29 478 Regionale Benadering Westelijke Balkan

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2012

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (hierna: IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in oktober 2011 een onderzoek afgerond naar de Nederlandse inzet op de Westelijke Balkan in de periode 2004–2008. Met deze brief sturen wij u het rapport en geven wij een beleidsreactie op de bevindingen in dit rapport.1

Achtergrond

De notitie Regionale Benadering Westelijke Balkan (11 maart 2004) van de toenmalige ministers van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking en van Defensie lag ten grondslag aan de Nederlandse inzet op de Westelijke Balkan in 2004–2008. Nederland heeft in die periode circa EUR 335 miljoen aan ontwikkelingsgeld ingezet in de landen van de Westelijke Balkan, onder meer via een regionaal ontwikkelingsprogramma. Ook onderhield Nederland met deze landen een politieke dialoog, waarbij het EU- en NAVO-toetredingsperspectief een belangrijk kader vormde. Ten slotte heeft Nederland de banden tussen bedrijven in Nederland en in de regio gestimuleerd en namen Nederlandse militairen en politiemensen deel aan verschillende missies van de NAVO en de EU in de regio.

Lessen voor het Balkan-beleid

Het IOB-rapport stelt dat de Nederlandse inzet op de Westelijke Balkan in de periode 2004–2008 in de beleidsvorming en in de uitvoering beter had gekund en formuleert een aantal algemene aandachtspunten die daarmee verband houden. Wij nemen deze aandachtspunten ter harte (zie: Lessen voor regionale benadering). Aangezien de Nederlandse inzet op de Westelijke Balkan inmiddels drastisch is veranderd, formuleert het IOB-rapport geen specifieke aandachtspunten voor deze regio.

De Nederlandse inzet op de Westelijke Balkan is sinds de periode van het IOB-rapport als volgt veranderd:

het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma is vrijwel geheel uitgefaseerd (met uitzondering van enkele instrumenten gericht op private sector ontwikkeling alsmede de Srebrenica-gelden);

de aanwezigheid van Nederlandse militairen in de regio is – mede door de verbeterde veiligheidssituatie – fors gedaald;

het accent van het beleid ligt meer dan voorheen op de EU-toenadering van de landen in de regio, met een nadrukkelijke focus op de rechtsstaat.

Met betrekking tot de door de IOB onderzochte periode (2004–2008) onderschrijven wij de bevinding in het rapport dat het aannemelijk is dat de Nederlandse inzet heeft bijgedragen aan de positieve ontwikkeling die de Westelijke Balkan heeft doorgemaakt. Het Nederlandse bilaterale beleid was daarbij complementair aan het beleid van de EU. Ook onderschrijven wij de constatering dat het Nederlandse «strict but fair»-beleid inzake EU-uitbreiding logisch aansloot bij de op transformatie gerichte doelstelling van het beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan. De bevinding van de IOB dat in de verhouding tussen de carrot en de stick in het Euro-Atlantische integratieproces de nadruk steeds meer kwam te liggen op de stick delen wij echter niet. De regering is van mening dat strikte handhaving van de criteria voor EU-uitbreiding («strict») in het belang is van zowel de EU als de toetredingslanden. De arrestatie en overdracht van Mladic en Hadzic in het afgelopen jaar zijn in die context een belangrijke positieve stap geweest. Mede als gevolg daarvan zal de EU in februari 2012 een besluit nemen over het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat aan Servië (vooropgesteld dat het land een geloofwaardige inzet blijft tonen en verdere vooruitgang boekt in de dialoog met Kosovo). De royale pre-accessie steun (geen regio in de wereld ontvangt van de EU zoveel steun per capita), de deelname van de landen van de Westelijke Balkan aan communautaire programma’s als ERASMUS en de zeer voordelige eenzijdige handelspreferenties zijn voorbeelden van «fair» beleid waar Nederland zich altijd sterk voor heeft gemaakt.

Lessen voor regionale benadering

Het IOB-rapport bevat een aantal relevante aandachtspunten voor toekomstige bijdragen van ontwikkelingssamenwerking aan stabiliteit en veiligheid in andere delen van de wereld vanuit een regionaal en geïntegreerd perspectief. Wij nemen deze aandachtspunten ter harte. In het regeerakkoord is over het buitenland onder andere opgenomen dat het kabinet het noodzakelijk acht geïntegreerd beleid te voeren. In de praktijk betekent dit dat Nederland niet altijd zelf op alle onderdelen van het geïntegreerde beleid actief zal zijn, maar vooral in multilateraal verband zal pleiten voor voldoende samenhang tussen de verschillende activiteiten en voor uitvoering op basis van gezamenlijke strategieën.

In onze brief over regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking van 17 november 2011 (kamerstuk 32 605) hebben wij u reeds geïnformeerd over de randvoorwaarden voor een regionale aanpak die wij op basis van de in de Westelijke Balkan geleerde lessen hebben geformuleerd.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven