH Implementation Projects) opzet, zoals SPORT (Strategic Partnership on REACH Testing) waarvan de resultaten medio volgende jaar beschikbaar zijn. Hierin worden nu al de REACHverplichtingen, via «pilot» projecten, in de praktijk getoetst. De resultaten daarvan kunnen bijdragen aan de optimalisatie van het REACH-voorstel nog tijdens de onderhandelingsfase. Nederland participeert in 3 van de 10 projecten die door de Europese Commissie en het bedrijfsleven zijn opgezet.

B. Het kennisnemen van REACH en de wijze waarop uitvoering aan de regelgeving moet worden gegeven, zal leiden tot een grote (eenmalige) last. Het verdient daarom aanbeveling voor het invoeren van de regelgeving veel aandacht te besteden aan communicatie richting het bedrijfsleven.

Reactie: Positief. Het bedrag van maximaal € 250 miljoen, die het bedrijfsleven eenmalig zou moeten uitgeven om zich te oriënteren op REACH en zich voor te bereiden op deze nieuwe regelgeving is zodanig groot dat de overheid voornemens is om samen met het bedrijfsleven (VNO/NCW, MKB-NL en VNCI) al in de periode waarin de onderhandelingen over REACH nog plaatsvinden (2005–2007) een informatiecampagne te organiseren om het Nederlandse bedrijfsleven nader over REACH en de daarbijbehorende verplichtingen te informeren. Deze campagne zal in het bijzonder gericht zijn op het midden- en kleinbedrijf. Daarbij zal zoveel als mogelijk is worden aangesloten bij het convenant stoffen zoals dat dit jaar is afgesloten.

C. De verdeling van de meerkosten van REACH is scheef. De relatief hoogste meerkosten liggen bij stoffen met lage volumes en lage prijzen. De meerkosten bestaan bij de lage volumes voor het grootste deel uit registratiekosten. Het verdient daarom aanbeveling om te onderzoeken of in de registratie van tonnages van 1–10 efficiencywinsten zijn te behalen.

Reactie: Positief. Om de kosten van (pre-)registratie van stoffen zo laag mogelijk te houden wordt in EU-kader gewerkt aan het zoveel mogelijk digitaal beschikbaar stellen van gegevens. Nederland steunt deze activiteiten.

D. Testkosten vormen in absolute zin een belangrijke kostenpost voor de bedrijven. Het gaat hierbij voornamelijk om stoffen in de volumes boven de 10 ton. Het gebruik van alternatieve testmethoden kan leiden tot een substantiële besparing van deze testkosten. Veel van deze methoden zijn nog in ontwikkeling en moeten nog gevalideerd worden door de overheden. Een versnelling van deze ontwikkeling en validatie van alternatieve testmethoden kan belangrijke kostenvoordelen hebben voor het bedrijfsleven.

Reactie: Positief. Nederland steunt inspanningen gericht op versnelde ontwikkeling en acceptatie van alternatieve testmethoden, zeker wanneer die leiden tot vergelijkbare inzichten tegen lagere kosten. In het bijzonder wordt gewerkt aan de ontwikkeling van testmethoden die in plaats van proeven op dieren kunnen worden gebruikt.

E. REACH kan leiden tot onbedoelde effecten, zoals het verdwijnen van stoffen van de markt, terwijl dat vanuit milieu en/of gezondheidseffecten niet nodig is. Deze effecten zullen specifieke sectoren treffen. Het zoeken van manieren om de lasten van testen en registreren te verlichten voor deze sectoren heeft meerwaarde.

Reactie: Positief. Het onderzoeksrapport geeft aan dat er sprake zal zijn van een herschikking van de markt naar een nieuw optimum, met als gevolg de volgende alternatieve acties: (a) samenwerking met klanten i.v.m. onderzoek naar alternatieven voor bepaalde stoffen of medefinanciering van registratiekosten; (b) concentratie van productie/import van stoffen tot enkele bedrijven die zich in deze stoffen zullen specialiseren; (c) in laatste instantie verdwijnen van deze stoffen van de markt. Het zoeken naar manieren om lasten te beperken is onderdeel van het Nederlands standpunt ten aanzien van REACH (zie daartoe ook de reactie onder C. en D.) in het bijzonder wanneer het kosten betreft die onevenredig neerslaan in bepaalde sectoren.

F. Hoewel de criteria voor autorisatie op zich helder zijn verwoord in de regelgeving, wordt aanbevolen de interpretatie ervan zo spoedig mogelijk in detail uit te werken. Hierdoor kunnen bedrijven tijdig hun beleid hierop afstemmen. Dit kan onnodige inspanningen van het bedrijfsleven voorkomen, en daarmee zorgen voor de beschikbaarheid op de markt van een zo breed mogelijk stoffenpakket.

Reactie: Positief. Nederland zal zich inzetten om in EU-kader de noodzakelijk geachte verduidelijkingen tijdig te formuleren zodat het bedrijfsleven daar adequaat op kan inspelen.

G. REACH raakt op enkele punten het mededingingsbeleid van de EU:

– REACH gaat uit van vrijwillige consortiumvorming. In de praktijk kan dit leiden tot mededingingsbeperkend gedrag als partijen bewust of onbewust worden uitgesloten of tegen strenge voorwaarden tot een consortium worden toegelaten.

– REACH brengt een proces van ketencommunicatie op gang. Dit proces is essentieel om te komen tot economisch optimale oplossingen rond het rationaliseren van stoffen. Verticale samenwerking valt deels onder het mededingingsbeleid.

Vanuit mededingingsoogpunt kan horizontale en verticale coördinatie tot ongewenste situaties leiden. Een leidraad voor bedrijven over de toegestane vormen van onderlinge samenwerking verdient aanbeveling. Verplichte consortiumvorming leidt tot beperkte kostenbesparingen, omdat een groot deel van de testen ook binnen het huidige REACH-voorstel niet meervoudig uitgevoerd mogen worden.

Reactie: Mee eens. Het onderwerp consortiavorming en het onderwerp verplicht delen van gegevens is momenteel onderwerp van bespreking in de EU ad-hoc werkgroep REACH. Dit mede in het licht van het voorstel van het Verenigd Koninkrijk en Hongarije over het systeem van één-stof-één-registratie (one-substance-one-registration -OSOR-). De door de onderzoekers gemaakte opmerkingen zullen daar worden meegenomen.

H. De REACH regelgeving geeft op onderdelen ruimte voor interpretatie. Hierdoor kunnen onbedoeld de administratieve lasten toenemen. Het is daarom belangrijk dat duidelijke aanwijzingen worden gegeven over hoe met de regelgeving dient te worden omgegaan en de administratie lasten kunnen worden beperkt. De huidige RIP's (REACH Implementation Projects) van de EU bieden hier goede aanknopingspunten voor.

Reactie: Positief. Nederland ondersteunt en neemt waar mogelijk deel aan de projecten die de Europese Commissie is gestart om de implementatie van REACH door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.

I. De registratie van stoffen voor REACH dient plaats te vinden bij het Europees Chemicaliën Agentschap. Hiervoor dienen een registratieformulier en onderzoeksgegevens te worden aangeleverd. Om de administratieve lasten te beperken wordt aanbevolen om strak vast te houden aan de aanbeveling van de Europese Commissie om de uitwisseling van gegevens zoveel mogelijk elektronisch te laten plaatsvinden. Daarnaast is het van belang na te gaan op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van (1) eenmalige gegevensverstrekking of (2) vooraf ingevulde formulieren (op basis van beschikbare of eenmalig aangeleverde gegevens).

Reactie: Mee eens. Aanbeveling past binnen het al verwoorde streven van Nederland om het REACH systeem kosteneffectief in te richten. (Zie ook C.)

J. Een groot deel van de administratieve lasten wordt veroorzaakt door verplichtingen die betrekking hebben op veiligheidsinformatiebladen. Het verdient de aanbeveling om – in het kader van de nieuwe regelgeving van REACH – na te gaan in hoeverre het hieraan ten grondslag liggende besluit kan worden gewijzigd. Een mogelijke oplossingsrichting is het centraal beschikbaar stellen van VIB's zodat afnemers zelfstandig deze informatie kunnen ophalen. In de Nederlandse Verfbranche wordt al conform een dergelijk systeem gewerkt. De verplichting tot het overleggen van het VIB kan dan wellicht komen te vervallen.

Reactie: Mogelijkheden worden onderzocht. Beide onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat het grootste deel van de kosten voor het bedrijfsleven samenhangt met het opstellen en meezenden van de zogenaamde Veiligheids Informatie Bladen (VIB's). REACH voegt slechts in zeer beperkte mate iets toe aan de kosten die nu al worden gemaakt onder de huidige regelgeving. Zowel de huidige wetgeving als REACH maakt elektronische verspreiding van VIB's mogelijk. Aan de verplichting tot het overleggen van het VIB kan nu al invulling gegeven worden met behulp van ICT-inzet. De ministeries van EZ, SZW en VROM zullen samen met VNO/NCW en MKB-Nederland nagaan in hoeverre ervaringen uit bijvoorbeeld de verfbranche verbreed kunnen worden naar het hele Nederlandse bedrijfsleven. Bijvoorkeur zal dit geschieden in het kader van het convenant stoffen (versterking kennisinfrastructuur in productketens, branches en bedrijven) dat begin dit jaar is gesloten tussen overheid, VNO-NCW en de deelnemende branches.

K. In de REACH regelgeving kan artikel 6.2 zeer ruim worden geïnterpreteerd. Concreet kan dit artikel er toe leiden dat alle op de markt gebrachte producten eerst moeten worden geanalyseerd om na te gaan of hierin niet-geregistreerde stoffen aanwezig zijn. Indien deze aanwezig zijn, dient te worden nagegaan of deze ook kunnen vrijkomen. Een dergelijke verplichting is – met name voor MKB-ondernemers – moeilijk uitvoerbaar en kostbaar. Het verdient daarom de aanbeveling om na te gaan in hoeverre de reikwijdte van dit artikel kan worden afgebakend.

Reactie: Positief. Nederland heeft recent in Brussel een voorstel ingediend om te komen tot een nadere afbakening van artikel 6.2 van REACH en om de werkbaarheid van dit artikel voor het bedrijfsleven te vergroten.

L. REACH is er op gericht om meer gegevens over stoffen beschikbaar en uitwisselbaar te krijgen. In de huidige situatie is voornamelijk sprake van een informatiestroom van de producent en importeur naar de downstream user en de eindgebruiker («top-down»). REACH is echter ook gericht op de informatie-uitwisseling vanuit de eindgebruiker («bottum-up»). Het faciliteren van communicatie in de keten in beide richtingen is daarom belangrijk en zou als een van de rollen van de overheid kunnen worden opgepakt.

Reactie: Positief. De communicatie in de productieketen is van essentieel belang. Dit is ook expliciet vast gelegd in de kabinetsnota «Nederlands stoffenbeleid in internationaal perspectief, het eindproduct van het programma «Strategie Omgaan met Stoffen» (SOMS). Dit programma heeft geresulteerd in het tot stand brengen van een convenant tussen de overheid en VNO-NCW en een aantal bedrijfsbrancheorganisaties om invulling te geven aan deze communicatie. De aanbevelingen van de onderzoekers bevestigen de noodzaak van een dergelijke communicatie. Er zal dan ook met het bedrijfsleven nader worden onderzocht of de beoogde verbetering van de ketencommunicatie vorm gegeven kan worden door middel van de beoogde activiteiten die in het kader van het convenant zullen plaatsvinden.

Den Haag, 14 oktober 2004


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

TK 2003–2004, 27 646, nr. 13.

Naar boven