29 447 Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2012

Met mijn brief van 13 juli 2011 heb ik u het eindrapport «Kostentoerekening van Sanquin en de houdbaarheid van de voorziening in plasmageneesmiddelen» van onderzoeksbureau ConQuaestor toegezonden (Kamerstuk 29 447, nr. 13). Met deze brief stuur ik u mijn standpunt op bovengenoemd rapport.

Separaat ontvangt u het Ministerieel Plan Bloedvoorziening 2012–2014 (Kamerstuk 29 447, nr. 17) waarin het beleidskader omtrent de bloedvoorziening voor de komende periode is vastgelegd. Het standpunt en het ministerieel plan vormen de uitgangspunten voor de Nederlandse bloedvoorziening voor de komende periode.

Achtergrond

In 1998 is de Wet inzake bloedvoorziening (Wibv) in werking getreden en sindsdien is er één bloedvoorzieningsorganisatie. De Stichting Sanquin Bloedvoorziening (Sanquin) is op grond van de Wibv als zodanig door de minister van VWS aangewezen. In de Wibv zijn de kaders gesteld voor een doeltreffende en doelmatige bloedvoorziening. Uitgangspunten hierbij zijn dat gestreefd wordt naar landelijke zelfvoorziening met vrijwillig en om niet gegeven bloed.

Sanquin is een zogenaamde hybride organisatie die organisatorisch bestaat uit een publieke en een private tak. De publieke tak van Sanquin bestaat uit de divisie Bloedbank, die verantwoordelijk is voor de inzameling van bloed en plasma, de bereiding van de zogenaamde kort houdbare bloed- en tussenproducten en de levering daarvan aan respectievelijk de ziekenhuizen en aan de divisie Plasmaproducten van Sanquin. De private tak van Sanquin bestaat uit de divisies Plasmaproducten, Diagnostiek en Research en twee Business Units. De divisie Plasmaproducten produceert plasmageneesmiddelen en verkoopt deze op een open markt in concurrentie met commerciële bedrijven. De interne levering van plasma bevindt zich precies op het snijvlak van de publieke en de private tak van Sanquin. De hoogte van de prijs die de private tak aan de publieke tak betaalt voor het plasma (dit is de zogenaamde interne verrekenprijs van het plasma) is het kernpunt bij een beantwoording van de vraag of Sanquin op het gebied van concurrentie op juiste wijze omgaat met het hybride karakter van de organisatie en de inmenging vanuit de overheid.

Onderzoeksbureau Plexus heeft naar aanleiding van vragen over het standpunt van mijn ambtsvoorganger op de tweede evaluatie van de Wibv een internationale benchmark naar de prijzen van de kort houdbare bloedproducten en de prijzen van plasma uitgevoerd. Dit onderzoek is op 20 augustus 2009 afgerond. Uit het rapport kwam onder andere naar voren dat de publieke tak van Sanquin een verlies droeg ten gunste van de private tak van Sanquin op de verkoop van plasma aan de private divisie van Sanquin. Naar aanleiding hiervan is destijds besloten om de interne verrekenprijs van plasma te verhogen tot aan het gemiddelde niveau van de plasmaprijs in de benchmark uit het Plexusrapport. Tevens is besloten om meer in detail te kijken naar de financiële relatie tussen de publieke tak en de private tak van Sanquin. Onderzoeksbureau ConQuaestor heeft hiervoor destijds de opdracht gekregen.

Conclusies ConQuaestor

Het ConQuaestor-onderzoek betreft een complexe studie met als doel de kostenstructuur van Sanquin inzichtelijk te maken. Hierna volgen de belangrijkste bevindingen van ConQuaestor.

1. Negatieve marge

Met betrekking tot de geconstateerde negatieve marge uit het Plexus-onderzoek komt ConQuaestor tot de conclusie dat deze toe te rekenen is aan het verplichte gebruik van Nederlands, vrijwillig, om niet gedoneerd plasma. Dit plasma is anders dan Europees volbloedplasma dat op de markt verkrijgbaar is en commercieel gezien de meest logische keus zou zijn. Het gebruik van Nederlands plasma komt voort uit de wettelijke zelfvoorzieningstaak van Sanquin evenals de geprioriteerde levering van plasmageneesmiddelen in Nederland. ConQuaestor komt tot de conclusie dat er geen sprake is van kruissubsidie van de publieke tak naar de private tak van Sanquin maar van efficiencyverlies dat wordt veroorzaakt door publieke verplichtingen aan de private divisie.

2. Scheiding Markt en Overheid: Cohen-toets

Het doel van de Cohen-toets is het creëren van zo gelijk mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en rechtspersonen met een publieke taak als aanbieder van goederen of diensten aan derden enerzijds en private ondernemingen anderzijds. Volgens de vereisten van de Cohen-toets dienen in beginsel de totale integrale kosten aan het plasma te worden toegerekend. Uitzondering op dit beginsel is toegestaan indien de berekeningsmethodiek van de kostprijs arbitrair is. In die gevallen mag er gerekend worden met een marktprijs. ConQuaestor komt tot de conclusie dat op basis van de Cohen-norm het hanteren van de marktprijs voor de levering van plasma aan de private tak van Sanquin is toegestaan omdat de kostprijs van plasma moeilijk eenduidig te bepalen is. ConQuaestor is wel van mening dat de door Sanquin gehanteerde marktprijzen op basis van het Plexusrapport te laag zijn in vergelijk met vigerende marktprijzen.

3. Prijsverhogend effect producten met exploitatietekort

De Bloedbank levert een aantal producten waarvan de productiekosten hoger zijn dan de opbrengsten en die dus een exploitatietekort hebben. Omdat de Bloedbank alle kosten met de opbrengsten van alle producten in de begroting wel dekt, hebben de producten met een exploitatietekort een prijsverhogend effect op de producten die geen exploitatietekort kennen.

De volgende producten kennen volgens ConQuaestor op basis van een activity based costing kostprijsberekening een exploitatietekort:

  • Navelstrengbloedbank: € 0,9 miljoen

  • Botbank: € 0,3 miljoen

  • Afereseplasma: € 11,7 miljoen

  • Volbloedplasma: € 17,5 miljoen

4. Nutsfuncties Sanquin en kostentoerekening

Bij het bepalen van een level playing field zoals dat wordt beoogd met de Cohen-toets spelen de wettelijke taken en maatschappelijke verantwoordelijkheden die Sanquin heeft een belangrijke rol. Deze taken en verplichtingen belemmeren Sanquin in haar commerciële mogelijkheden, waardoor er in beginsel geen sprake zal zijn van een level playing field ten opzichte van commerciële partijen. ConQuaestor beschrijft de wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden van Sanquin en daar waar mogelijk, de kosten die daaruit voortkomen. Daarnaast geeft ConQuaestor een beschrijving van de kostentoerekening aan de eindproducten en de methode van prijsbepaling. Tevens pleit ConQuaestor ervoor om de systematiek van nacalculatie (t-2 systematiek) te wijzigen, omdat hierdoor slechts een deel van de ontstane winsten of verliezen wordt verrekend.

Standpunt

Mijn standpunt op het rapport heb ik bezien in het licht van de publieke taken en bijzondere nutsfuncties die Sanquin uitvoert. Daarnaast heb ik bij het innemen van het standpunt de houdbaarheid van de bloed- en plasmavoorziening op de langere termijn in acht genomen.

Aanpassing organisatorische structuur van Sanquin: vermogensscheiding publieke-private tak

Hoewel voor de handel in plasmageneesmiddelen het uitgangspunt geldt van vrij verkeer van goederen en diensten, is het beleid van het ministerie van VWS ten aanzien van bloed en bloedproducten, net als bij weefsels en solide organen, er altijd op gericht geweest een eigen (plasma)voorziening voor Nederland in stand te houden. In het verleden is bewust gekozen voor de hybride constructie van Sanquin. De uitgangspunten van deze keuze waren destijds: (financiële) zekerheid en continuïteit met betrekking tot de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen, kennisbehoud en een effectieve bedrijfsvoering door Sanquin (o.a. door het delen van R&D- en overheadkosten). Ook het feit dat de benodigde infrastructuur al aanwezig was, heeft een rol gespeeld bij de keuze voor het hybride karakter van Sanquin.

Omdat bovengenoemde uitgangspunten nog steeds gelden en uit het ConQuaestor-onderzoek blijkt dat het huidige systeem volgens ConQuaestor op lange termijn houdbaar is indien de private tak van Sanquin verdere schaalvergroting in acht neemt, zie ik geen redenen om veranderingen in de hybride structuur van Sanquin aan te brengen. Wel ben ik me ervan bewust dat de huidige constructie risico’s met zich meebrengt. Op dit moment vinden namelijk alle activiteiten van Sanquin plaats binnen de Stichting Sanquin Bloedvoorziening en is er geen juridische scheiding tussen de verschillende vermogensbestanddelen van Sanquin. Dit betekent dat het volledige vermogen van de stichting risicodragend is voor zowel de bloedbank als de private activiteiten. Administratief zijn de activa en passiva van de bloedbanken en de private activiteiten wel gescheiden en daarmee inzichtelijk.

Dat momenteel het volledige vermogen van de stichting risicodragend is voor zowel de bloedbank als de private activiteiten vind ik onwenselijk. Ik zal Sanquin daarom verzoeken maatregelen te nemen die ertoe leiden dat het eigen vermogen van de bloedbank niet risicodragend is voor de private activiteiten en andersom.

Cohen-toets

ConQuaestor heeft tijdens het onderzoek aandacht besteed aan de zogenaamde Cohen-toets, die kaders en gedragsregels geeft voor eerlijke concurrentie. De Cohen-toets heeft betrekking op alle organisaties die krachtens een overheidsbesluit een publieke taak uitvoeren en voor deze uitvoering een tijdelijke of permanente exclusieve of bijzondere positie hebben in termen van rechten op markttoegang of op financiële middelen. Sanquin valt binnen deze reikwijdte, omdat Sanquin organisatorisch bestaat uit een publieke tak, die zorgt voor de bloedvoorziening met betrekking tot de zogenaamde kort houdbare bloedproducten en een private tak, die uit plasma bereide geneesmiddelen produceert en verkoopt op een open markt in concurrentie met commerciële bedrijven. Doel van de Cohen-toets is het creëren van zo gelijk mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en rechtspersonen met een publieke taak als aanbieder van goederen of diensten aan derden enerzijds en private ondernemingen anderzijds.

Ik constateer dat iedere berekeningsmethodiek van een kostprijs voor plasma arbitrair is. Daarom zal de marktprijs bepalend zijn voor de hoogte van de vergoeding die de private divisie betaalt voor het geleverde plasma.

De op 24 maart 2011 gewijzigde Mededingingswet schrijft voor dat bij het vaststellen van de verrekenprijs voor producten die verplicht geleverd worden door een overheidsbedrijf aan een private organisatie de integrale kosten dienen te worden toegerekend. ConQuaestor stelt dat met de gewijzigde Mededingingswet, Sanquin voor de interne plasmaprijs de integrale kostprijs in rekening zou moeten brengen aan de private tak van Sanquin. Ik ben echter van mening dat de Mededingingswet niet van toepassing is voor Sanquin wat betreft de integrale kostprijsbepaling vanwege het feit dat Sanquin niet onder de definitie van een overheidsbedrijf valt. Het hanteren van een marktprijs voor de interne verrekenprijs van plasma is naar mijn mening ook geoorloofd onder de gewijzigde Mededingingswet.

ConQuaestor komt tot de conclusie dat de huidige interne verrekenprijs die gebaseerd is op het Plexus-onderzoek, te laag is. Voor het bepalen van de hoogte van de plasmaprijs heeft ConQuaestor onderzocht welke prijs Sanquin zou moeten betalen voor plasma indien Sanquin niet de beschikking zou hebben over Nederlands plasma en dus het plasma op de wereldmarkt zou moeten aankopen. Het goedkoopste plasma van de benodigde kwaliteit waar aantoonbaar handel in plaatsvindt betreft volgens ConQuaestor Europees volbloedplasma. Volgens ConQuaestor ligt de marktprijs voor dergelijk plasma tussen de € 80,– en € 90,– per eenheid. Een verrekenprijs van € 85,– voor het plasma dat de private tak van Sanquin geleverd krijgt van de publieke tak van Sanquin is volgens ConQuaestor de beste benadering van een commerciële situatie.

Sanquin is van mening dat niet de marktprijs maar de marktwaarde van Nederlands plasma als uitgangspunt dient te worden genomen.

Daarom stelt Sanquin voor de huidige verrekenprijs te handhaven die destijds is vastgesteld op basis van het Plexus-onderzoek als een compensatie voor een mogelijk lagere opbrengst, veroorzaakt door de geprioriteerde levering voor de Nederlandse markt.

Ik ben echter van mening dat een verrekenmethode op basis van marktprijs, in plaats van marktwaarde, leidt tot een meer toetsbare en dus transparantere interne verrekenprijs Ik wil mij daarom aansluiten bij de bevinding van ConQuaestor en € 85,– als uitgangspunt nemen voor de interne verrekenprijs van plasma.

Elders in dit standpunt ga ik in op de vraag of er compensatie voor de geprioriteerde levering op de Nederlandse markt tot stand moet komen.

Bij het bepalen van een level playing field zoals dat wordt beoogd met de Cohen-toets, moet rekening gehouden worden met de kosten als gevolg van de uitvoering van de eventuele wettelijke publieke taken en maatschappelijke verantwoordelijkheden die Sanquin heeft. Deze taken en verplichtingen belemmeren Sanquin immers in haar commerciële mogelijkheden, waardoor er in beginsel geen sprake kan zijn van een level playing field ten opzichte van commerciële partijen. ConQuaestor beschrijft de wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden van Sanquin en geeft daar waar mogelijk een inschatting van de kosten die daaruit voortkomen.

Gezien het feit dat de private tak van Sanquin ook publieke taken uitvoert, waardoor er in beginsel geen sprake kan zijn van een level playing field, vind ik het in principe redelijk dat Sanquin voor die activiteiten wordt gecompenseerd. De publieke taken betreffen volgens ConQuaestor het verplichte gebruik van Nederlands plasma, fabricage van (plasma)weesgeneesmiddelen, geprioriteerde levering van plasmageneesmiddelen in Nederland en publieke R&D-activiteiten.

ConQuaestor geeft aan dat zij wat betreft de geprioriteerde levering van plasmageneesmiddelen in Nederland geen indicatie kan geven van de daaraan verbonden kosten. Het is namelijk niet mogelijk om achteraf vast te stellen welke prijs elders had kunnen worden gekregen voor een in Nederland geleverd plasmageneesmiddel. Verifieerbare gegevens waaruit kan worden geconcludeerd of er bij Sanquin sprake is van een omzetverlies en de eventuele omvang van dit verlies zijn niet beschikbaar. Daarmee constateer ik dat Sanquin op dit moment niet voor compensatie van een omzetverlies in aanmerking kan komen.

Wat betreft de weesgeneesmiddelen geldt dat weesgeneesmiddelen ook door andere commerciële fabrikanten op de markt worden gebracht. Ze werden tot 31 december 2011 vergoed via de NZA-beleidsregel dure- en weesgeneesmiddelen. Met ingang van 1 januari 2012 vindt de bekostiging van weesgeneesmiddelen via DBC/-zorgproducten plaats. Omdat Sanquin geen nadeel ondervindt ten opzichte van andere weesgeneesmiddelfabrikanten vind ik het niet redelijk om Sanquin voor de productie van weesgeneesmiddelen te compenseren.

Wel wil ik Sanquin compenseren voor de kosten van de publieke R&D-activiteiten die door de private tak worden gedragen. Dit omdat de financiering van deze activiteiten door de private tak Sanquin benadeelt ten opzichte van commerciële partijen. Sanquin heeft aangegeven dat er in de jaren vanaf 2013 op grond van al aangegane verplichtingen tekorten zijn op de publieke R&D-activiteiten, naast de al in de bloedprijzen verwerkte bijdrage voor R&D.

De in de bloedprijzen verwerkte bijdrage loopt conform eerder gemaakte afspraken in 2013 op naar een bedrag van € 12,7 miljoen. Ik vind dat dit laatste (wel jaarlijks met ingang van 2013 te indexeren) bedrag het maximum is dat aan publieke R&D kan worden besteed. Omdat er op dit moment sprake is van een lopend onderzoeks-programma en frictiekosten bij het terugbrengen daarvan, ben ik wel bereid gedurende een overgangsperiode de boven het bedrag uitstijgende kosten te compenseren tot uiterlijk 2015. De compensatie wordt gevonden in de afbouw van de binnen het eigen vermogen bestaande bestemmingsreserve voor R&D.

Wel blijft het Sanquin toegestaan op eigen initiatief middelen die uit de private tak zijn verkregen te investeren in publieke doeleinden zoals R&D, mits dit de houdbaarheid van de plasmageneesmiddelenvoorziening niet in gevaar brengt. Hiervoor zal echter geen compensatie plaatsvinden, mede gezien de omstandigheid dat dit dan op eigen initiatief geschiedt en gezien het hiervoor geschetste kader.

Samenvattend vind ik dat de marktprijs voor plasma zoals ConQuaestor deze heeft vastgesteld meer recht doet aan een marktsituatie dan de marktprijs die voortkomt uit het onderzoek van Plexus en die momenteel wordt gehanteerd door Sanquin. De interne verrekenprijs van plasma stel ik daarom voor een periode van drie jaar vast op € 85,–.

Vanwege de discussie over de hoogte van de interne verrekenprijs van plasma wil ik toe naar een systeem waarbij de interne verrekenprijs op basis van marktprijzen periodiek wordt vastgesteld. De periodieke toetsing zal plaatsvinden door het iedere drie jaar onderzoeken van de marktprijs en de eventuele compensatie.

Eigen vermogen

Om discussies over de hoogte van het eigen vermogen van Sanquin te voorkomen is het van belang daarvoor een norm aan te geven. Deze norm wil ik gebruiken bij de jaarlijkse toetsing van de begroting van Sanquin. Het stellen van een norm betekent niet dat als het eigen vermogen daarvan afwijkt, er direct wordt afgeroomd of bijgestort. Hierbij zal de liquiditeitspositie jaarlijks worden meegewogen. Van eventueel externe financiering van investeringen zal ook pas sprake zijn als de financieringsbehoefte van Sanquin daartoe aanleiding geeft.

Bij het stellen van een norm heb ik gekeken naar de normen die het Waarborgfonds voor de Zorgsector hanteert. Het Fonds gaat uit van een percentage van 10–15% van de omzet. Gezien de steeds verdergaande marktwerking gaan er stemmen op om die norm op te trekken naar 25%.

Sanquin heeft kenmerken van een farmaceutisch bedrijf en is vanwege het werken met humaan materiaal kwetsbaar voor uitval van producten. Anderzijds heeft Sanquin een gegarandeerde kasstroom voor de vaste kosten. Een behoedzame norm van 25% van de omzet voor het eigen vermogen is daarom een goed uitgangspunt.

Het eigen vermogen van de Sanquin Bloedbank is op dit moment € 80 miljoen. Hiervan is € 12 miljoen belegd in een bestemmingsreserve Research, waarop ik elders in dit standpunt in ga. De overige € 68 miljoen vormt de algemene reserve.

Uitgaande van de omzet in 2012 komt de norm voor het eigen vermogen uit op circa € 49 miljoen.

Sanquin heeft op dit moment het eigen vermogen renderend gemaakt door de investeringen hieruit te financieren. Ik acht het op dit moment niet wenselijk het eigen vermogen af te romen en daardoor Sanquin te dwingen de investeringen te herfinancieren.

Ik wil toe naar een situatie waarin Sanquin leent op de kapitaalmarkt, voor investeringen in de bloedbank die niet uit het noodzakelijke eigen vermogen kunnen worden gefinancierd. Zo ontstaat een situatie die vergelijkbaar is met die van ziekenhuizen. De financiering van de investeringen van Sanquin wordt dan niet vooraf door de ziekenhuizen betaald, maar achteraf verwerkt in de bloedprijzen, zoals bedrijfseconomisch gebruikelijk. Op basis van de huidige investeringen zal dat met ingang van 2016 het geval zijn.

Zoals uit het bovenstaande blijkt kan bij de goedkeuring van de begroting onnodig gevormd vermogen worden afgeroomd. Daarom blijft de huidige vorm van nacalculatie (t-2 systematiek) gehandhaafd. Wel zullen aan de nacalculatie verdere transparantie-eisen worden gesteld.

Weefselactiviteiten

De Bloedbank levert een aantal producten waarvan de productiekosten hoger zijn dan de opbrengsten. Omdat de Bloedbank alle kosten met de opbrengsten van alle producten in de begroting wel dekt, hebben deze producten met een zogenaamd exploitatietekort een prijsverhogend effect op de producten die geen exploitatietekort kennen. Uit het ConQuaestor-rapport komt naar voren dat de weefselactiviteiten die Sanquin uitvoert een exploitatietekort kennen:

  • Navelstrengbloedbank: € 0,9 miljoen

  • Botbank: € 0,3 miljoen

Ik ben van mening dat de weefselactiviteiten van Sanquin het exploitatiesaldo van de bloedbanken niet mogen beïnvloeden. Dit betekent dat deze activiteiten of binnen de private divisies van Sanquin moeten worden geplaatst of kostendekkend binnen de bloedbankdivisies worden uitgevoerd of moeten worden gestaakt. Dit betekent in ieder geval dat per 1 januari 2013 geen exploitatietekort voor de botbank meer ten laste van de bloedbank kan worden gebracht.

Wat betreft de navelstrengbloedbank ben ik voornemens om later dit jaar een standpunt in te nemen over hoe verder moet worden omgegaan met de navelstrengbloedbank in Nederland.

Doelmatigheid

ConQuaestor beschrijft in het rapport de doelmatigheid van het Nederlandse systeem van de bloedvoorziening. Daarnaast geeft ConQuaestor aan welke uitgangspunten nader onderzocht kunnen worden om mogelijk in de toekomst kosten te besparen. Hierbij baseert ConQuaestor haar uitspraken mede op de bevinden uit het Plexus-onderzoek. ConQuaestor komt tot de conclusie dat de doelmatigheid van de publieke tak van Sanquin de afgelopen 10 jaar is toegenomen. Ondanks de toegenomen doelmatigheid van de publieke tak zijn de prijzen van de kort houdbare bloedproducten die aan ziekenhuizen worden geleverd gestegen door onder meer kwaliteitsmaatregelen en de inflatie. In het rapport geeft ConQuaestor een aantal mogelijke efficiencymaatregelen weer die zouden kunnen leiden tot verdere verbetering van de doelmatigheid van de publieke tak.

ConQuaestor noemt de volgende maatregelingen:

• Beoordelen toegevoegde waarde range bloedproducten

Het overgrote deel van de afzet van de Bloedbank blijft beperkt tot een klein aantal producten. De bloedbank biedt een breed scala aan bloedproducten aan waarvan ziekenhuizen relatief zeer weinig afnemen. Het is een veel voorkomend bedrijfseconomisch verschijnsel dat producten met een laag aandeel in de afzet een relatief groot deel van de kosten veroorzaken. ConQuaestor geeft aan dat wellicht na beoordeling van de toegevoegde waarde van de verschillende producten het aantal producten (en daarmee de kosten) zou kunnen worden teruggebracht.

• Onderzoeken serviceniveau aan donoren

Een goede service aan donoren is van groot belang, want zonder de inzet van vele vrijwillige donoren geen bloedvoorziening! ConQuaestor is van oordeel dat de beduidend lagere kostprijs van plasma bij commerciële aanbieders van plasmageneesmiddelen, die tevens de donor een onkostenvergoeding betalen, ten opzichte van de kostprijs van afereseplasma bij Sanquin een indicatie is dat er mogelijkheden zijn om tot besparingen te komen. ConQuaestor geeft aan dat er onderzoek kan worden gedaan naar de verschillen tussen landen die een systeem van vrijwillige donatie hanteren en naar de verschillen met de commerciële aanbieders van plasmageneesmiddelen.

• Verminderen onderzoek

De benchmark van Plexus heeft laten zien dat Sanquin meer kosten maakt voor onderzoek dan de andere onderzochte organisaties. ConQuaestor is van mening dat indien de onderzochte landen uit het Plexus-onderzoek een bloedvoorziening hebben zonder de onderzoeksomvang van Sanquin, wellicht de onderzoeksomvang van Sanquin niet strikt noodzakelijk lijkt te zijn. ConQuaestor heeft echter geen onderzoek gedaan naar de waarde van de verschillende vormen van onderzoek van Sanquin, de beleidsmatige consequenties van het verminderen van onderzoek(sdelen) en de inhoudelijke verschillen met de landen uit de benchmark van Plexus. ConQuaestor concludeert uitsluitend dat op het gebied van onderzoek wellicht kostenbesparingen mogelijk zijn maar niet of dit ook daadwerkelijk leidt tot doelmatigheidswinst.

• Beoordelen nut en noodzaak aantal testen

In Nederland worden relatief veel testen uitgevoerd ten opzichte van het buitenland om de veiligheid van de bloedproducten te borgen. ConQuaestor geeft in het rapport aan dat het wellicht mogelijk is het aantal testen terug te brengen naar het niveau van andere landen zonder dat daarmee de veiligheid van de ontvangers van bloedproducten in gevaar wordt gebracht.

• Terugdringen indirecte kosten

ConQuaestor verwijst in het rapport naar het onderzoek van Plexus wat betreft de indirecte kosten van Sanquin. Het onderzoek van Plexus heeft namelijk aangetoond dat ondermeer de kosten voor huisvesting en ICT bij Sanquin hoog zijn ten opzichte van de andere organisaties in de benchmark.

Ten aanzien van de doelmatigheid van de Bloedbank van Sanquin wil ik mede in het kader van de taakstellingen bij de rijksdienst Sanquin een taakstelling opleggen. Deze taakstelling zal structureel 6% bedragen op de publieke begroting ten opzichte van het jaar 2012. Deze taakstelling zal in tranches van 1,5% per jaar worden ingeboekt op de begroting van 2013 tot en met 2016. Nominaal komt dit neer op een taakstelling van € 11,6 miljoen, in jaartranches van € 2,9 miljoen. Omdat Sanquin in 2012 al een taakstelling van € 1,5 miljoen heeft gerealiseerd kan op de tranche 2013 een bedrag van € 1,5 miljoen in mindering worden gebracht. Met de taakstelling verwacht ik een prikkel tot doelmatigheid in te bouwen. Sanquin kan vervolgens zelf bepalen waar de kostenbesparingen zullen neerslaan. Als randvoorwaarde hierbij geldt dat de kwaliteit van de bloedvoorziening en de donatiebereidheid hierdoor niet mogen worden aangetast en de bestaande regelingen voor de compensatie van reiskosten van donoren in hun huidige vorm blijven bestaan.

Met betrekking tot de veiligheidstesten die momenteel worden ingezet door Sanquin ben ik van mening dat het aantal veiligheidstesten teruggebracht moet worden, mits de veiligheid van de ontvangers van bloedproducten daarmee niet in gevaar wordt gebracht. Ik zal Sanquin daarom verzoeken onderzoek te doen naar het nut en de noodzaak van de veiligheidsmaatregelen en deze te vergelijken met vergelijkbare landen, met als doel te bezien of de veiligheidstesten die momenteel door Sanquin worden ingezet nog doelmatig zijn en bijdragen aan een grotere veiligheid en kwaliteit van de bloedvoorziening.

Dit standpunt is de resultante van een periode van onderzoek naar de kosten van de Nederlandse bloedvoorziening. Het functioneren en de kwaliteit van de bloedvoorziening heeft in de afgelopen jaren nooit ter discussie gestaan.

Daarom rest mij het vertrouwen uit te spreken dat de bloedvoorziening evenals voorheen bij Sanquin in goede handen is.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Naar boven