29 446
Uitvoering Flora- en Faunawet

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2004

Hierbij informeer ik u over de uitvoering van de moties met betrekking tot de Flora- en faunawet en over de status van het Beleidskader Faunabeheer.

A Beleidskader Faunabeheer

De afgelopen maanden hebben de provincies een grote inspanning geleverd om de foerageergebieden aan te wijzen en de bijbehorende provinciale verordeningen aan te passen. Inmiddels hebben 9 provincies per 1 oktober of spoedig daarna het nodige areaal beschikbaar. In drie provincies is voor de aanwijzing van een deel van het beoogde areaal een gefaseerde aanpak gekozen met het oog op het verwerven van het benodigde draagvlak. De aanwijzing in de akkerbouwgebieden blijkt met name op zware gronden niet eenvoudig te verenigen met de opvang van ganzen. Om hieraan tegemoet te komen zullen voor deze categorie enkele experimenten worden ontwikkeld. LTO Nederland zal hiertoe een aantal initiatieven ontwikkelen.

Door Vogelbescherming Nederland is zorg geuit over de omvang van het areaal in relatie tot de voedselbehoefte van ganzen en het foerageergedrag van smienten. Vogelbescherming Nederland heeft in het overleg tussen betrokken partijen (IPO, LTO Nederland, Vogelbescherming Nederland, Vereniging Natuurmonumenten, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging, Staatsbosbeheer, De Landschappen en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) een deskundigenrapport ingebracht waarin staat dat 150 000 ha nodig zou zijn voor een adequate opvang. Voorshands ga ik ervan uit dat de geplande 80 000 ha toereikend zijn wanneer binnen en buiten de gebieden de juiste aanpak wordt gekozen. Ik kom hier verder op in deze brief op terug.

Voor de schade- en beheervergoedingen zijn in goed overleg met vertegenwoordigers van landbouworganisaties beheerpakketten in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN-pakketten) samengesteld. Hiertoe zijn pakketten ontwikkeld voor grasland en voor bouwland. De vergoedingen voor de graslandpakketten bestaan conform de Brusselse richtlijnen uit een vergoeding voor de vaste beheerskosten, een vergoeding voor de gederfde inkomsten en een stimulanspremie van 20%. Voor bouwland worden drie pakketten aangeboden. Het schadevergoedingspakket is opgebouwd op dezelfde wijze als het graslandpakket. Daarnaast zullen voor bouwland een groenbemesterspakket en een oogstrestenpakket worden aangeboden. Binnen alle pakketten zijn de beheersmaatregelen afgestemd op de normale agrarische bedrijfsvoering.

De deelnemers van het overleg hebben ingestemd met de voorgestelde pakketten. Afgesproken is dat LNV met LTO en NPN nog éénmaal overleg zal plegen over de via de SAN-pakketten uit te keren vergoedingen. Daarna zullen de pakketten aan de Europese Commissie worden voorgelegd. Pas op het moment dat de Europese Commissie haar goedkeuring heeft uitgesproken, worden de pakketten, inclusief de bijbehorende vergoedingen, definitief. Deze zal ik ter goedkeuring voorleggen aan de Europese Commissie, zodat deze conform het Beleidskader per 1 juni 2005 kunnen worden aangeboden aan betrokken agrariërs.

In bijlage 11 is op hoofdlijnen aangegeven hoe de SAN-pakketten voor grasland en voor bouwland er uit zullen gaan zien.

De kosten van de ganzenopvang binnen de foerageergebieden worden in de eindsituatie geschat op ongeveer 10 à 12 miljoen euro per jaar. In de eerste jaren zal dat naar verwachting wat minder zijn, omdat niet alle boeren binnen een ganzenfoerageergebied direct al een SAN-subsidie zullen aanvragen. Voor deze boeren zal LNV het vergoeden van de daadwerkelijk geleden schade continueren.

Het streven is erop gericht dat na afloop van enkele jaren verjaging en ondersteunend afschot buiten de gebieden nog slechts in beperkt mate nodig zijn.

Zeker in de komende twee jaren zal er naar verwachting buiten de ganzenfoerageergebieden nog schadevergoeding aan de orde zijn. Dat evenwel het beleid van verjagen met ondersteunend afschot in de praktijk nu al zijn vruchten lijkt af te werpen, mag worden opgemaakt uit mededelingen van het Faunafonds dat, voor heel Nederland, sinds 1 januari 2004 het totaal aantal schademeldingen is teruggelopen met 20% voor de schadegevoelige percelen waarin het seizoen 2003/2004 verjaagd mocht worden met ondersteunend afschot.

De uitgaven van het Faunafonds voor schadevergoeding en beheer bedroegen in 2003 ongeveer 7,2 miljoen euro. Ten opzichte hiervan zal het totale bedrag dat in de eindsituatie gemoeid zal zijn met de opvang van ganzen en smienten dus nog toenemen. Daarmee wordt het totaal geplande areaal voor opvang van wintergasten binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur versneld gerealiseerd. Dit is in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en het lange termijn financiële kader van de nota Natuur voor Mensen.

Zodoende wordt hiermee een structurele aanpak gerealiseerd, die bovendien kan rekenen op een breed draagvlak. Verwacht wordt dat met dit beleid op termijn van enkele jaren een streep kan worden getrokken onder het alsmaar stijgen van de kosten van de schadevergoeding voor ganzen en smienten in Nederland. In verband met de gefaseerde aanpak in enkele provincies zal voor wat betreft het verjagen van ganzen en ondersteunend afschot vanaf 1 oktober voor die provincies het volgende beleid gelden:

1. ontheffingen ex. artikel 68 voor kwetsbare gewassen (verjagen met ondersteunend afschot) blijven in tact tot in de betreffende provincie de gebieden functioneren;

2. wanneer de gebieden functioneren en de verordening die toestaat ganzen en smienten te verjagen in deze gebieden is ingetrokken, kan tegelijkertijd buiten de gebieden op overjarig grasland verjagen worden toegestaan met ondersteunend afschot op basis van een goedgekeurd Faunabeheerplan. Zolang er nog geen goedgekeurd Faunabeheerplan is, wordt volstaan met het verjagen zonder ondersteunend afschot op overjarig grasland.

Ten aanzien van jacht, beheer en schadebestrijding binnen en buiten de foerageergebieden zijn betrokken partijen het op hoofdlijnen eens over de te hanteren uitgangspunten. Deze zijn dat enerzijds het functioneren van de foerageergebieden voor de opvang van ganzen en smienten optimaal moet zijn en anderzijds dat reguliere activiteiten op het gebied van jacht, beheer en schadebestrijding op gebruikelijke wijze voortgang zouden moeten kunnen vinden zolang de foerageerfunctie daarmee niet wordt aangetast. De Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging heeft gewezen op bestaande jachtrechten en op de noodzaak om ook binnen de foerageergebieden ruimte te bieden voor jacht, beheer en schadebestrijding. Er bestaat bij de betrokken partijen echter verschil van inzicht hoe de functies van jacht en opvang optimaal zijn te combineren. Het betreft met name de in acht te nemen afstand tot foeragerende ganzen en smienten en het verstorende effect van incidentele jachtdagen. Gezien bovengenoemde verschillen van inzicht heb ik op grond van de informatie en ideeën die door verschillende partijen zijn aangedragen besloten aan jacht, beheer en schadebestrijding de volgende invulling te geven:

1. Tot 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding in foerageergebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren.

2. Na 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Hiermee wordt verstoring voorkomen.

3. Tot 1 januari is het toegestaan om van tevoren gepland eenmalig één dag per jachtveld te jagen van een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang onder voorwaarde dat deze activiteit binnen het kader van de wildbeheereenheid wordt afgestemd tussen betrokkenen zodat ook rekening wordt gehouden met de grootte van de gebieden en er niet overal tegelijkertijd gejaagd wordt en afdoende rekening wordt gehouden met de foerageerfunctie.

Gezien de grote vraagtekens van Vogelbescherming Nederland, Vereniging Natuurmonumenten en De Landschappen bij deze maatregelen zal intensief gemonitord worden en zal ik betrokken partijen verzoeken de effecten van de aanpak tijdens en na afloop van het jachtseizoen te evalueren. Na een jaar zal ik met hen het gehele pakket aan maatregelen bezien tegen het licht van de resultaten van de evaluatie. Ik ben van mening dat indien uit de uitkomsten blijkt dat de foerageergebieden onvoldoende voorzien in de voedselbehoefte van ganzen en smienten dat dit consequenties zal moeten hebben voor de aanpak binnen de gebieden en mogelijk de omvang ervan. In dat kader zal ook nadrukkelijk moeten worden gekeken naar de effecten op de smientenpopulatie waarbij voorop staat dat deze soort ook profijt moet hebben van de gekozen aanpak.

Uit de praktijk is de vrees geuit dat de aanwijzing van foerageergebieden effecten zal hebben op de waarde van grond en gebouwen. Deze vraag zal – binnen de context van de regionale prijsontwikkeling – onderdeel zijn van de evaluatie.

Het Faunafonds heeft mij geadviseerd over de inzet van weer- en verjaagmiddelen. Dit advies heb ik overgenomen waarbij ik na overleg met betrokken partijen heb besloten om de vergoeding van schade buiten de foerageergebieden de komende twee jaar te handhaven op 100%. Afschrift van mijn brief aan het Faunafonds treft u hierbij aan (zie bijlage 2)1.

Alles overziende concludeer ik dat er sprake is van een duidelijke verbetering ten opzichte van de bestaande situatie en dat met deze aanpak duurzaam, meervoudig grondgebruik wordt versterkt.

Met betrokken partijen is afgesproken dat de komende maanden de volgende punten nader worden uitgewerkt:

1. De monitoring en evaluatie van de foerageergebieden.

2. De positie van grondeigenaar en grondgebruiker.

3. De aanpak van de overzomerende ganzen.

4. De jacht in natuurgebieden.

B Stand van zaken uitvoering moties en knelpunten

• Het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zal zeer binnenkort aan de Kamer worden toegezonden in het kader van de voorhangprocedure.

• Voorts zal ik op korte termijn een nota aan de Kamer toezenden naar aanleiding van het verslag dat de Kamer heeft uitgebracht over het wetsvoorstel (nr. 29 448) waarin onder meer uitvoering wordt gegeven aan de door u ingediende motie over toevoeging van het faunabelang aan artikel 65 van de wet.

• Motie Schreijer-Pierik c.s. over het plaatsen van de vos, de kauw en de zwarte kraai op de landelijke vrijstellingslijst (28 600 XIV, nr. 17).

Stand van zaken: Zwarte kraai en kauw staan sinds 1 april van dit jaar op de landelijke vrijstellingslijst. De wetswijziging, die plaatsing van de vos op de landelijke vrijstelling mogelijk kan maken, is thans bij de Tweede Kamer in behandeling. De Kamer heeft verslag uitgebracht naar aanleiding van het wetsvoorstel. Op korte termijn zal een nota naar aanleiding van dit verslag aan de Kamer worden toegezonden.

• Motie Schreijer-Pierik c.s. over schrappen verbod op jacht in natuurgebieden. (28 600 XIV, nr. 18)

Stand van zaken: In het Beleidskader Faunabeheer was opgenomen dat jacht kon worden toegestaan, indien de soorten waarvoor het gebied is aangewezen niet in het gebied aanwezig zijn. Dat standpunt is inmiddels verlaten. Aan Alterra is advies gevraagd over hoe jacht mogelijk kan worden gemaakt zonder de soorten waarvoor het gebied is aangewezen te verstoren. Dat advies heb ik inmiddels ontvangen. Over dit advies vindt overleg plaats tussen de betrokken partijen van het Beleidskader Faunabeheer.

• Motie Van Velzen over te trage oprichting van faunabeheereenheden en totstandkoming van faunabeheerplannen (28 600 XIV, nr. 19)

Stand van zaken: De faunabeheereenheden zijn inmiddels opgericht en de meeste faunabeheerplannen zijn gereed. Een aantal van die faunabeheerplannen zijn inmiddels ook door GS goedgekeurd. Slechts in één provincie, Noord-Holland, is de totstandkoming van het faunabeheerplan nog reden tot zorg. Ook daar wordt echter met voortvarendheid verder gewerkt aan het faunabeheerplan.

• Motie Geluk c.s. over het aanwijzen van populatiebeheer als belang waarvoor ontheffing kan worden verleend (28 600, XIV, nr. 21)

Stand van zaken: Het belang van populatiebeheer is inmiddels in het besluit Beheer en schadebestrijding opgenomen. Er wordt een wijziging voorbereid, waarin niet meer aan beide voorwaarden (schadehistorie én draagvlak van het gebied) behoeft te worden voldaan om van de mogelijkheid van populatiebeheer gebruik te kunnen maken, maar slechts aan één van de twee.

• Motie van den Brink c.s. waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat het criterium «belangrijke landbouwschade» wordt bepaald op € 115,- per geval (28 600 XIV, nr. 23).

Stand van zaken: In overeenstemming met het advies van de commissie Huys en het Faunafonds heb ik het drempelbedrag voor belangrijke landbouwschade vastgesteld op € 250,-. Ik ben in overleg met de provincies over harmonisatie van het criterium belangrijke landbouwschade op bij voorkeur € 250,-.

• Motie van den Brink c.s. waarin de regering wordt verzocht het op korte termijn daartoe te leiden dat het normale natuurterrein- en bosbeheer weer mogelijk wordt gemaakt (28 600 XIV, nr. 24).

Stand van zaken: De algemene maatregel van bestuur ex artikel 75 Flora- en faunawet zal zeer binnenkort aan de Kamer worden toegezonden in het kader van de voorhangprocedure.

• Motie Van den Brink en Teeven inzake het opnemen van edelhert, wild zwijn, damhert en ree op de wildlijst (28 600 XIV, nr. 25).

Stand van zaken: Omdat het belang populatiebeheer in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren is toegevoegd, is de motie inmiddels overbodig.

• Motie Van den Brink inzake het weer op de wildlijst plaatsen van grauwe ganzen, kolganzen en smienten (28 600 XIV, nr. 26)

Stand van zaken: Met de totstandkoming van het Beleidskader Faunabeheer is de motie overbodig geworden.

Knelpunten:

• Reikwijdte van de landelijke vrijstelling

Stand van zaken: Over dit onderwerp is extern juridisch advies gevraagd. Dat advies is inmiddels ontvangen en de consequenties daarvan worden thans besproken met de KNJV. Ik zal u daar nog nader over informeren.

• Uitbreiding artikel 52

Stand van zaken: KNJV is van mening dat het sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet niet meer mogelijk is om gebruik te maken van het geweer bij jachthondenproeven en het kogelgeweer in te schieten. Ik onderzoek momenteel of artikel 52 op dit punt aanpassing behoeft. Jachthondentrainingen en -wedstrijden vinden gewoon doorgang en inschieten van het kogelgeweer kan op de schietbaan. Indien dat nodig mocht blijken zal wet- en regelgeving worden aangepast.

• Jacht uit langzaam varende boot weer toestaan

Stand van zaken: Het Besluit tot wijziging van het Jachtbesluit op dit punt wordt binnenkort voorgehangen bij de Kamer.

• Erkenning van buitenlandse jachtexamens

Stand van zaken: Ik heb de Stichting Flora- en faunawetexamens, die verantwoordelijk is voor de jachtexamens, verzocht om mij te adviseren of de Oostenrijkse en Deense jachtexamens kunnen worden erkend. De jachtexamens van België, Luxemburg en Duitsland zijn reeds erkend.

• Jacht in het buitenland als reden voor het bijschrijven van een groot kalibergeweer op de jachtakte.

Stand van zaken: Hierover vindt overleg plaats met het ministerie van Justitie. Over de uitkomsten daarvan zal ik u binnenkort berichten.

• Schadebestrijding in velden kleiner dan 40 hectares.

Stand van zaken: Wetsvoorstel 29 448, dat thans bij de Tweede Kamer ligt, bevat een voorziening om schadebestrijding in velden kleiner dan 40 hectares mogelijk te kunnen maken. De Kamer heeft verslag uitgebracht naar aanleiding van het wetsvoorstel. Op korte termijn zal een nota naar aanleiding van dit verslag aan de Kamer worden toegezonden.

• Het doden van konijnen en zwarte kraaien op golfbanen en volkstuinen en het doden van mollen op erven.

Stand van zaken: In het Besluit op basis van artikel 75 van de wet is een algehele vrijstelling opgenomen voor de mol. Voorts wordt het met dit Besluit mogelijk om ontheffing te verlenen voor onder meer de zwarte kraai, indien sprake is van belangrijke overlast. Het Besluit wordt zeer binnenkort voorgehangen bij de Kamer. Voor het doden van konijnen op golfbanen kan een ontheffing worden aangevraagd op grond van artikel 75, derde lid, van de wet.

• Training van roofvogels in het veld en demonstraties.

Stand van zaken: De valkerij is een cultuurhistorisch fenomeen dat in Nederland van oudsher wordt beoefend met slechtvalk en havik door een beperkt aantal valkeniers die beschikken over een valkeniersvergunning. Die valkeniers is het toegestaan om te jagen met slechtvalk en havik. Zij mogen met slechtvalk en havik ook demonstraties geven, ook in het veld. Daarvoor is geen ontheffing vereist. De valkenier mag zich met zijn slechtvalk en/of havik in het veld bevinden ten tijde dat de jacht geopend is, maar ook als de jacht is gesloten. De jachtvogels van de valkenier moeten immers doorlopend worden getraind en door deze te laten vliegen in conditie worden gehouden. Demonstraties met andere roofvogels dan slechtvalk en havik in het veld zijn verboden. Dat was ook onder de Vogelwet en Jachtwet al zo. Het is wel mogelijk om met andere roofvogels dan slechtvalk en havik demonstraties te geven buiten het veld, ook als die demonstraties niet educatief zouden zijn. Daarvoor is geen ontheffing vereist. Bovendien bestaat de mogelijkheid om andere soorten roofvogels dan slechtvalk en havik in te zetten bij verjaging van soorten waarop een landelijke of provinciale vrijstelling van toepassing is of waarvoor door gedeputeerde staten ontheffing ex artikel 68 is verleend. Voor het inzetten van andere soorten dan slechtvalk en havik bij dergelijke verjagingsacties kan ontheffing worden verleend. Dat geldt ook voor het opleiden van schadebestrijders die bij verjagingsacties gebruik wensen te maken van andere roofvogels dan slechtvalk en havik. Daar komt nog bij dat andere roofvogels dan slechtvalk en havik kunnen worden ingezet bij de verjaging en het vangen van stadsduiven. Dat laatste kan zonder ontheffing.

• Verplicht weigeren van jachtakte.

Stand van zaken: Deze problematiek is in het kader van wetsvoorstel 29 448, dat thans bij de Tweede Kamer ligt, aan de orde gesteld. De Kamer heeft verslag uitgebracht naar aanleiding van het wetsvoorstel. Op korte termijn zal een nota naar aanleiding van dit verslag aan de Kamer worden toegezonden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven