Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2015
Naar aanleiding van het dertigledendebat op 3 april 2014 over de bezuiniging op maagzuurremmers
is er door uw Kamer een motie aangenomen van de leden Kuzu en Voortman (Kamerstuk
29 477, nr. 283) nader gewijzigde motie ter vervanging van nr. 282). In de motie wordt de regering
verzocht de Tweede Kamer te berichten hoeveel mensen geen maagzuurremmer gebruiken,
terwijl ze wel een verhoogd risico hebben op maagbloedingen en of zij dat nalaten
om financiële redenen of omdat zij onvoldoende zijn geïnformeerd. Daarnaast wordt
de regering verzocht de Kamer te informeren wat de besparing is van de pakketmaatregel
om maagzuurremmers niet meer te vergoeden vanuit het basispakket en wat de kosten
zijn van zorg voor aandoeningen die ontstaan ten gevolge van het niet meer gebruiken
van maagzuurremmers.
Ter beantwoording van de vragen in deze motie heb ik TNS NIPO en het NIVEL verzocht
onderzoek uit te voeren ieder op hun terrein van expertise.
Uit deze onderzoeken is gebleken1 dat ondanks het uit pakket gaan van de maagzuurremmers, het gebruik van maagzuurremmers
is gestegen en het aantal maagbloedingen is gedaald.
De vrees dat er door de pakketmaatregel met betrekking tot maagzuurremmers meer maagbloedingen
zouden gaan optreden is ongegrond, zo blijkt uit het NIVEL- onderzoek. Uit het onderzoek
blijkt juist dat er al sinds 2010 een afname is in het aantal maagbloedingen, welke
daling zich na de introductie van de pakketmaatregel voortzet in 2013. Van 5.808 in
2010 naar 4.118 in 2013. Derhalve zijn er dan ook geen extra zorgkosten gegenereerd
ten gevolge van het niet gebruiken van maagzuurremmers, in antwoord op een andere
vraag uit de motie. Daarnaast levert de pakketmaatregel een besparing op van ongeveer
€ 25 miljoen per jaar doordat patiënten die de medicatie maar voor korte duur hoeven
te gebruiken deze niet meer vergoed krijgen. Patiënten die deze medicatie chronisch
(langer dan zes maanden) moeten gebruiken, krijgen deze overigens nog wel vergoed
vanuit het basispakket.
Van de patiënten die een maagzuurremmer voorgeschreven kregen, haalt tussen de 87
en 95 procent deze af bij de apotheek. Een (beperkte) groep patiënten die de maagzuurremmers
niet afhalen betreft vooral mensen met lage inkomens. Voor het niet afhalen van de
maagzuurremmers worden verschillende redenen aangevoerd. Van de patiënten die de maagzuurremmers
niet hebben opgehaald geeft een derde onder andere als reden dat het middel niet vergoed
wordt, 27 procent vond het niet nodig om het middel af te halen en 20 procent vond
de maagzuurremmers te duur. Indien financiële overwegingen een rol spelen om de maagzuurremmers
niet af te halen, gaat dit meestal hand in hand met het niet nodig vinden om deze
middelen te gebruiken.
Uit het onderzoek van TNS NIPO blijkt dat het kennisniveau weinig invloed heeft op
het al dan niet afhalen van de maagzuurremmers. Voor de beslissing om het middel al
dan niet af te halen maakt het niet uit van wie (arts/apotheker) men de informatie
over het belang daarvan krijgt.
Ik ben mij ervan bewust dat de motie van de leden Kuzu en Voortman onder meer is ingegeven
door de vrees dat er patiënten zijn die om financiële redenen afzien van noodzakelijke
zorg. Bij een beperkte groep van patiënten spelen financiële overwegingen inderdaad
een rol, zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven, gaat het daarbij echter meestal om
patiënten die ook van mening zijn dat zij deze middelen niet nodig hebben.
De pakketmaatregel heeft niet gezorgd voor een structurele daling in het gebruik van
maagzuurremmers door risicogroepen. Er is juist sprake van een stijgende trend in
het gebruik in de afgelopen jaren van 55 procent in 2010 naar 65 procent in 2013,
zo blijkt uit het onderzoek van het NIVEL en het aantal maagbloedingen is de afgelopen
jaren gedaald.
Gelet op de hiervoor vermelde onderzoeksresultaten van TNS NIPO en het NIVEL, in antwoord
op de vragen uit de motie Kuzu en Voortman, zie ik onvoldoende redenen om de pakketmaatregel
voor de vergoeding van maagzuurremmers te wijzigen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers