29 515 Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

Nr. 337 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2012

Hierbij beantwoord ik de vragen van de vaste commissie Infrastructuur en Milieu inzake mijn brief van 9 maart 2012 (Kamerstuk 32 813, nr. 17) over de uitvoering motie Leegte c.s. (32 813, nr. 4) over de zogenaamde tweede generatie biobrandstoffen en motie Van der Werf c.s. (32 813, nr. 10) over pilotprojecten (zie Kamerstuk 32 813, nr. 18).

Aan het einde van de brief zal ik tevens invulling geven aan mijn toezegging uit het Algemeen Overleg over de Milieuraad van 9 maart 2012 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 420) om de administratieve lasten die wij voor biobrandstoffen opleggen in beeld te brengen.

Mondelinge toezegging aan Van Veldhoven (D66)

Tijdens het Algemeen Overleg over de Milieuraad op 9 maart jl. heb ik toegezegd dat ik schriftelijk zal reageren op het verzoek van mevrouw Van Veldhoven om de administratieve lasten die wij voor biobrandstoffen opleggen in beeld te brengen. Op grond van ervaringen met de huidige biobrandstoffen verplichting schat de motorbrandstoffenbranche deze lasten op ongeveer 2 tot 4 cent per tank brandstof aan de pomp. Het gaat daarbij om de extra menskracht, certificeringskosten en audits die voor de VNPI-leden wordt ingeschat op in totaal € 2 miljoen per jaar en ongeveer dezelfde kostenpost voor de brandstofleveranciers, de zogenaamde uitslaande partijen. Deze kosten zijn vervolgens gedeeld door de afzet aan de pomp van circa 10 à 15 miljard liter.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven