29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

nr. 56
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

Op 7 december jl. heeft het federatiebestuur van de FNV, mede namens het CNV en de MHP, u een brief gestuurd waarin de FNV met het oog op het Algemeen Overleg over het vrij verkeer van werknemers, haar visie geeft op de verschillende onderdelen van het flankerend beleid. De conclusie van de FNV is dat, hoewel er belangrijke vooruitgang is geboekt op een aantal onderdelen, het flankerend beleid nog niet op alle onderdelen is ingevuld en dat derhalve het onverstandig is om op uiterlijk 1 maart 2007 het vrij verkeer van werknemers in te voeren. Ik heb behoefte om nog vóór het Algemeen Overleg met u over het vrij verkeer van werknemers schriftelijk te reageren op deze brief.

Achtereenvolgend zal ik – de FNV-brief volgend – ingaan op:

1. a. Flankerende maatregelen op centraal niveau;

1. b. Flankerende maatregelen op decentraal niveau;

2. Arbeidsmarktontwikkelingen;

3. Huisvesting.

1a. Flankerende maatregelen op centraal niveau

Het flankerend beleid van de overheid met betrekking tot de handhaving van de arbeidsvoorwaarden speelt zich af op centraal en op sectoraal niveau.

Op centraal niveau is samen met de sociale partners een concepttekst Kader voor samenwerking tussen SZW en sociale partners t.b.v. de handhaving van de arbeidsvoorwaarden bij grensoverschrijdende arbeid opgesteld. Over deze concepttekst is in september jl. op het niveau van de Regiegroep SZW – centrale sociale partners overeenstemming bereikt. Het onderhandelaarsakkoord treft u hier als bijlage 1 aan1. De vakcentrales hebben deze concepttekst in de eerste helft van oktober besproken in hun respectievelijke achterbanberaden. Het resultaat van de bespreking in de Federatieraad van de FNV is neergelegd in een notitie met enkele aanvullende wensen op verschillende onderwerpen welke op 12 oktober jl. naar SZW is gestuurd. De aanvullende wensen van de FNV alsmede de reactie van SZW daarop zijn hier opgenomen als bijlage 21.

Naar mijn overtuiging biedt het voorliggende «onderhandelaarsakkoord» een goede basis van waaruit op decentraal niveau concrete werkafspraken kunnen worden gemaakt tussen de Arbeidsinspectie en de decentrale sociale partners. Kijkend naar de openstaande discussiepunten (zie blok 2, paragraaf 4.1 t/m 4.4, bijlage 2) constateer ik dat de FNV met name kritiek blijft houden op de opvatting van SZW dat het aan de cao-partijen is om aan te geven welke avv’ de cao-bepalingen corresponderen met de kernarbeidsvoorwaarden als opgesomd in de Detacheringsrichtlijn respectievelijk art. 2, zesde lid Wet AVV. Dit is een onderwerp dat niet direct gerelateerd is aan het dossier vrij werknemersverkeer.

Naast bovengenoemde aanvullende wensen met betrekking tot het handhavingskader (blok 2) bevat de lijst van de FNV ook aanvullende wensen op andere terreinen. Zo zijn aanvullende wensen over inhoud en controle op E101-verklaringen en zelfs een voorstel tot wijziging van het formulier E101-verklaringen opgenomen. Verder verzoekt de FNV expliciet aan te geven hoe het bestaande beleid van algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen met betrekking tot het inlenen van werknemers in het algemeen en het inlenen van buitenlandse werknemers (al dan niet met een arbeidscontract naar vreemd recht) in het bijzonder luidt. Ik constateer dat dergelijke onderwerpen weliswaar raakvlakken hebben met het dossier vrij werknemersverkeer maar dat het hier feitelijk op zichzelf staande onderwerpen betreffen. Het betreft hier dan ook zaken die buiten het bestek van (uitwerking van) het flankerend beleid vrij werknemersverkeer vallen.

1. b. Flankerende maatregelen op decentraal niveau

In de brief van de FNV wordt vastgesteld dat tot op heden op decentraal niveau vrijwel geen vooruitgang is geboekt met het implementeren van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid inzake de toepassing van arbeidsvoorwaardelijke regels bij grensoverschrijdende arbeid.

Hier wil ik echter nadrukkelijk wijzen op het gegeven dat dit een zaak betreft tussen de sectorale sociale partners, waarvoor de overheid geen verantwoordelijkheid draagt. Derhalve kan dit gene rol spelen bij de beoordeling van de vraag of het flankerend beleid vrij werknemersverkeer voldoende is.

Daarnaast wijs ik in dit verband op de reactie van SZW op de aanvullende wensen van de FNV betreffende het onderdeel avv-beleid van cao-bepalingen over inlenen van (buitenlandse) werknemers, welke u kunt terugvinden in bijlage 2 (zie blok 3). Zoals hierboven reeds is aangegeven maakt dit beleidsterrein geen onderdeel uit van het pakket flankerend beleid vrij werknemersverkeer, ondanks het gegeven dat er raakvlakken tussen het avv-beleid en het flankerend beleid traceerbaar zijn. Ik spreek hier verder de verwachting uit dat de in de notitie opgenomen antwoorden van SZW over de toepassing van het avv-beleid de cao-partijen ten dienste zullen zijn bij het verder implementeren van de in de brief van de FNV aangehaalde aanbeveling van de Stichting.

Ik heb in mijn brief van 31 maart jl. aangegeven (Kamerstuk 29 407, nr. 32) dat ik voornemens ben om met de sectoren waar het hoogste risico van verdringing door oneerlijke concurrentie bestaat, nader te bespreken of en hoe door samenwerking met de Arbeidsinspectie de handhaving kan worden ondersteund.

Op grond hiervan heeft de AI in de afgelopen periode concrete afspraken gemaakt met de sectoren land- en tuinbouw, horeca en schoonmaak. Met de bouw- en uitzendsector bestonden al afspraken over het melden vanuit deze sectoren van vermoedens van illegale tewerkstelling en onderbetaling WML. In januari staan nog gesprekken gepland met de transportsector en de (klein-)metaalindustrie. Deze afspraken ondersteunen zowel het flankerend beleid met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten als de naleving van wettelijke minimumbepalingen bij grensoverschrijdende dienstverlening Deze afspraken komen kort gezegd op het volgende neer:

– alle sectoren melden, hetzij via hun eigen sectorale handhavingsorganisaties, dan wel werkgevers- en werknemersorganisaties separaat waar deze organisaties (nog) niet bestaan, vermoedens van mogelijke illegale tewerkstelling, onderbetaling WML, overtreding Waadi e.d. aan een centraal punt binnen de AI. De AI stelt vervolgens zo snel mogelijk een onderzoek in, rapporteert terug over de bevindingen en schakelt zonodig de SIOD in indien sprake is van georganiseerde arbeidsmarktfraude;

– alle sectoren kunnen op grond van concrete vermoedens van niet-naleving door een werkgever van een aav-de CAO de AI verzoeken onderzoek te doen naar deze naleving en daarover te rapporteren

– de AI zal haar bevindingen met betrekking tot onderbetaling WML melden aan de daarvoor in aanmerking komende werkgevers- en werknemersorganisaties.Daarbij zal vrijwel altijd ook sprake zijn van het niet naleven van CAO-bepalingen dus op grond van deze informatie kunnen partijen zelf actie nemen

– de AI zal haar risicoanalyses m.b.t. illegale tewerkstelling maar ook m.b.t. de instroom van MOE-werknemers delen met de sectorale sociale partners.

– De samenwerkingsafspraken worden na een half jaar geevalueerd.

Het onderzoeken van de meldingen en tips van de sociale partners voortvloeiend uit bovenstaande afspraken vormen onderdeel van de werkplekcontroles van de AI-directie Arbeidsmarktfraude, waarvoor in 2007 een capaciteit van ca. 175 fte inspecteurs beschikbaar is. Daarmee kunnen, afhankelijk van de inhoud van deze inspecties, ca. 11 000 werkplekcontroles worden verricht. Bij al deze controles zal concreet worden nagegaan of sprake is van illegale tewerkstelling of onderbetaling WML. Deze controles vinden zoveel mogelijk plaats op grond van risicoanalyses, mede gevoed door de informatie van sociale partners. In de afgelopen jaren had ca. 40% van de boeterapporten van de AI betrekking op illegaal tewerkgestelde MOE-landers. Bij vrij verkeer van MOE-werknemers kan deze vrijvallende capaciteit worden ingezet voor naleving van de WML.

2. Arbeidsmarktontwikkelingen

In haar brief werpt de FNV een aantal vragen op met betrekking tot de relatie arbeidsmigratie en arbeidsmarktontwikkeling. Hoe kan het dat er zoveel vacatures zijn vervuld met werknemers uit de nieuwe lidstaten? Is er sprake van legalisering van voorheen illegale arbeid of zijn reguliere werknemers vertrokken?

Ik sluit niet uit dat er, mede vanwege de invoering van de bestuurlijke boete in de Wav, illegale arbeid gelegaliseerd is. De toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen is echter primair te verklaren vanuit de, zoals CWI het noemt, «uitbundige banengroei» die Nederland op dit moment kent. De arbeidsmarkt is geen stabiel gegeven, waarin de toelating van een werknemer uit een nieuwe lidstaat het vertrek van een Nederlandse werknemer betekent. De arbeidsmarkt kent op dit moment een grote dynamiek. Zoals ik ook in de brief van 1 december jl. (Kamerstuk 29 407, nr. 55) heb aangegeven, neemt het aantal vacatures in snel tempo toe, veel sneller dan de groei van de Nederlandse beroepsbevolking. De verwachting is dat de banengroei in de komende jaren meer dan 100 000 hoger ligt dan de groei van de beroepsbevolking. Veel uitkeringsgerechtigden komen dan ook aan de slag. De FNV is geïnteresseerd in de daling van de werkloosheid in de verschillende sectoren. Tabel 3 geeft die ontwikkeling in de WW duidelijk aan1. Vanaf 31 december 2005 is tot 31 oktober 2006 het aantal WW-uitkeringen met meer dan 50 000 gedaald. Ook het aantal WWB-uitkeringen neemt snel af. In het derde kwartaal van 2006 was sprake van de sterkste daling in één kwartaal sinds 1999. Het CPB heeft in zijn Nieuwsbrief van december 2007 aangegeven dat het aantal vacatures is gestegen tot een recordhoogte van 219 000, terwijl de werkloosheid daalt van 5,5% van de beroepsbevolking in 2006 tot naar verwachting 4,75% in 2007. «Ruim onder het geschatte niveau waarbij de arbeidsmarkt in evenwicht is», aldus het CPB.

Met de FNV ben ik het van harte eens dat wij moeten blijven investeren in de langdurige werklozen en de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt. Het overheidsbeleid is daar ook op gericht. Ik ben er echter van overtuigd dat het verlengen van de overgangsmaatregel geen bijdrage levert aan de oplossing van het probleem om uitkeringsgerechtigden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt weer aan het werk te helpen. De intensieve projecten in de agrarische sector van de afgelopen jaren en de projecten in de metaalsector om Nederlandse uitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen, laten dit zien. Om deze categorie werklozen aan het werk te helpen zijn veelal intensieve en langduriger re-integratietrajecten nodig. In de huidige snel verkrappende arbeidsmarkt is het belangrijk dat werkgevers over voldoende personeel kunnen beschikken om stagnatie te voorkomen. Juist in deze situatie kunnen arbeidsmigratie enerzijds en re-integratie van langduriger werklozen anderzijds hand in hand gaan.

3. Huisvesting

Voor de handhaving van huisvestingsnormen zijn primair de gemeenten verantwoordelijk en heeft de VROM-inspectie het tweede-lijns toezicht. Daarom ben ik met gemeenten en met het ministerie van VROM in overleg getreden om een groot aantal maatregelen op het gebied van handhaving van goede huisvesting tot stand te brengen. Conform de motie Bussemaker en Van Hijum (TK 29 407 nr. 40) heb ik daarbij ook de werkgeversorganisaties betrokken. In het kader van het flankerend beleid zijn op het gebied van huisvesting de volgende maatregelen genomen:

a. de inwerkingtreding van de SUWI-AMvB die de gegevensuitwisseling tussen CWI en gemeenten mogelijk maakt;

b. de verscherpte controle door CWI op adequate huisvesting bij aanvragen om tewerkstellingsvergunningen;

c. het verstrekken aan de gemeenten van een handreiking over de handhaving van huisvesting door de Minister van VROM op 5 september jl.;

d. ondersteuning van werkgevers met een factsheet. Met centrale werkgeversorganisaties zijn afspraken gemaakt over informering van de achterban, de aanpak van de problematiek en het doorgeven van signalen aan de gemeente of de VROM-inspectie.

e. De VROM-inspectie heeft onder 50 gemeenten een onderzoek uitgevoerd naar onder meer de huisvestingsproblematiek. De VROM-inspectie benadert gemeenten, regio’s én provincies actief om gezamenlijk maatregelen te nemen met betrekking tot de huisvesting van buitenlandse werknemers. De Minister van VROM heeft onlangs voor het eerst artikel 7 van de Woningwet toegepast om het gebruik van bestaande COA-gebouwen voor huisvesting van tijdelijke buitenlandse werknemers mogelijk te maken.

Ik concludeer dan ook dat gemeenten goed zijn toegerust en ondersteund bij hun handhavende taak met betrekking tot huisvesting van buitenlandse werknemers. Werkgevers zijn goed op de hoogte van hun verantwoordelijkheid en de mogelijkheden om hieraan te voldoen. De VROM-inspectie speelt een adequate rol wat betreft het tweedelijns toezicht. Op signalen (ook van de vakbeweging) over slechte huisvesting, zullen in eerste instantie gemeenten en in de tweede lijn de VROM-inspectie actie ondernemen.

Resumerend

Met de Tweede Kamer is afgesproken dat flankerend beleid met betrekking tot handhaving van arbeidsvoorwaarden en huisvesting voorwaarde is voor invoering van een vrij verkeer van werknemers.

Ik constateer dat wanneer de Eerste Kamer instemt met de wijziging van de WML het pakket flankerend beleid is ingevuld, met uitzondering van het vaststellen van een tweetal sectorale afspraken tussen AI en sociale partners, die echter vóór 1 maart 2007 voorzien zijn. In het concept-Handhavingskader zijn adequate afspraken tussen het ministerie van SZW en de centrale sociale partners gemaakt op het gebied van handhaving van arbeidsvoorwaarden bij een vrij verkeer van werknemers. Op slechts een enkel detailpunt bestaat nog een verschil van inzicht met de vakbeweging. De FNV heeft echter een groot aantal aanvullende wensen naar voren heeft gebracht, die voor een deel geen directe relatie hebben met het vrij verkeer van werknemers. Wanneer aan al deze wensen voldaan moet worden, verwacht ik dat het nog lang zal duren voordat het vrij verkeer van werknemers kan worden ingevoerd. Juist nu de arbeidsmarkt zo snel verkrapt, doen we Nederland, de Nederlandse werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden, en de Nederlandse werkgevers te kort door te wachten met invoering van een vrij verkeer van werknemers.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven