29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 127 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 juni 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 28 april 2011 overleg gevoerd met minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 april 2011 inzake afgifte van tewerkstellingsvergunningen (29 407, nr. 119).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Gent

De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post

Voorzitter: Van Gent

Griffier: Post

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Azmani, Bontes, Van Gent, Van Hijum, Klaver, Koşer Kaya, Ortega-Martijn, Spekman en Ulenbelt,

en minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister, zijn hier aanwezige medewerkers en natuurlijk mijn collega's van harte welkom. We hebben voor de eerste termijn afgesproken dat wij een spreektijd hanteren van vijf minuten en dat per persoon één interruptie is toegestaan. Daar zal ik streng doch rechtvaardig op toezien. Het woord is allereerst aan mevrouw Ortega-Martijn, die mij heeft laten weten dat zij deze vergadering helaas om 13.55 uur moet verlaten; wij weten allemaal dat er vandaag een zeer volle agenda is.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. In de tweede termijn van het arbeidsmarktbeleid had ik de minister gevraagd hoe het zat met de verscherping van de eisen voor het afgeven van werkvergunningen voor onder anderen Roemenen en Bulgaren en hoe volgens hem de vrijgevallen werkplekken ingenomen konden worden door mensen met een uitkering. De minister zei dat dit aan de werkgevers zelf was. Daar zit juist het pijnpunt. Ik kan mij vinden in de visie van de minister dat het niet zo kan zijn dat arbeid wordt verricht door buitenlandse werknemers terwijl zo veel mensen met een uitkering aan het werk willen maar ook moeten. De vraag is wel op welke manier er ingegrepen moet worden.

De fractie van de ChristenUnie staat pal achter het uitgangspunt dat er eerst gezocht moet worden naar prioriteitgenietend aanbod van arbeid. De minister geeft in zijn brief aan dat het UWV en de LTO een standaardprocedure hanteren voor het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen volgens een stappenplan. De minister stelt in zijn brief dat dit beleid tot de dag van vandaag van toepassing is. Daarnaast blijkt ook dat het UWV de toeleiding van uitkeringsgerechtigden naar seizoenarbeid wilde intensiveren. Ik begrijp het niet. Heeft het UWV dan sinds 2009 aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen niet goed beoordeeld? Hoe komt het dat het aantal verstrekte tewerkstellingsvergunningen in korte tijd zo drastisch is afgenomen? Wat mij betreft, was het Europese spoor van prioriteitgenietend aanbod immers toen al toepasbaar. Graag een reactie hierop.

Op welke manier gaat het UWV de voorgenomen extra activeringsinspanningen verrichten om mensen met een uitkering in deze sector te plaatsen? Graag hoor ik van de minister hoe hij dit op korte termijn wil realiseren. Hoe zit het met de gemeenten? Lukt het de gemeenten om WWB'ers in deze sector te plaatsen? Zijn er regionale projecten bekend die voorzien in deskundige en gemotiveerde arbeidskrachten? Ik hoor immers dat mensen vaak niet gemotiveerd zijn om in deze sector te werken. Daar zitten deze werkgevers dus niet op te wachten. Welke maatregelen gaat de minister nemen om ervoor te zorgen dat mensen met een uitkering gemotiveerd aan de slag gaan? Welke garanties kan de minister de tuinders geven dat zij straks zowel kwantitatief als kwalitatief kunnen beschikken over voldoende arbeidskrachten?

De minister heeft volgens de brief op aandringen van de LTO een overgangsperiode in acht genomen van januari tot en met juni van dit jaar. Ik hoor van tuinders dat zij in problemen komen omdat zij niet snel genoeg over arbeidskrachten kunnen beschikken. Dat geldt vooral voor het plukken van zacht fruit. Ik moet daarbij zeggen dat ik de komende zomer echt wil gaan genieten van aardbeien. Is de minister bereid om de overgangsperiode verder op te rekken? Graag een reactie daarop.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Dit debat gaat niet over aardbeienkwekers of aardbeienplukkers, maar over moedwillige werkweigeraars. Het is een grof schandaal dat het niet lukt om de 500 000 mensen die in Nederland werkloos thuis op de bank zitten, aan het werk te zetten. Het is tegenover hardwerkend en belastingbetalend Nederland niet te verkopen dat wij onze werklozen niet aan het werk helpen maar in plaats daarvan busladingen vol Roemenen en Bulgaren laten aanrukken. Wij hebben die fout al eens eerder gemaakt. Ik doel op de import van duizenden goedkope arbeidskrachten uit Marokko en Turkije in de jaren zestig. Mijn vader was er daar één van. Zij moesten komen voor werk waarvoor de Nederlanders zich te goed voelden. Velen werden werkloos of werden in een WAO-uitkering gedumpt.

Daarom steunen wij de plannen van minister Kamp om het aantal tewerkstellingsvergunningen – de zogenaamde TWV's – voor seizoenarbeid buiten de EU tot een minimum te beperken. Wij zien die tewerkstellingsvergunningen echt als een laatste en uiterste redmiddel. Voor de VVD gaat werk boven uitkering. Iemand die weigert om zijn handen uit zijn mouwen te steken, moet daarvan de gevolgen dragen. Wie werk weigert, moet zijn of haar uitkering verliezen. Het is onacceptabel als mensen zich er met smoesjes vanaf kunnen maken. Elke dag staan miljoenen Nederlanders op om aan het werk te gaan. Hun loon wordt zwaar belast. Wij mogen hun vertrouwen in een streng maar rechtvaardig stelsel van sociale zekerheid niet ondermijnen. Onze misplaatste lankmoedigheid zet de bijl in de solidariteit waarop dit stelsel drijft, maar blijkbaar loont het om domweg werk te weigeren. Blijkbaar durven wij in dit land nauwelijks door te pakken. Blijkbaar sluiten wij liever onze ogen voor de realiteit dat mensen liever hun hand ophouden dan deze uit de mouwen te steken en dat zij daar nog mee wegkomen ook.

Er zijn daarnaast heel veel goede alternatieven. Naast de Nederlandse kaartenbakken is er nog een heel leger aan EU-werkwillenden te vinden. En dat is bovendien vergunningvrij. Ik denk aan Spanje, waar een op de vijf mensen een baan zoekt, of aan Polen, waar een werkloosheid bestaat van 10%. Je zou dus denken dat het een koud kunstje moet zijn om geschikte werknemers te vinden, maar de tuinders van West-Brabant weten wel beter. Het water staat hun inmiddels tot de lippen. Het gaat om 1 200 bedrijven en om ongeveer 2000 arbeidsplaatsen. De timing van het op zich juist strengere afgiftebeleid is op z'n zachtst gezegd hoogst ongelukkig. De aardbeientelers dachten hun oogst met gemak binnen te kunnen halen. Het UWV gaf immers sinds jaar en dag vergunningen af voor dezelfde Roemeense seizoenarbeiders. Dat waren mensen die het werk kennen: vertrouwde en ingewerkte krachten, vaklieden die je de zorg over dure plukmachines toevertrouwt. Deze ondernemers dreigen nu in de kou te blijven staan. De aanscherping van het regime is hun rauw op het dak gevallen. De VVD-fractie acht een overgangsperiode dan ook op haar plaats, niet alleen op papier maar ook in de praktijk. Het enige alternatief is dat de overheid ervoor zorgt dat er voldoende handen beschikbaar zijn om de oogst binnen te halen, want de oogst moet worden binnengehaald, linksom of rechtsom. De brief van vorige week van de minister schept enige verwarring. De minister lijkt begrip te tonen voor de kwekers en verzoekt het UWV om tot 1 juli a.s. een overgangsperiode te laten gelden. Hulde daarvoor!

De voorzitter: De heer Spekman wil graag een interruptie plaatsen. Ik wijs hem erop dat wij in de eerste termijn een spreektijd hebben van vijf minuten en één interruptie per persoon.

De heer Spekman (PvdA): Ik heb dat begrepen, maar deze interruptie is de moeite waard, want ik hoor heel harde woorden. Ik heb ontzettend veel respect voor de minister en voor zijn inzet, die naar beide partijen – werknemers en werkgevers – even hard is. Ik hoor van de heer Azmani enorm harde woorden over werknemers en ik zie enorm weke knieën – ik kan ze net niet zien onder het bankje – ten opzichte van de werkgevers. Hebben ook de werkgevers volgens de heer Azmani niet een beetje boter op hun hoofd? Er heeft immers jarenlang misbruik plaatsgevonden: er was sprake van uitbuiting van medewerkers en geknoei met tewerkstellingsvergunningen. De organisatie zelf greep niet in en men hield elkaar de handen boven het hoofd. Waarom wel die harde woorden over de uitkeringsgerechtigden en waarom die weke knieën ten opzichte van de werkgevers? Ik vind het sneu voor sommige werkgevers, die hun best hebben gedaan, maar heel veel werkgevers hebben het hier echt zelf naar gemaakt.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij is de kern van mijn betoog niet dat ik de werkgevers in dezen geen rol en geen verantwoordelijkheid geef. Het gaat erom dat wij vandaag een debat voeren over de land- en tuinbouwsector en boomkwekers in Brabant. Die zitten op dit moment met enorm grote problemen. Dat heeft niet te maken met het feit dat zij niet voldoen aan de arbeidsverplichtingen, want wij hebben een goede inspectie om dat te controleren. Nee, zij zitten met de handen in hun haar, omdat wij sinds jaar en dag gemakkelijk tewerkstellingsvergunningen gaven. Dat is een proces geweest van tien jaar, waarin mensen gewoon keer op keer naar die bedrijven kwamen. Dat wordt nu ineens veranderd. Ineens komt er een wijziging. Ik vind ook dat wij nu moeten kijken naar de 500 000 mensen in de samenleving die aan de kant staan. Die willen wij hier toch graag voor inzetten? Dat wil de heer Spekman toch ook? Als wij de belemmeringen niet opheffen of geen sancties opleggen, krijg je dat niet voor elkaar. Wij kijken dus niet alleen naar werknemers, maar daar ligt wel de kern van het probleem.

De voorzitter: Voordat de heer Spekman een korte vervolgvraag stelt, wil ik u beiden erop wijzen dat het niet de bedoeling is dat u samen hele termijnen gaat houden maar dat er gewoon een puntige vraag wordt gesteld waarop ook een kort antwoord wordt gegeven.

De heer Spekman (PvdA): Ik constateer dat de heer Azmani nog steeds harde woorden spreekt over de uitkeringsgerechtigden maar weke knieën heeft ten opzichte van de werkgevers. Is de heer Azmani het met mij eens dat er nogal wat werkloze Spanjaarden, Polen en Nederlanders zijn en dat een werkgever zich steeds weer terdege had kunnen voorbereiden op de keuze voor een werknemer uit Europa of uit ons eigen land? Mijn tweede vraag heeft hier alles mee te maken: is de heer Azmani het met mij eens dat heel veel werkgevers bewust voor Roemenen en Bulgaren hebben gekozen omdat die goedkoper zijn en makkelijker voor het lapje te houden zijn? Dat blijkt uit tal van onderzoeken. Dat was een bewuste keuze; nu worden zij gedwongen om daarmee te stoppen en om Nederlanders in dienst te nemen.

De voorzitter: Dat was niet een heel goed voorbeeld van een korte vraag.

De heer Azmani (VVD): Nee voorzitter, dat was geen korte vraag. Ook het antwoord zal dus niet kort zijn; daarvoor alvast mijn excuses. Kort gezegd komt het erop neer dat al sinds jaar en dag, al sinds 2001, verschillende plannen van aanpak en verschillende projecten worden opgericht. Er is ook samenwerking met de LTO en het UWV. Keer op keer waren er plannen om ervoor te zorgen dat de Nederlanders die in onze kaartenbakken zitten, eindelijk aan het werk zouden worden gezet. Keer op keer mislukt dit. Je kunt dus niet zo gemakkelijk zeggen dat de sector daar geen bijdrage aan heeft geleverd. Daarmee doet de heer Spekman de sector absoluut geen recht. Het is gewoon duidelijk wat er uiteindelijk moet gebeuren. Daar is geen misverstand over. Hoe komt de heer Spekman erbij dat er sprake is van onderbeloning? Volgens mij geldt voor die sector gewoon een cao en we hebben ook het wettelijk minimumloon. In die zin kunnen mensen vanuit de Nederlandse kaartenbakken dit werk prima doen. Dat loont ook meer, want een uitkering is het sociaal minimum van 70% van het minimumloon.

De voorzitter: Ik zou u toch echt willen vragen om beknopter te zijn, want anders zijn wij straks om 14.00 uur nog bezig en hebben wij nog geen antwoord gekregen. Ik vind het allemaal prima, maar dat is niet de bedoeling.

De heer Klaver (GroenLinks): De heer Azmani zegt dat er geen sprake is van onderbetaling omdat wij in Nederland een cao en het minimumloon hebben. In De Telegraaf heeft de minister echter aangegeven dat er ook een grote verantwoordelijkheid ligt voor de werkgevers in de land- en tuinbouwsector: zij moeten voldoende betalen. Hoe kijkt de heer Azmani daartegen aan?

De heer Azmani (VVD): Het wordt misschien een herhaling van zetten, maar ik vind de redenering over die betalingen zo vreemd. Wij laten aan de ene kant 500 000 mensen in die uitkeringen zitten, dus in het sociaal minimum. Aan de andere kant zeggen we dat die mensen kennelijk geen motivatie hebben omdat de betaling niet helemaal juist zou zijn en niet het cao-loon waardig zou zijn. Het cao-loon is waardig, omdat dat meer is dan het wettelijk minimumloon. Ik begrijp de vraag dus helemaal niet.

De heer Klaver (GroenLinks): Dan zal ik proberen om het nog eens uit te leggen. De vraag is waarom deze Bulgaren en Roemenen zo populair zijn bij deze tuinders. Mijn stellige overtuiging is dat zij niet alleen populair zijn omdat zij hard kunnen werken maar ook omdat zij goedkoper zijn. Er hoeft dus minder betaald te worden dan aan een Nederlandse arbeidskracht. Dat komt ook omdat Nederlandse arbeidskrachten mondiger zijn; als zij worden onderbetaald, trekken zij misschien aan de bel bij een vakbond of de inspectie. Dat is mijn stellige overtuiging. Wij hebben hier vaker over gediscussieerd. Zou het niet een oplossing zijn als de inspectie er strenger op toeziet dat het minimumloon of het cao-loon echt wordt betaald? Ik zal straks in mijn eigen betoog ingaan op een bredere oplossing.

De heer Azmani (VVD): Het verbaast mij dat de land- en tuinbouwsector zo wordt weggezet. Er wordt gegeneraliseerd dat er onderbetaald zou worden of dat er weinig zou worden betaald. Er is gewoon een cao met elkaar afgesproken. Dat is prima. Het zal niet heel veel geld zijn, maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat erom dat mensen gewoon moeten werken voor hun uitkering. We hebben een inspectie. Volgens mij zorgt dit kabinet ook voor een zwaardere inzet van de inspectie. Ik zie dus niet in waarom er op dit punt een probleem zou moeten zijn.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De heer Azmani zei zeer terecht dat er projecten zijn geweest maar dat wij blijven zitten met die kaartenbak. Ik ben dus heel benieuwd welke maatregelen er volgens hem voor moeten zorgen dat de sector kan gaan beschikken over gemotiveerd en gekwalificeerd personeel.

De heer Azmani (VVD): Als wij in dit land de consequenties durven te trekken als werk wordt geweigerd en de uitkering dan dus intrekken – dat is eigenlijk mijn verzoek aan de minister – zullen wij zien wat dat betekent voor de motivatie en welke stimulans dat al geeft. Ik heb het echter ook over belemmeringen. Kennelijk wordt er een grens van 35 kilometer gehanteerd voor de afstand tussen de woonplaats en de werkplaats. Ik begrijp zo'n voorwaarde niet, want als ik zonder werk in Groningen woon en als er werk in Flevoland is, ga ik gewoon dat werk in Flevoland doen. Van dergelijke belemmeringen denk ik echt: dat kan anders. Dat geldt ook voor de «mindsetting». In de re-integratie of door gemeenten wordt gezegd dat men deze mensen niet in seizoenarbeid wil hebben omdat zij daarmee niet duurzaam worden geplaatst. Dat is echter altijd nog beter dan mensen in dure re-integratieprojecten stoppen die niet tot succes leiden. Dan kun je dit beter als een instrument gebruiken om werkervaring op te doen en met hard werken te laten zien dat je motivatie hebt om verder te komen in deze Nederlandse samenleving.

De voorzitter: Ik wil u echt vragen om iets kortere antwoorden te geven.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik vind dat de heer Azmani een beetje te gemakkelijk redeneert. Mijn vraag ging over deskundige en gemotiveerde arbeidskrachten, die inderdaad 50 kilometer moeten gaan reizen. Ik vraag mij overigens sowieso af of de werkgevers die reiskosten moeten betalen; dat komt er dus nog bij. Daarnaast vraag ik mij af hoe je iemand echt gemotiveerd krijgt als hij dit moet doen. Ik heb al gezegd dat ik het helemaal eens ben met de visie van de minister.

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik wil van de heer Azmani weten hoe wij het voor elkaar krijgen dat de sector straks inderdaad kan beschikken over gekwalificeerd maar ook gemotiveerd personeel vanuit de bakken van de gemeente en het UWV.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter, ik zal u helpen door heel kort te reageren. Werk gaat te allen tijde boven uitkering; daar gaat het om en dat is de oplossing en het antwoord.

De voorzitter: Ik neem aan dat u bijna klaar bent met uw betoog. Hebt u dat niet eigenlijk al gedaan in de beantwoording? Niet? Dan vervolgt u uw betoog.

De heer Azmani (VVD): Ik neem aan dat gewoon mijn spreektijd geldt en dat interrupties afgaan van de reguliere spreektijd. Ik zal snel verder gaan.

In de praktijk merken de tuinders hier dus niets van. Tussen de regels door lees ik dat de minister de kwekers de komende maanden wil helpen om andere EU-werknemers te vinden. Het busje met Polen rijdt dan straks namens de «firma Kamp» voor. Op zich is dit goed, maar het is symptoombestrijding. Liever zie ik dat de minister het probleem bij de wortel aanpakt en dat het busje dat straks voorrijdt, Nederlandse werklozen in plaats van Polen bevat. Dat moet het streven van deze minister zijn en daarop moet al zijn inzet gericht zijn. Zet eindelijk onze eigen werklozen aan het werk! De acceptatieplicht mag geen dode letter zijn en daar horen strenge sancties bij. We doen dit ook bij bijstandsfraude. Het voorstel is om de bijstand dan drie maanden te korten. Dan doen wij dat bijvoorbeeld ook bij moedwillige werkweigeraars of wij trekken de uitkering dan gewoon in. Graag een reactie van de minister.

Ik verzoek de minister ook om op korte termijn – liever vandaag dan morgen – in overleg te treden met het UWV, de gemeente en de LTO om alles op alles te zetten om Nederlandse uitkeringsgerechtigden deze vacatures te laten vervullen. Ik heb het al over de belemmeringen gehad en ik heb een paar voorbeelden van die belemmeringen genoemd. Ik vraag ook om bij werkweigering zo snel mogelijk sancties op te leggen, want dat is het centrale probleem. Wij zijn immers verwend en wij voelen ons hier te goed voor. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de uitspraken van Nederlandse hoogleraren in het nieuws en vanochtend nog in de Spits dat de Nederlandse werklozen het werk in de tuinbouw niet aan zouden kunnen omdat het fysiek zwaar werk is. En daarom laten wij Roemenen en Bulgaren dit werk maar doen. Dat is de hypocrisie ten top. Ik zeg tegen de minister dat we nu moeten durven doorpakken, zonder dat de Brabantse aardbeienoogst verloren gaat. Elke dag die de Brabantse telers moeten wachten, is er een te veel. Wie de spelregels wijzigt, doet dat niet tijdens de wedstrijd. Een overgangsregeling waarbij de voorwaarden niet verder worden aangescherpt, lijkt mij alleszins redelijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. De zon schijnt buiten al vroeg in de lente en de aardbeien komen nu al op, maar vervolgens dreigt die mooie oogst te verpieteren. Minister Kamp stopt met de afgifte van de tewerkstellingsvergunningen. Tuinders mogen voor de oogst geen werknemers uit Oost-Europa meer inhuren. Deze tuinders werken al jaren met die Oost-Europeanen samen. Iedereen won bij die samenwerking. Tuinders haalden ieder jaar een prachtige oogst binnen, Nederlanders profiteerden via de belastingen van de exportsector en de Oost-Europeanen kregen een veel hoger loon dan thuis. Maar helaas, minister Kamp sluit vanaf 1 juli de grens. Tuinders kregen slechts twee maanden voorbereidingstijd, terwijl zij nu alweer moeten starten met de oogst. Dit abrupte protectionisme past niet bij een betrouwbare overheid. Een tuinder die al vijf jaar dezelfde Oost-Europeanen inhuurt, kan in een paar weken geen ander geschikt personeel vinden. De zuur verdiende oogst gaat noodgedwongen naar de haaien. Minister Kamp draait ondernemers de nek om, omdat van Wilders de grenzen dicht moeten. Het marionettenkabinet van Geert Wilders zit er pas een halfjaar, maar nu plukt de Nederlandse economie al de zure vruchten. De Belgische concurrenten lachen zich suf. Zij zitten soms maar 10 kilometer verderop, maar krijgen in 5 à 10 dagen een vergunning. Minister Kamp doet een grote Nederlandse exportsector de das om. Dat is een onbegrijpelijke actie, vooral voor een liberale minister.

Minister Kamp wil dat werklozen eerst aan de slag gaan. Zij moeten volgens hem openstaande vacatures vervullen. Op zich prijs ik de minister daarvoor. Ik deel die ambitie volledig met hem, maar helaas zien wij dat dit in de praktijk niet lukt. Een tuinder vertelde over de problemen waar hij tegen aanliep. Hij zocht personeel en kreeg tien kandidaten aangeleverd door het UWV. Er kwam echter niemand opdagen, terwijl de tuinder maar liefst 52 werknemers zocht. Onderzoek door het eigen ministerie van de minister bevestigt dit. In een rapport uit 2009 staat: «Veel regionale projecten of activiteiten om groepen uitkeringsgerechtigden te bemiddelen naar vacatures in de land- en tuinbouwsector zijn de afgelopen jaren beëindigd met een slecht resultaat.» Kortom: het werkt niet. We moeten dit probleem niet tot het probleem van de tuinders maken. Wat gaat er in die twee maanden gebeuren? Waarom zou het nu ineens wel lukken om alle uitkeringsgerechtigden, ook in de tuinbouw, aan het werk te zetten? Er is maar één echte oplossing, namelijk het hervormen van de WW. Alleen zo stimuleren wij werklozen om de arbeidsmarkt op te gaan, maar helaas is ook dit weggegeven, door de PVV. Tot dan zijn hardwerkende Nederlanders de sigaar.

Vanaf 2014 geldt voor Roemenië en Bulgarije het vrije verkeer voor werknemers. Vanaf dan zijn geen tewerkstellingsvergunningen meer nodig. In de drie tussenliggende jaren gaat de grens ineens potdicht. Minister Kamp bedrijft hiermee dus symboolpolitiek. Ik heb eigenlijk maar één vraag. Is de minister bereid om zijn plan per direct terug te draaien?

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Laat ik met de deur in huis vallen: voor de CDA-fractie is het onbegrijpelijk dat de minister dit conflict met de land- en tuinbouw zo op de spits drijft. Deze sector is door het kabinet – ik neem aan: het voltallige kabinet – aangewezen als een van de topsectoren die belangrijk zijn voor onze economie, de werkgelegenheid en de export. De sector heeft per jaar 110 000 vacatures in het seizoenwerk, waarvan er ongeveer 2 500 worden vervuld via werkvergunningen, hoofdzakelijk voor mensen uit Roemenië en Bulgarije. Het gaat dus om 2 500 mensen op een totaal van 110 000. Dit gebeurt bovendien niet zonder meer en zomaar: er zijn strikte voorwaarden aan gesteld. In 2010 zijn bovendien afspraken gemaakt over wervingsinspanningen die van werkgevers worden verwacht maar ook over inspanningsverplichtingen voor gemeenten en het UWV om beschikbaar geschikt en gemotiveerd personeel – zo staat het ongeveer in de opdracht van het UWV – aan te leveren. Dat plan van aanpak voor de personeelsvoorziening hebben wij met z'n allen hier besproken.

De afgelopen maanden hebben heel veel tuinders, met name in de aardbeienteelt en de boomkwekerij, ervaren dat het UWV strenger is gaan toetsen op de afgifte van tewerkstellingsvergunningen. Als ik het goed heb begrepen, is in april nog maar 27% van de aanvragen gehonoreerd, terwijl dit percentage een aantal maanden eerder veel hoger lag. Bij mijn fractie ontstaat de indruk dat de minister de afgelopen maanden de spelregels tijdens het spel eenzijdig heeft aangescherpt, met als hoofdreden – dat heeft hij een aantal malen in de media toegelicht – dat in Nederland toch nog ongeveer 500 000 werkzoekenden rondlopen die dit werk ook zouden kunnen doen. Tegelijkertijd merken tuinders er in de praktijk helemaal niets van dat er daadwerkelijk extra inspanningen zijn of worden geleverd om die mensen naar de vacatures toe te brengen, terwijl de tuinders wel een acuut personeelsprobleem hebben door die aanscherping van de toetsing. Het gevolg daarvan is dat men op het laatste moment noodgedwongen mensen uit Litouwen, Polen en andere EU-lidstaten moet invliegen. Tel uit je winst! Je hebt het dan immers ook over arbeidsmigranten.

Ik heb in eerste instantie een aantal vragen aan de minister. Ten eerste: is het juist dat het UWV op dit moment al strenger toetst en een TWV-aanvraag feitelijk afwijst omdat er ergens in Nederland of in Europa iemand rondloopt die het werk zou kunnen doen? Ten tweede: waarom is er niet fatsoenlijk overlegd over deze wijziging van de toetsingspraktijk? Ik verwees al naar het gezamenlijke plan van aanpak dat in 2010 is opgesteld door het UWV, de LTO en de minister. Daarin zijn afspraken gemaakt over de toelevering. Ten derde: is de minister bereid om dit jaar gewoon conform dat plan van aanpak te blijven werken, zodat in die zin geen extra onzekerheid ontstaat voor de tuinders over de vraag of zij hun oogst conform de verwachting kunnen binnenhalen? En is de minister ook bereid om op korte termijn, dus in elk geval voor 1 juli, met de sector te overleggen over de vraag hoe je, als je je al minder afhankelijk wilt maken van de tewerkstellingsvergunning, dat moet doen. Ik begrijp immers oprecht niet waarom een groep ondernemers die op basis van de regels jarenlang vergunningen van de overheid heeft gekregen, aan de ene kant op deze manier door de minister wordt gepakt, terwijl er aan de andere kant nog ongelooflijk veel mensen – ook ondernemers in de land- en tuinbouw, zoals de heer Spekman al zei – via malafide praktijken en illegale constructies werken. Laten wij dan met elkaar werk maken van het hard aanpakken van dat probleem. En de laatste vraag: hoe verhoudt dit voorstel van de minister zich tot het «stand still»-principe op grond waarvan Nederland er in het kader van de toetredingsverdragen met Bulgarije en Roemenië aan gehouden is om regelgeving niet aan te scherpen? Ook daarop krijg ik graag een reactie van de minister.

Ook de CDA-fractie vindt dat werkgevers natuurlijk moeten worden aangesproken op hun eigen wervingsinspanningen. Personeelsvoorziening is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid voor werkgevers en sectoren zelf. Wij vinden ook dat de sector best nog een tandje bij kan zetten voor het inschakelen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ik ben een aantal maanden geleden op bezoek geweest bij tuinders die Wajongers in dienst hebben. Gelet op de diensten die men verleent voor bedrijven die arbeidsmigranten inhuren – de payrollconstructies die de administratieve lasten uit handen nemen – zou de sector dat soort diensten ook eens moeten opzetten voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dat kan allemaal best. Ik ben het met de heer Azmani eens dat wij werklozen af en toe best wat meer kunnen activeren om passend werk te doen. Op weigering mogen ook best sancties staan, maar het is echt kortzichtig om te veronderstellen dat je daarmee het personeelsprobleem in de land- en tuinbouw én in een aantal andere tekortsectoren oplost. Wij moeten ook heel reëel onder ogen zien dat we heel kort na de crisis alweer bijna op het niveau van evenwichtswerkloosheid zitten. Daarbij is er gewoon een kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt. We moeten dus ook iets nuchterder en iets meer ontspannen kijken naar het instrument van tijdelijke arbeidsmigratie om dit soort problemen op te lossen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik begreep eerder van de CDA-fractie dat zij de problemen inzake de tewerkstellingsvergunningen slechts voor een jaar wilde opheffen, zodat tuinders in die periode snel een tewerkstellingsvergunning krijgen. In 2014 is er sprake van vrij verkeer van werknemers. Wat gebeurt er dan in 2012 en 2013?

De heer Van Hijum (CDA): Daar loop ik niet voor weg. Wij hebben met elkaar afgesproken om de overgangsperiode te verlengen tot 2014; daar zijn wij voorstander van geweest en daarover heb ik pittige discussies met de land- en tuinbouw gevoerd. Die overgangsregeling houdt in dat er in die tijd geen vrij verkeer van werknemers is en dat je dus met tewerkstellingsvergunningen mag werken. De toetredingsverdragen bepalen dat je op grond daarvan geen aanscherpingen mag aanbrengen. Als er geen prioriteitgenietend aanbod is, is er dus een zekere ruimte om je toevlucht te zoeken tot Roemenië, Bulgarije of landen buiten de EU. Daar gaat het hier om. Dat wordt in de praktijk al jarenlang gedaan, niet alleen met medeweten van de overheid maar zelfs met medewerking van de overheid. Als je tijdens de rit, tijdens het spel en vlak voor de oogst de spelregels eenzijdig aanscherpt, waardoor je ondernemers acuut voor een personeelsprobleem plaatst, heb ik daar grote moeite mee. Vandaar deze verontwaardigde toon van mijn bijdrage.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Die verontwaardigde toon begrijp ik, want ook ik wil dat die vergunningen worden gegeven. Ik wil immers niet dat de oogst van de tuinders verpietert, maar het punt is dat tuinders tot 2014 elk jaar weer in dezelfde problemen zitten als er geen tewerkstellingsvergunning wordt gegeven. Dan moet je ook durven zeggen dat dit niet alleen voor dit jaar maar ook voor 2012 en 2013 moet gelden, want anders hebben wij hetzelfde probleem elk jaar opnieuw. Dat zou ook het CDA niet moeten willen, want hiermee maakt u het probleem van uitkeringsgerechtigden die niet gemotiveerd kunnen worden – zo zegt u dat – tot het probleem van de ondernemers. U laat daarmee Brabant en Limburg in de steek. Er moeten dus ook in 2012 en 2013 vergunningen worden gegeven.

De heer Van Hijum (CDA): Mevrouw Koşer Kaya moet wel luisteren naar wat ik heb gezegd in mijn inbreng. Mijn fractie is van mening dat in elk geval dit jaar volgens het in 2010 afgesproken plan van aanpak moet worden gewerkt. Ik heb er ook voor gepleit dat, als de minister wil dat de afhankelijkheid van de sector van tewerkstellingsvergunningen wordt verminderd, daarover fatsoenlijk overleg plaatsvindt, ook om te bepalen wat er nodig is om dat te bereiken. De kraan moet niet eenzijdig dicht worden gedraaid, maar er moet ook worden geleverd op het punt van werklozen en werkzoekenden. Al dat soort zaken moeten in samenhang met elkaar op een goede manier worden besproken en moeten niet op deze manier eenzijdig worden opgelegd. Ik reken erop dat de sector bereid is om dat overleg met de minister aan te gaan om te bekijken hoe dit kan worden bereikt, net zoals dit in voorgaande jaren ook in normaal overleg is gedaan. Daar zit mijn verontwaardiging: waarom is dit niet op een goede manier gebeurd in een enigszins normaal overleg? Dan waren volgens mij dit AO en het kort geding niet nodig geweest.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Mijn fractie betreurt het dat wij over dit onderwerp bij elkaar zitten. Het is onder de rechter en dit parlement heeft het goede gebruik om zich zeer terughoudend op te stellen zolang een zaak bij de rechter ligt.

Ik vraag de minister wat er precies is veranderd in de regelingen. Je hoort daar nogal verschillende geluiden over. Een overgangsmaatregel tot 1 juli lijkt mij terecht.

De minister deed één uitspraak die mij uit het hart gegrepen was: als je werknemers wilt hebben, moet je betalen. Gisteravond zagen wij op tv een aardbeienteler trots verklaren dat hij bruto € 8,65 per uur betaalde en dat dit conform de cao was. Dat is het minimumloon voor zwaar werk. Het is wel volgens de cao, maar in de cao staat dat je dan een gelegenheidswerknemer bent. Willen mensen in Nederland niet hard werken en niet zwaar werk doen? Jazeker wel! Wie haalt het huisvuil op en wie werkt er in de bouw? Het hovenierswerk is ook zwaar. Dat wordt echter fatsoenlijk betaald. Ik snap het dus wel. Mijn fractie heeft al vaker gezegd dat een groot deel van de Nederlandse tuinbouwsector verslaafd is aan goedkope arbeid, van hoe ver die arbeid ook moet komen. Wat dat betreft, is het zeer terecht dat de minister daar paal en perk aan wil stellen.

Dit probleem doet zich al heel lang voor. Ik heb al eerder een voorstel gedaan. Er zijn mensen die buiten en in het groen willen werken. Het is zwaar werk en zij willen dit doen voor een fatsoenlijk loon. Ik vind niet dat je een Nederlandse werkloze die zich oriënteert op duurzaam werk – hij moet daarmee immers in zijn inkomen voorzien en hij moet daarmee zijn gezin onderhouden en zijn huis betalen – ertoe kunt verplichten om zes weken aardbeien te plukken. Dat is niet voor de toekomst. Ik heb wel een andere oplossing: waarom introduceren wij niet de tuinbouwvakker? De minister kan in overleg gaan met de sector om ervoor te zorgen dat iemand een vaste baan heeft maar in Nederland van oogst naar oogst meeloopt. Zo'n persoon kan dan het grootste deel van het jaar onder de pannen zijn. Ik weet zeker dat heel veel Nederlandse jongeren absoluut geïnteresseerd zullen zijn in zo'n baan in de tuinbouw, waarbij men vaak buiten werkt. Zulke initiatieven komen niet uit de sector. Kortzichtig haalt de sector goedkope arbeid van ver weg. Als je dan in problemen komt, heb je die problemen eigenlijk over jezelf afgeroepen.

Tot slot: wat is eigenlijk de logica van het feit dat wij 50% van onze aardbeien exporteren en daarvoor duizenden arbeiders uit Roemenië moeten importeren? Dat klinkt mij niet logisch in de oren, maar ik nodig de minister ertoe uit om met de sector in overleg te gaan om het beroep tuinbouwvakker te ontwikkelen, zodat wij minder afhankelijk worden van buitenlandse arbeid. Reizen is geen bezwaar; dat doet men in de bouw ook.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Waar hebben wij het hier eigenlijk over? Wat is de kern van het probleem? De kern van het probleem is dat er 2000 arbeiders nodig zijn voor werk in de land- en tuinbouwsector. De kern van het probleem is ook dat wij 400 000 werklozen hebben. Niemand kan mij wijs maken dat bij die 400 000 werklozen niet 2000 mensen te vinden zijn die geschikt zijn om in deze sector te werken. Het is voor mij onvoorstelbaar dat dit de kern van het probleem kan zijn. Gisteravond heb ik gekeken naar een uitzending van Nieuwsuur. Daarin werden twee werkloze Nederlandse mannen geïnterviewd van wie er één zei dat hij helemaal niet wist dat die behoefte er was in de land- en tuinbouwsector en dat hij dat werk best zou willen doen. Hij stond daar niet negatief tegenover. Hij wist dus gewoon niet dat er dringend werd gezocht naar arbeiders. De ander kende het probleem wel en zei dat hij het werk wel zou willen doen als hij dat zou moeten doen. Daar ligt volgens mij de kern van de oplossing. Werklozen die hiervoor nodig zijn en die hiervoor aangezocht worden, kunnen dit vanaf nu niet zomaar naast zich neerleggen. Zij zullen door het UWV bij de hand genomen moeten worden en moeten daadwerkelijk aan het werk gezet worden. Mijn eerste vraag aan de minister is of het UWV hier bovenop zit. Is er eenduidigheid in het beleid? Verschilt het beleid niet per locatie? De gemeente Vlagtwedde in Groningen is er bijvoorbeeld in geslaagd om het aantal werklozen met de helft terug te dringen. Zit het UWV er nu dus echt bovenop?

Als iemand zegt dat hij het werk wel zou kunnen maar dat hij daar geen zin in heeft en niet komt opdagen, kan er gekort worden op de uitkering. Gebeurt dat ook in de praktijk? Hoeveel gevallen zijn er daarvan bekend?

Ik pleit er voor om ook de werkgevers aan te pakken. De Arbeidsinspectie moet keihard optreden tegen werkgevers die frauderen, onderbetalen of illegalen in dienst hebben en moet daar bovenop zitten. In die samenhang moet het lukken om die paar duizend mensen te vinden.

De richtlijn houdt in dat er eerst wordt gekeken in het eigen land, dan binnen de EU en dan pas daarbuiten. Die bepaling over de EU-populatie staat er wel, maar zou eigenlijk helemaal niet nodig moeten zijn. De uitzonderingsgevallen, het verlenen van tewerkstellingsvergunningen aan Roemenen en Bulgaren, zijn helemaal uit den boze. De PVV-fractie heeft de overtuiging dat het moet lukken binnen die 400 000 Nederlandse werklozen. Daar zitten ongetwijfeld mensen bij die niet geschikt zijn, maar als er 200 000 werklozen zijn die dit werk zonder meer zouden kunnen doen, moet je er daar toch echt 2000 uit kunnen halen.

Verder vindt de PVV-fractie dat de minister tijdig is geweest met zijn maatregel. De datum van 1 juli is prima. Daar moeten wij dan maar de schouders onder zetten. Dan gaat het vast en zeker lukken. Bij dezen wil de PVV-fractie de minister prijzen voor zijn daadkracht en voortvarendheid.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. De ambitie om meer mensen die nu in Nederland aan de kant staan aan het werk te krijgen, realiseer je volgens mij niet door de grenzen dicht te gooien. Mijn fractie is ook niet voor het dichtgooien van de grenzen. We leven in de Europese Unie, met een open markt en met vrij verkeer van personen en goederen. Dat is een groot goed.

Ik denk ook dat het belangrijk is om spelregels niet tussentijds zodanig te veranderen dat ondernemers zich daar niet goed op kunnen voorbereiden. Ik ben het er echter wel mee eens dat wij moeten oppassen voor oneerlijke concurrentie met medewerkers uit het buitenland. We hebben hier vaak gediscussieerd over de vraag of mensen uit – vooral – Oost-Europa in Nederland worden onderbetaald. Er wordt vaak gezegd dat gewoon het minimumloon wordt betaald, maar vaak is er ook sprake van concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Als wij de mensen die nu in Nederland aan de kant staan, aan het werk willen krijgen, moeten wij niet de grenzen dichtgooien; dan moeten wij de kwalitatieve mismatch oplossen en dan moeten wij zorgen voor eerlijkere concurrentie. Zie streng toe op de naleving van de cao's in de land- en tuinbouwsector, want ik vraag mij af of er anders zo veel mensen uit Roemenië en Bulgarije gehaald zouden worden. Als dat dan toch gebeurt, gaat het niet om concurrentie op arbeidsvoorwaarden maar om concurrentie op kwaliteit. Daar heb ik niets op tegen. Een aardbeienteler, Mark van Aert, geeft in het Financieele Dagblad aan dat hij met zijn handen in het haar zit, dat hij altijd een groep van 50 Roemenen van uitstekende kwaliteit naar Nederland haalt en dat hij hen graag wil gebruiken voor het plukken van de aardbeien. Dat zou moeten kunnen als het gaat om concurrentie op kwaliteit en niet op arbeidsvoorwaarden. Is de minister bereid om dit jaar al strenger toe te gaan zien op naleving van de arbeidsvoorwaarden en de cao's? Ik begrijp dat dit een enorme druk zou leggen op de Arbeidsinspectie, maar wij zijn bereid om samen met de vakbonden te bekijken of samenwerking mogelijk is om veel strenger te controleren of die arbeidsvoorwaarden worden nageleefd.

De heer Van Hijum (CDA): Het gaat hier natuurlijk in principe om de vraag in hoeverre er een gerechtvaardigde afhankelijkheid is van tewerkstellingsvergunningen, maar de heer Klaver brengt het punt van de arbeidsvoorwaarden zeer nadrukkelijk ter sprake. Is het hem bekend dat bij het afgeven van een vergunning de mensen die hierheen komen, in principe gewoon in dienst komen van het bedrijf? Als je een vergunning wilt krijgen, wordt dus ook getoetst of er wordt betaald conform de cao, of er huisvesting wordt geregeld en al dat soort zaken. Als je dit afschaft en de ondernemer als het ware in de handen van uitzendbureaus drijft, moet je je afvragen of dit dan allemaal goed geregeld is. In dat opzicht vraag ik mij af of het voorstel van de heer Klaver een verbetering is.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb zojuist niet voor afschaffing van de tewerkstellingsvergunningen gepleit. Ik geef aan – en dat hoor ik ook van tuinders met wie ik heb gesproken – dat er op het punt van de arbeidsvoorwaarden een race to the bottom is om te kunnen overleven op een zeer concurrerende markt.

De heer Van Hijum (CDA): De kern van mijn punt was dat de mensen gewoon in dienst komen bij het bedrijf. Je moet hen dus gewoon betalen, net als alle andere medewerkers van de onderneming. Daar kun je niet van afwijken. Daarom is dat punt hier relevant.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik krijg signalen dat er wel degelijk ook sprake is van concurrentie op arbeidsvoorwaarden en dat dit ook een reden is voor het in dienst nemen van veel Bulgaren en Roemenen. Dit was mijn eerste termijn.

De voorzitter. Misschien hebt u straks in de tweede termijn de gelegenheid om uw tweede vraag nader toe te lichten. De heer Klaver moet even naar de regeling van werkzaamheden, omdat hij daar een debat wil aanvragen. Dat zeg ik maar even voor degenen die zich afvragen waar hij nu zo snel naartoe vlucht.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Ik wil beginnen met de minister te prijzen. We zijn het soms oneens met elkaar, maar ik prijs de rechtlijnigheid en de rechtvaardigheid waarmee werkgevers net zo op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken als werknemers. Daar ontbreekt het in deze Kamer nogal eens aan. De een winkelt graag bij de een en de ander bij de ander, maar deze rechtvaardigheid en rechtlijnigheid bevallen mij.

Ik steun ook de keuze die de minister heeft gemaakt. Er is de afgelopen jaren vaak sprake geweest van uitbuiting en misbruik. Niet voor niets heeft het Willem Pompe Instituut, dat hier onderzoek naar heeft gedaan, geconstateerd dat er veel geknoeid wordt met mensen die werken via tewerkstellingsvergunningen. Daarom hadden wij in ons plan tegen uitbuiting daarover een aparte passage opgenomen, want de tewerkstellingsvergunningen zijn zeer fraudegevoelig. Nogmaals: er zullen werkgevers zijn die het allemaal keurig en netjes doen, maar er zijn werkgevers in overvloed die er een bende van maken. Ik heb ook altijd gehoopt dat de LTO en de productschappen niet op een moment zoals dit in de Kamer zouden komen maar op een eerder moment om aan te geven dat zij zouden gaan strijden tegen de oneerlijke werkgevers die misbruik maken van mensen en die meegaan met de rattenrace naar de bodem op het punt van salariëring en arbeidsvoorwaarden. Daar hoopte ik op, maar toen heb ik de LTO en de productschappen niet gezien.

Intussen zie ik wel dat in een tuinbouwgebied – ik kom uit een tuinbouwgebied – bijna niemand meer werkt uit de streek zelf. Dat komt niet doordat men dat niet zou willen; ik ken veel van die mensen nog. Het komt doordat zij simpelweg verdrongen zijn door mensen die steeds bereid zijn om voor een lager salaris maar vooral met slechtere secundaire arbeidsvoorwaarden te gaan werken. Vooral daarmee werd geknoeid. Nogmaals: de goeden niet te na gesproken, maar aan dat geknoei moet een keer een einde komen. We moeten ook een keer streng zijn tegen de mensen die best kunnen werken maar de kont soms tegen de krib gooien. Dat zijn Nederlandse mensen die nu een uitkering hebben maar best kunnen werken. Daar past geen lieve vrede bij. De enige oplossing daarvoor is de door de minister gekozen oplossing. Gisteren zei de LTO in Nieuwsuur dat de sector concurrerend moet blijven, maar dat moet niet ten koste van alles gaan, want over wiens rug moeten wij dat dan doen? Ik vind deze keuze dus echt rechtvaardig. Ik vind het verbazingwekkend als er eenzijdig wordt gewinkeld, zoals de heer Azmani deed. Hij sprak buitengewoon harde woorden over iedere uitkeringsgerechtigde, maar toonde ontzettend weke knieën voor iedere werkgever die er een potje van maakt of die een traantje komt wegpinken wanneer hij ons nodig heeft, maar die in de afgelopen weken in zijn sector geen schoon schip heeft gemaakt op het punt van uitbuiting en misbruik.

Minister Kamp: Mevrouw de voorzitter. De LTO heeft het signaal afgegeven dat de oogst van het fruit op het land dreigt weg te rotten omdat de tuinders geen personeel kunnen krijgen. En het UWV geeft geen tewerkstellingsvergunningen meer af omdat er een ad-hocbeleidswijziging zou zijn. Laten wij daar eens nader op ingaan, net zoals de woordvoerders hebben gedaan. Ten eerste kunnen wij vaststellen dat er geen sprake is van een landelijk tekort in de land- en tuinbouwsector. Anderen hebben al aangegeven dat ongeveer 97% van de vraag in de sector via reguliere arbeidskrachten kan worden ingevuld, ook wat betreft de mensen die tijdelijk ingehuurd moeten worden. Voor 3% van de gevallen zou er dus sprake zijn van Roemenen en Bulgaren die binnengehaald moeten worden. Dat zou zich met name in West-Brabant concentreren. Dat zou de situatie zijn, maar laten wij nou eens bekijken wat de verplichtingen zijn voor een gewone werkgever. Een gewone werkgever moet ervoor zorgen dat hij zijn werk zodanig organiseert dat de werkomstandigheden en de honorering zodanig zijn dat het in het land waarin hij actief is – hij is zelf een Nederlander en heeft zijn bedrijf in Nederland – voor de mensen in Nederland attractief is om bij hem te werken. Daarbij hoort ook dat je als werkgever creatief bent en dit zo organiseert dat jij de mensen kunt krijgen. Als dat niet zo is, bestaat de mogelijkheid om de gemeente en het UWV te vragen om mensen voor te dragen die werkloos zijn. Er bestaat ook de mogelijkheid om vanuit elders in de EU mensen naar Nederland te laten komen.

Mag ik de heer Bontes op één punt corrigeren? De heer Bontes zei: eerst Nederland, dan de EU en dan daarbuiten. Dat is misschien zijn idee van hoe het zou moeten. Dat ben ik trouwens met hem eens, maar de regels houden in dat het bij het prioriteitgenietend aanbod gaat om Nederland en de EU. Als een werkgever mensen nodig heeft, moet hij dus in de eerste plaats kijken in Nederland en in de andere landen van de EU. Als je in Nederland en in alle andere landen van de EU niemand kunt krijgen, is er de mogelijkheid van een tewerkstellingsvergunning. Die mogelijkheid bestaat nu voor mensen uit Roemenië en Bulgarije. Als je die naar Nederland wilt halen, moet je dus een tewerkstellingsvergunning vragen, maar hetzelfde geldt voor mensen uit alle andere Europese landen en uit andere delen van de wereld. Als je daarvandaan mensen naar Nederland wilt halen, heb je een tewerkstellingsvergunning nodig. Voor mensen uit de 25 EU-landen, waar Roemenië en Bulgarije niet bij horen, heb je helemaal geen tewerkstellingsvergunning nodig. Er is dus geen sprake van het sluiten van de grenzen voor Oost-Europeanen, zoals de heer Klaver zei. Daar is absoluut geen sprake van. De grenzen staan wagenwijd open. Dat is ook een van de redenen waarom wij nu kritisch kijken naar de toepassing van de regels, want die regels zijn er niet voor niets en moeten nageleefd worden. Als wij als wetgever eenmaal regels hebben vastgesteld, is het onze taak om ervoor te zorgen dat die regels naar de letter en de geest worden nageleefd.

Ik ga nu in op het prioriteitgenietend aanbod. In Nederland zijn er naar mijn inschatting ongeveer 500 000 mensen die jonger dan 65 jaar en ouder dan 20 jaar, die met een uitkering aan de kant staan en die kunnen werken. Als je een bedrijf in Zundert hebt, ga je niet alleen naar de gemeente om te bekijken welke mensen in Zundert dat werk willen doen. Nee, ook mensen op afstand worden geacht om naar Zundert te komen om daar te gaan werken. Als je een WW-uitkering hebt, word je geacht om, als dat nodig is, een uur te reizen naar je werk en 's avonds weer een uur terug. Als je langer dan een jaar werkloos bent, is dit zelfs anderhalf uur. Er moet dus niet alleen gekeken worden naar Zundert: men moet in een groot deel van Nederland beschikbaar zijn om dat werk in West-Brabant te doen. Het zou ook heel raar zijn als wij zouden zeggen dat wij van mensen in Groningen niet kunnen verwachten dat zij naar West-Brabant gaan terwijl wij het wel heel normaal vinden dat er mensen uit Bulgarije naar West-Brabant gaan. Ik zie daar de logica niet van in. Als wij met elkaar hebben gezegd dat in de EU vrij verkeer van personen geldt om in Nederland te komen werken en dat men in Nederland alleen een uitkering krijgt als je kunt werken maar als er voor jou geen werk is, kunnen we dat niet totaal negeren door, als er werk is – en er is aanbod in de EU en er zijn mensen in Nederland die met een uitkering aan de kant staan – vergunningen te geven aan mensen uit Roemenië en Bulgarije om hierheen te komen.

Het is ook goed om ons te realiseren dat het door het UWV en de LTO gemaakte stappenplan begint met heel simpele vaststellingen, namelijk dat vacatures moeten worden vervuld door Nederlands aanbod en Europees aanbod dat vrij is op de Nederlandse arbeidsmarkt, dus niet door Bulgaren en Roemenen. Dat is het uitgangspunt bij het organiseren en bij de wervingsinspanningen. In het stappenplan staat dat het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning het sluitstuk van het beleid is en daarom pas in beeld komt als er sprake is van een aantoonbaar tekort aan prioriteitgenietend aanbod. Dit betekent dat een werkgever moet aantonen dat je in Nederland en in de 25 andere landen van de EU geen mensen kunt krijgen om aardbeien te plukken. Dat is volgens mij niet aan te tonen, want die mensen zijn er wel. Er komt natuurlijk wel iets kijken bij het plukken van aardbeien, maar je maakt mij niet wijs dat een groot deel van de 500 000 mensen die in Nederland beschikbaar zijn om te gaan werken en die met een uitkering aan de kant staan, niet in staat is om aardbeien te plukken.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De minister zegt heel duidelijk dat wij heel kritisch moeten kijken naar de toepassing van de regels, die naar de letter en de geest nageleefd moeten worden. We zien nu de tendens dat er minder tewerkstellingsvergunningen worden afgegeven. Heeft het UWV de regels in het verleden dan op de een of andere manier niet echt nageleefd of – laat ik het zo zeggen – niet gehandhaafd? Ik ben het met de minister eens dat wij dat stappenplan en de met elkaar afgesproken regels hebben, maar hoe komt het dat het UWV nu acuut kan zeggen dat men die tewerkstellingsvergunning niet meer krijgt? Dat begrijp ik niet.

Minister Kamp: De regel is dat je prioriteitgenietend aanbod moet gebruiken om in je vacature te voorzien. Pas als dat prioriteitgenietend aanbod er niet is, kun je een tewerkstellingsvergunning krijgen. Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat de regels die wij met elkaar hebben gemaakt, worden nageleefd. Ik zal dat dus ook doen als het gaat om mensen die een uitkering vragen, terwijl er wel werk is. Ik kom daar straks in antwoord op de vragen op terug. Als die mensen werk wordt aangeboden, vind ik dat die uitkering moet worden gestopt. Dus dan maak ik duidelijk dat dat moet gebeuren.

Een andere regel die wij met elkaar hebben vastgesteld, is dat je vacatures moet invullen met mensen vanuit de Europese Unie of vanuit Nederland. Ik zorg dat die regel wordt nageleefd, maar als het prioriteitgenietend aanbod in Nederland en de Europese Unie er echt niet is, zorg ik er ook voor dat er een tewerkstellingsvergunning wordt verleend. Ik ben dus de redelijkheid zelve, maar het moet allemaal wel binnen de letter en de geest van de regels blijven.

Van wat het UWV in het verleden heeft gedaan, kunnen wij met elkaar vaststellen dat het voor iedereen steeds duidelijker is geworden dat er in de andere landen van de Europese Unie veel bereidheid bestaat om naar Nederland te komen om hier te werken. Vier jaar geleden hadden wij vrijwel geen Polen en andere Midden- en Oost-Europeanen in Nederland. Inmiddels zijn dat er 200 000.

Als ik naar de gemeente Scherpenzeel ga, zeggen de mensen achter de kassa in de supermarkt tegen me dat de meest gesproken taal Pools is. Dat is ook een gebied met veel landbouwers. Er zijn dus ook in de land- en tuinbouwsector veel ondernemers die erin zijn geslaagd om prioriteitgenietend aanbod uit Midden- en Oost-Europa naar Nederland te laten komen. Het UWV heeft dat gegeven laten meewegen bij het beoordelen van de aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen van mensen uit West-Brabant.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik hoor hele verhalen over prioriteitgenietend aanbod. Wie kan daarop tegen zijn? Daar gaat het mij echter niet om. Ik heb de minister een heel duidelijke vraag gesteld waar hij gewoon geen antwoord op geeft.

De voorzitter. Kunt u de vraag herhalen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De vraag was of het UWV tot nu toe dan de regels niet heeft gehanteerd zoals zij zijn neergelegd. Hoe is het dan mogelijk dat er nu sprake is van een drastische terugloop van het aantal tewerkstellingen?

Minister Kamp: Ik denk niet dat het goed is dat mevrouw Ortega een beetje denigrerend spreekt van «hele verhalen over prioriteitgenietend aanbod», want daarover gaat het hier toch? Als wij in Nederland vacatures hebben en als mensen met een uitkering aan de kant staan terwijl zij kunnen werken, gaat het er toch om dat je dat bij elkaar brengt? Het zou toch heel vreemd zijn als wij geen verhalen hadden over prioriteitgenietend aanbod en zomaar tewerkstellingsvergunningen aan mensen van buiten de Europese Unie afgaven? Ik denk dat het niet verstandig is om daarover denigrerend te spreken.

Het UWV heeft in het stappenplan ook de hoofdlijn vastgelegd die ik net heb voorgelezen. Die is glashelder. Het UWV heeft ook zelf al tegenover de sector duidelijk gemaakt te vinden dat men, gelet op de ontwikkelingen in de markt, dit jaar wil toewerken naar een halvering van het aantal tewerkstellingsvergunningen. Ik heb net gezegd wat er de afgelopen vier jaar met Midden- en Oost-Europeanen is gebeurd. Ik heb iedereen duidelijk gemaakt dat wij niet sturen op aantallen tewerkstellingsvergunningen. Wij sturen op wat de wetgever heeft vastgelegd en wat de bedoeling van de wetgever is, namelijk dat je eerst prioriteitgenietend aanbod inzet en dat je pas als dat aantoonbaar niet kan, tewerkstellingsvergunningen beschikbaar stelt. Dat is dus geen verandering van beleid. Dat is het beleid. Alleen breng ik de uitvoering daarvan zo dicht mogelijk bij het beleid zelf, en zo hoort het natuurlijk ook. Dat is mijn taak; daarvoor ben ik aangesteld.

De voorzitter. Ik geef mevrouw Ortega bij uitzondering nog de gelegenheid voor een korte vervolgvraag, want zij moet zo deze vergadering verlaten.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Als Kamer is het onze taak om te controleren dat er inderdaad sprake is van een betrouwbare overheid.

De voorzitter. En de vraag is?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De minister zegt dat wij niet sturen op de aantallen tewerkstellingsvergunningen, maar in zijn brief staat wel dat het UWV heeft aangegeven dat wij willen dat het aantal tewerkstellingsvergunningen wordt gehalveerd. Dus ik begrijp dit niet. Ik wil even rechttrekken dat wij wel voorstander zijn van het prioriteitgenietend aanbod. De minister moet hier dus niet gaan vertellen dat wij daartegen zijn door te zeggen dat hij niet stuurt op aantallen tewerkstellingsvergunningen, terwijl dat wel in zijn brief staat. Ik wil dan ook weten wat er nu precies aan de hand is.

Op mijn laatste vraag, over het oprekken van de overgangsperiode, wil ik nu wel antwoord, want wij moeten een betrouwbare overheid zijn.

De voorzitter. U maakt wel een klein beetje misbruik van de situatie, maar dat komt mij bekend voor; ik zal u daar dus niet voor straffen.

Minister Kamp: Wat de overgangsperiode betreft, was de regel zoals ik die net heb uitgelegd. Die is ook nog eens heel helder in een stappenplan neergelegd. De laatste jaren en maanden blijkt steeds meer hoe het zit met de beschikbaarheid van aanbod uit Midden- en Oost-Europa waarvoor geen tewerkstellingsvergunning nodig is. Die mensen kunnen gewoon hier naartoe komen. Het UWV was al bezig om de uitvoering van het beleid dichter bij de letter en geest van de wet te brengen. De veranderende omstandigheden wijzen daar ook op. Ik heb gezegd dat het gaat om het beleid en om wat in de aanhef van het stappenplan staat. Dat kan worden gerealiseerd. Het lijkt mij dan ook dat wij helemaal niet moeten praten over een kwart of de helft minder. Nee, wij moeten praten over prioriteitgenietend aanbod en dat aantrekken. Als dat er niet is, kunnen wij een tewerkstellingsvergunning afgeven. Dan zien wij wel wat er aan tewerkstellingsvergunningen nodig blijkt te zijn. Mijn inschatting is dat er aan prioriteitgenietend aanbod in Europa en in Nederland ruim voldoende te krijgen is. Voor de zekerheid heb ik gezegd: voor zover dit een aanscherping van de uitvoering zou inhouden waarbij mogelijk ondernemers in problemen zouden kunnen komen, laten wij dat ingaan per 1 juli a.s. Ik denk dat ik daarmee op een redelijke manier zo dicht mogelijk bij de letter en geest van de wet kom, waarbij iedereen vanaf het begin wist wat de wet was en nu ook geconfronteerd wordt met het feit dat het nodig is om die na te leven.

De heer Van Hijum (CDA): Ik kan mij voor een deel aansluiten bij mevrouw Ortega. De minister legt namelijk wel omstandig uit dat het belangrijk is om prioriteitgenietend aanbod voorrang te geven bij het vervullen van vacatures en dat de tewerkstellingsvergunning eigenlijk een sluitstuk is, een soort ventiel voor de gevallen waarin dat echt niet lukt. Maar met alle respect, dat is al jarenlang het beleid. Wij hebben nu eenmaal met de sector een aantal afspraken gemaakt over de manier waarop wervingsinspanningen worden getoetst om te kunnen vaststellen of er daadwerkelijk wel of geen voldoende inspanning is gepleegd voordat je tot toekenning van een vergunning overgaat. De minister geeft nu toe dat er in de uitvoering kennelijk een aanscherping is voorgenomen. Ik stel vast dat die aanscherping in belangrijke mate al is ingegaan. Kan hij op die vraag nog eens nadrukkelijk ingaan en kan hij ook aangeven welke wervingsinspanningen voldoende worden geacht voordat in de toekomst nog een vergunning wordt afgegeven? Kan hij ook aangeven – dit was ook een onderdeel van het plan van aanpak – of het UWV en de gemeenten daadwerkelijk voldoende werklozen en werkzoekenden hebben geleverd op basis van de oogstkalender die was vastgesteld op de plekken waar zij nodig waren? Daar ben ik heel benieuwd naar.

Minister Kamp: Stel dat het UWV en de gemeenten in de woorden van de heer Van Hijum niet voldoende hebben geleverd, dan blijft toch overeind dat in de eerste plaats de werkgever zelf ervoor moet zorgen dat hij zijn zaken zodanig heeft georganiseerd en zodanig werk heeft aan te bieden tegen zodanige voorwaarden dat hij daarvoor mensen kan krijgen. Het is ook niet zo dat het UWV en de gemeenten ervoor moeten zorgen dat zij de mensen uit Spanje, uit Slowakije en uit Polen voor die werkgever naar Nederland halen.

In de eerste plaats moet die werkgever voor zichzelf zorgen. In de tweede plaats hebben ook het UWV en de gemeenten iets te bieden. In de derde plaats moet de werkgever kijken wat er in de Europese Unie te krijgen is. Als ik brieven krijg van uitzendbureaus die mij schrijven dat zij binnen een week 1000 man kunnen leveren, kan ik toch moeilijk vaststellen dat er geen prioriteitgenietend aanbod is. Wat wilt u nu, mijnheer Van Hijum?

Ik heb gesproken over de rol van het UWV en gemeenten en over de wervingsinspanningen en de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemers. Zoals dat ook een eigen verantwoordelijkheid is voor al die ondernemers die wel hun mensen uit Nederland kunnen krijgen of uit een van de 25 landen van de Europese Unie, zo hebben ook deze ondernemers hun verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid kan niet worden overgedragen aan het UWV of aan de gemeenten.

Wanneer is het prioriteitgenietend aanbod nu wel of niet aangetoond? Men heeft er bij mij een zware dobber aan om aan te tonen dat er geen prioriteitgenietend aanbod is wanneer ik brieven heb liggen van uitzendbureaus die schrijven dat zij binnen een week 1000 mensen uit Midden- en Oost-Europa kunnen aanleveren. Dus het is allemaal niet zo gemakkelijk om dat duidelijk te maken. Dat is goed, want dat was ook onze bedoeling. De bedoeling was ook om geen mensen uit Roemenië en Bulgarije en verder uit de wereld naar Nederland te laten komen zolang wij mensen in Nederland hebben die dit werk kunnen doen en zolang er mensen in de Europese Unie zijn die dat werk kunnen doen.

De heer Van Hijum (CDA): Met alle respect, ik heb geen enkel antwoord op mijn vragen gekregen. De minister blijft toelichten waarom de beleidsaanscherping verdedigbaar is. Ik heb aangegeven dat daarover volgens mij met iedereen hier in de Kamer te discussiëren is. De vragen hier gaan over de bestuurlijke betrouwbaarheid, over de afspraken die zijn gemaakt, over de vraag of er in de praktijk op dit moment scherper wordt getoetst dan destijds is afgesproken bij de wervingsinspanningen, en of daarvoor nieuwe normen gaan gelden. En of ondernemers zich daarop een beetje fatsoenlijk kunnen voorbereiden, want zij worden nu met acute personeelsproblemen geconfronteerd. Dat is het probleem waar de minister een beetje van wegkijkt en waarop ik hem aanspreek. Daarop wil ik een duidelijke reactie.

Minister Kamp: Die krijgt de heer Van Hijum, maar ik zeg kennelijk niet wat hij wil horen. Als je als bedrijf gewoon je mensen uit Nederland haalt, heb je geen probleem. Als je als bedrijf je mensen uit EU-landen haalt, heb je ook geen probleem, maar als je als bedrijf mensen uit Roemenië of Bulgarije wilt halen via tewerkstellingsvergunningen, wordt er kritisch gekeken naar wat je doet. Dan wordt er bekeken of er geen prioriteitgenietend aanbod is. Als dat er wel is, wordt er dus nee gezegd. Het beleid is altijd geweest wat er in de wet stond. Er is ook bekeken hoe wij dat in de praktijk toepassen. Er zijn afspraken gemaakt, maar desondanks is vastgesteld dat in het jaar 2008 ongeveer 3000 Roemenen en Bulgaren hier naartoe werden gehaald, net als in het jaar 2009 en in het jaar 2010. Dan gaat het dus niet goed en moet er iets veranderen. Dan is het nodig om de uitvoering van dat beleid dichter bij de wet te brengen. Dat is gebeurd met de afspraken in het stappenplan, dat ook weer begint met: geen Roemenen, geen Bulgaren, eerst prioriteitgenietend aanbod. Dat is precies wat er gebeurt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Een betrouwbare overheid gaat de spelregels niet tussentijds veranderen. Het kan niet beide waar zijn. U schrijft zelf in uw brief dat het aantal tewerkstellingsvergunningen met de helft terug moet. Of je hebt hetzelfde beleid en het loopt dus zoals het tot nu toe is gegaan, of je brengt het aantal met de helft terug en dan is er wel degelijk een verandering, die niet getuigt van een betrouwbare overheid. Maar ik heb een andere vraag aan de minister. Hij heeft in zijn eigen rapport van 4 december 2009 geschreven dat uitkeringsgerechtigden bemiddelen naar vacatures in de land- en tuinbouwsector de afgelopen jaren is beëindigd met een slecht resultaat. Hij maakt het probleem dat hij niet kan oplossen tot het probleem van de tuinders en ondernemers. Daar gaat het om.

Minister Kamp: Ik doe een aantal dingen voor de projecten die niet zijn geëindigd in goede resultaten. Het eerste wat ik doe, is ervoor zorgen dat er geen tewerkstellingsvergunningen worden verleend als er prioriteitgenietend aanbod is; dat is precies de bedoeling van de wet. Het tweede wat ik doe, is ervoor zorgen dat mensen die kunnen werken als er werk is geen uitkering krijgen. Je moet het natuurlijk niet ingewikkelder maken dan het is. Ik geloof dat wij nu een regeling hebben waarbij, zoals de heer Bontes zei, kan worden overwogen dat het mogelijk is om op uitkeringen te korten bij werkweigering. Ik denk dat wij dat veel simpeler moeten maken. Als je werk aangeboden krijgt en je weigert dat te doen, stoppen wij de uitkering. Zo simpel ligt dat. Als wij dit op die manier gaan veranderen en mensen die werk weigeren geen uitkering geven, terwijl wij werkgevers die prioriteitgenietend aanbod kunnen krijgen uit Europa maar die toch buiten Europa arbeidskrachten willen halen geen vergunning geven, brengen wij de zaak bij elkaar. Als wij dan weer met een nieuw project komen, zul je zien dat het wel slaagt. Dat is toch de bedoeling?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De minister is toch geen vakbondsleider? Wij erkennen allemaal dat heel veel mensen nog niet aan het werk zijn terwijl zij aan het werk zouden moeten. Hij maakt dat het probleem van eerlijk werkende tuinders, ondernemers. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Minister Kamp: Voor eerlijk werkende tuinders heb ik de grootste bewondering, want de land- en tuinbouwsector in Nederland is erin geslaagd om de tweede exporteur van de wereld te worden. De meeste mensen die werken in de land- en tuinbouwsector – ondernemers en werknemers – komen uit Nederland. Verder heb je ook nog een heleboel werknemers uit andere landen van de Europese Unie. Dat mag allemaal, daar heeft men mij niet voor nodig, dat kan men allemaal zelf regelen. Ondernemers moeten zelf in hun personeelsbehoefte voorzien en moeten zelf ervoor zorgen dat zij goede arbeidsomstandigheden en een goede honorering hebben. Alleen diegenen die naar buiten willen omdat zij zeggen dat arbeidskrachten in Nederland en in Europa niet te krijgen zijn, zullen dat moeten hardmaken. Dat vraag ik ook van hen. Als zij dat hard kunnen maken, krijgen zij een vergunning. Kunnen zij dat niet, dan krijgen zij geen vergunning.

De heer Azmani (VVD): Ik wil hier toch even op doorvragen, want er moet toch iets gebeurd zijn. Heeft er nu wel of niet een verandering plaatsgevonden in het kader van de bewijslast voor het aantonen van het prioriteitgenietend aanbod? Het kan toch niet zo zijn dat wij hier voor niets zitten? Er moet toch een omstandigheid zijn die maakt dat die vergunningen nauwelijks nog worden afgegeven? Het kan niet anders dan dat daar op een andere manier naar gekeken wordt. Als ik de minister hoor zeggen dat hij nu aanbiedingen heeft van 1000 werknemers, betekent dit dan dat er in het verleden heel slap mee werd omgegaan? Werd dit in een laatje gestopt en werden die tewerkstellingsvergunningen maar gewoon afgegeven door de vorige bewindspersonen? Als de minister dat stelt, wil ik daarop ook wel graag een antwoord.

Ik heb het gevoel dat de verantwoordelijkheid enkel en alleen bij de bedrijven wordt gelegd. Ook naar links kijkend, zeg ik dat ik geen weke knieën heb tegenover die bedrijven, want ik vind ook echt dat zij moeten aantonen of er wel of niet sprake is van prioriteitgenietend aanbod. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de overheid voor het prioriteitgenietend aanbod in Nederland van de mensen die in de kaartenbakken zitten en aan wie dit werk wordt aangeboden. Als ik dan gisteren in een uitzending zie ...

De voorzitter: Mijnheer Azmani, u gaat nu echt te ver.

De heer Azmani (VVD): ... dat 80% van het bestand niet wordt aangegeven, maak ik mij daar zorgen over.

De voorzitter: Mijnheer Azmani, als de voorzitter u verzoekt een vraag te stellen, praat u niet door maar luistert u even naar de voorzitter, die u redelijk verzoekt om niet een heel betoog te houden. Dat geldt ook een beetje voor een aantal van uw collega's. Het is nu 14.15 uur. U wilt vast ook nog een tweede termijn. Ik sta u natuurlijk interrupties toe, maar ik wil wel graag dat u dan vragen stelt en niet alvast uw tweede termijn houdt. Dus ik zal uw vragen nu doorsluizen naar de minister.

Minister Kamp: De verantwoordelijkheid ligt inderdaad bij de bedrijven. Dat heb ik daarnet al toegelicht; dat zal ik dus niet herhalen. Daarover is de wet duidelijk, maar ook het stappenplan. Als je ziet dat er ondanks werkafspraken in drie jaar in aantallen niets verandert, als je tegelijk ziet dat het aantal Midden- en Oost-Europeanen oploopt van nul naar 200 000, dan moet je constateren dat er iets mis is en dat er dus iets moet veranderen. Er is dus ook in het stappenplan opgenomen dat tuinders ook geacht worden om zelf contact op te nemen met uitzendbureaus om te kijken of daar mensen beschikbaar zijn. Als wij er dan bij navraag bij uitzendbureaus achter komen dat er ruimschoots mensen beschikbaar zijn, gaan wij daarvoor echt onze ogen niet sluiten. Het stappenplan en de uitvoeringsregels zijn allemaal hulpmiddelen om ervoor te zorgen dat datgene wat logisch is en wat in de wet- en regelgeving staat, ook wordt nageleefd. Dat hebben wij ook in dit geval gedaan. Voor zover door mijn ingrijpen sprake was van een aanscherping waarop men zich zou moeten voorbereiden, heb ik besloten om die per 1 juli te laten ingaan. Ik denk dat dit allemaal op een redelijke manier verloopt en dat de werkgevers inderdaad de kans krijgen om de verantwoordelijkheid die zij voor hun personeelsvoorziening hadden, hebben en ook in de toekomst zullen hebben, te nemen.

De heer Ulenbelt (SP): Wat betekent nu de overgangstermijn tot 1 juli? Betekent dit dat vanaf de afgelopen periode tot nu de betreffende tuinders op dezelfde manier een tewerkstellingsvergunning kunnen krijgen als daarvoor, of niet? Als het strenger wordt, mag dat van mij. De minister zegt dat hij duizenden banen heeft via uitzendbureaus. Kan hij dat dan even aan de LTO doorgeven, zodat die tuinders ook gewoon verder kunnen? Dan zijn wij van dat probleem af.

Minister Kamp: Ik denk dat die informatie voor de tuinders en voor de LTO net zo gemakkelijk beschikbaar is, want die uitzendbureaus willen gewoon mensen plaatsen. Dat zeggen zij tegen mij en ook tegen de LTO en tuinders. Wat de periode tot 1 juli betreft, wijs ik erop dat er niet gestuurd wordt op het aantal tewerkstellingsvergunningen. Waarop gestuurd wordt, is dat je prioriteitgenietend aanbod inschakelt. Wat het UWV nu dus ook gaat doen tot 1 juli, is dat het meer dan normaal betrokken is bij het vervullen van vacatures door die bedrijven. Normaal gesproken moet men er zelf voor zorgen dat als men in Nederland geen mensen zou kunnen krijgen, mensen uit andere EU- landen worden geworven. Daar zullen wij de ondernemers nu bij helpen door als zij niet over de namen van uitzendbureaus beschikken, hun die namen te geven. We zullen ze ook helpen bij het leggen van contacten. Dus wij zullen ze faciliteren in het benutten van het prioriteitgenietend aanbod, zodat het niet nodig is om tewerkstellingsvergunningen aan te vragen. Dat is de lijn.

De heer Spekman (PvdA): In het verlengde van de vraag van de heer Ulenbelt heb ik ook een vraag. Volgens mij schrikt gewoon een deel van de Kamer door de consequente uitvoering die deze minister kiest. Ik heb een vraag over het prioriteitgenietend aanbod. De minister heeft gezegd dat hij een brief heeft gekregen van uitzendbureaus. Heeft de minister, of via hem misschien de mensen van het UWV, gesproken met de LTO en de werkgevers over de vraag waarom zij geen gebruikmaken van het aanbod dat op zijn bord ligt?

Minister Kamp: Ik wil niet in een onderhandelingssituatie over de wet terechtkomen. De wet is duidelijk. Om te beginnen snapt iedereen – daar heb ik helemaal geen wet voor nodig – dat je als werkgever zelf ervoor moet zorgen dat je mensen krijgt. Als je dat niet voor elkaar krijgt, kun je geholpen worden door het UWV en de gemeenten. Daarnaast kun je uit de hele Europese Unie mensen laten komen. Dat is gewoon de regel zoals die bestaat en dat weten de werkgevers zelf ook heel goed. Dat weet de LTO ook heel goed. Voor zover men het niet zou weten, moet men maar even het stappenplan nalezen. Daar staat het allemaal in. Wat wij verder kunnen doen, is wat extra inspanning plegen vanwege de problemen waarvan wij nu ook vaststellen dat zijn er zijn, door extra te helpen om ervoor te zorgen dat het aanbod dat er is en de vraag die er is, bij elkaar gebracht worden, met als resultaat inschakeling van prioriteitgenietend aanbod en het niet hoeven vragen van tewerkstellingsvergunningen.

Als het gaat om overleg: ik wil altijd met de LTO en met ondernemers overleggen, maar dat overleg gaat niet over de vraag of wij wel of niet de wet gaan toepassen. Dat overleg hoeft wat mij betreft ook niet te gaan over de vraag of er wel of niet Midden- en Oost-Europeanen beschikbaar zijn, want er zijn er al 200 000 in ons land. Het overleg hoeft ook niet gaan over de vraag of er uitzendbureaus zijn die mensen uit Polen, Slowakije en Tsjechië kunnen leveren, want het is algemeen bekend dat dat het geval is. Ik denk dus dat men in plaats van overleg beter kan doen wat voorgeschreven is, wat redelijk is en wat tot de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven behoort.

De heer Spekman (PvdA): Ik prijs u omdat u noch weke knieën heeft naar de werkgevers toe, noch naar de mensen met een uitkering, maar ik probeer meer duidelijkheid krijgen over de vraag waarom die werkgevers dan toch niet gebruikmaken van het aanbod dat op uw bord ligt. Wij zitten hier immers mede bij elkaar omdat er ach en wee wordt geklaagd omdat de aardbeien verrotten. Als dat beeld onterecht is, vind ik het relevant om van u als minister te horen waarom, terwijl u dat aanbod op uw bureau hebt gekregen in de vorm van de brief over 1000 vacatures, die werkgevers dan toch niet gebruikmaken van die mensen die er klaarblijkelijk wel zijn.

Minister Kamp: Ik kan daar niet in treden. Ik kan erover speculeren wat de afwegingen zouden zijn, maar ik weet niet of dat verstandig is. Waarom zou ik dat doen? Ik kan wel zeggen: misschien dat die tuinder dit of dat denkt. Door tuinders wordt gezegd: wij werken al een aantal jaren met mensen uit Roemenië en Bulgarije, daar zijn wij tevreden over en daar willen we mee doorgaan. Ja, dat kan wel zo zijn, maar het is niet in overeenstemming met de wet. Je krijgt alleen toestemming voor mensen uit Roemenië en Bulgarije als er geen prioriteitgenietend aanbod is. Dat is er wel, dus dan krijg je die vergunning van mij niet meer. Zo simpel is het uiteindelijk.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik borduur voort op wat de sprekers voor mij hebben gezegd. Ik begrijp ook niet helemaal waarom er op dit moment nog geen gebruik wordt gemaakt van die 1000 mensen die de uitzendbureaus zouden kunnen leveren. Ik vind het wel relevant welke redenen daaraan ten grondslag zouden liggen, want in kwantitatieve zin is er in ieder geval voldoende aanbod. Is het er ook in kwalitatieve zin? Ik wijs op de kwalitatieve mismatch waarover eerder werd gesproken. Welke mogelijkheden ziet de minister dan om die eventuele kwalitatieve mismatch op te lossen, waardoor er geen probleem zou zijn voor deze tuinders?

Minister Kamp: Laten wij elkaar toch geen problemen aanpraten. Het is niet fair om te doen alsof het plukken van aardbeien zodanig werk is dat wij daar onder de 500 000 Nederlandse werklozen met een uitkering de mensen niet voor kunnen krijgen. Het is ook niet redelijk om te zeggen dat zij waarschijnlijk in Midden- en Oost-Europa en in Spanje of elders ook niet te krijgen zouden zijn, omdat dit zo'n specialisme is dat alleen bepaalde mensen uit Roemenië en Bulgarije dat werk zouden kunnen doen. Dat is toch niet reëel? Laten we elkaar niet voor de gek houden.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben dan toch op zoek naar een reden waarom deze mensen nu niet worden ingezet. Hier wordt al het poen-poen-poengebaar gemaakt. Zit het niet ook gewoon in de lonen die worden uitbetaald?

Minister Kamp: Ik ben er niet voor aangesteld om te speculeren. Ik ben ervoor aangesteld om de bestaande regels uit te voeren en toe te passen. Voor zover die regels niet redelijk zijn, heb ik de mogelijkheid om u een wijziging van de regels voor te stellen. Ik ga die regels toepassen. Wat de tewerkstellingsvergunningen betreft, vind ik de regels duidelijk. Wat de uitkeringen betreft, denk ik dat we naar de hoofdlijn toe moeten zoals de heren Azmani en Bontes die ook noemden, namelijk: je krijgt een uitkering als er geen werk is of als je niet kunt werken, maar als er wel werk is, als je wel kunt werken, als je werk krijgt aangeboden en dan nee zegt, krijg je geen uitkering. Zo simpel moeten wij het met elkaar organiseren.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Spekman zegt dat wij zouden schrikken van de consequente uitvoering, maar daar zit nu net het punt. Is die uitvoering wel consequent? Nee, die is aangescherpt. Eigenlijk heeft de minister dat ook al aangegeven. Ik zou echt van hem willen horen, als hij zegt dat die aanscherping pas per 1 juli plaatsvindt, of hij kan garanderen dat tot die tijd geen aanscherping plaatsvindt van de toetsing van de wervingsinspanningen van tuinders. Er zijn al afspraken over hoe je met elkaar vaststelt of iemand voldoende heeft gedaan om ander personeel te werven. Ik wil dus van de minister horen dat er tot 1 juli geen sprake is van een aanscherping van de beoordeling van die wervingsinspanningen. Ik vraag de minister om dat te garanderen. Ik hoop dat ik daarnaast ook nog antwoord krijg op mijn eerdere vraag, namelijk waar de busjes van het UWV en de gemeenten blijven met geschikte, beschikbare en gemotiveerde werkzoekenden.

Minister Kamp: Die laatste vraag zie ik als een retorische vraag. Ik denk dat ik daar op alle mogelijke manieren al voldoende antwoord op het gegeven, voor zover dat inhoudelijk kan. Wat de uitvoering betreft: de regels kunnen veranderen maar de uitvoering is een lopend proces. Er is een regel en je hebt een maatschappelijke werkelijkheid waarin dingen gebeuren. Wat er gebeurd is, is dat op een gegeven moment bleek dat er veel Midden- en Oost-Europeanen beschikbaar zijn. Vier jaar geleden dachten wij dat er 15 000 zouden komen. Toen kwamen wij erachter dat er 100 000 kwamen. Daarna bleken er 165 000 te zijn. Nu komen er 200 000. Dat zijn veranderende omstandigheden, waarmee je dan ook in de uitvoering van het beleid rekening moet houden. Als het nu zo zou zijn dat je helemaal geen mensen uit landen van de Europese Unie hier zou kunnen krijgen en als het nu zo zou zijn dat er helemaal geen aanbod was van mensen in Nederland die aardbeien kunnen plukken, zou ik tewerkstellingsvergunningen aan de tuinders geven. Als dat niet zo is, als die mensen uit landen van de Europese Unie er wel blijken te zijn en als zij er in Nederland ook zijn, geef ik geen tewerkstellingsvergunningen. Ik kan het echt niet ingewikkelder maken dan het is. Ik geloof ook dat wij er niets mee opschieten om het ingewikkelder te maken. Het beleid is dus hetzelfde gebleven, de regels zijn hetzelfde gebleven, de uitvoering past zich aan de omstandigheden aan. De omstandigheden veranderen en daar moeten wij rekening mee houden.

De heer Van Hijum (CDA): De minister gooit het op de omstandigheden, maar het is een bewuste keuze van het UWV om anders te gaan toetsen en anders te gaan kijken naar de werkelijkheid. Daarom wil ik graag de garantie van de minister dat er niet anders naar wordt gekeken dan vorig jaar is afgesproken. In dat kader heb ik ook een vraag gesteld over het aanleveren van werkzoekenden. Dat was geen retorische vraag, want ook dat was onderdeel van het afsprakenkader. Het UWV en gemeenten zouden, zelfs op basis van een oogstkalender, veel meer mensen beschikbaar stellen voor dat werk. Dat gebeurt ook niet.

Minister Kamp: Er is geen sprake van anders toetsen. Het UWV toetst zoals het altijd moet toetsen. Als het UWV tegen mij zou zeggen dat het op dit moment tot de conclusie komt dat er in Nederland geen aardbeienplukkers zijn en dat ze ook in de landen van de Europese Unie niet te krijgen zijn, zou men met mij een heel groot probleem hebben. Ik vind het volkomen logisch dat het UWV tot de conclusie komt dat zij er wel zijn. Ik heb zelf ook tegen het UWV gezegd: het is mooi dat je zo'n stappenplan hebt, waarin duidelijk staat wat er moet gaan gebeuren. Het is ook mooi dat daarin staat dat je voor mensen van buiten Nederland uitzendbureaus moet inschakelen, maar uiteindelijk gaat het niet om het sturen op de tewerkstellingsvergunningen, maar om het naar letter en geest toepassen van de regels. Daar reken ik jullie en datgene wat je doet, op af.

In de periode tot 1 juli gaat er in zoverre iets veranderen dat de tuinders in West-Brabant na die datum hun eigen verantwoordelijkheid zullen moeten nemen voor de invulling van hun personeelsbehoefte. In die periode zullen wij hen helpen. Het UWV zal hen helpen om ervoor te zorgen dat de match die er moet zijn met het aanbod dat in ruime mate in Europa beschikbaar is, tot stand komt. Wat het UWV, de gemeenten en de mensen die in Nederland met een uitkering aan de kant staan betreft, is er wel degelijk een probleem. Vandaar dat ik zeg dat wij ook op dat punt moeten gaan aanscherpen, maar we moeten niet het een laten omdat wij met het ander nog bezig zijn. Nee, we moeten op alle punten voortdurend streven naar het consequent toepassen van de regels.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er is afgesproken – dat staat hard vast – dat er in 2014 vrij verkeer van werknemers zal zijn, ook voor Roemenen en Bulgaren. De minister creëert dus een aanscherping, een probleem voor heel veel eerlijke, hardwerkende tuinders voor de jaren 2011, 2012 en 2013. Is dat juist?

Minister Kamp: Ik creëer helemaal geen probleem. De werkgevers kunnen de mensen uit Nederland en uit andere landen van de Europese Unie halen. Zij zijn niet exclusief aangewezen op Roemenen en Bulgaren. Ik creëer dus geen probleem voor hen. De huidige regel zal verlengd worden. Pas op 1 januari 2014 krijgen mensen uit Roemenië en Bulgarije, net als uit andere EU-landen, toegang tot Nederland. Dan is dat de nieuwe regel en dan zullen wij daarmee weer rekening moeten houden. Ik kan nu al voorspellen dat er dan mogelijk aandrang komt om mensen vanuit Oekraïne en Wit-Rusland naar Nederland te halen. De wereld is groot en er is voortdurend creativiteit om zo goedkoop en zo goed mogelijk naar oplossingen te zoeken. Het is aan ons om de regels te bepalen waarbinnen dat mag gebeuren. Die regel is er en wat wij vervolgens moeten doen, is die regel ook consequent toepassen. Dat doen wij.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De minister creëert dus een probleem voor 2011, 2012 en 2013 voor de tuinders die toch de oogst niet kunnen binnenhalen. Dat is ook een probleem voor de mensen die via belastingen geen geld binnenkrijgen, omdat zij ook exporteren, en een probleem voor heel veel mensen die gewoon meer betaald krijgen dan in hun eigen land. Ik kan niet anders dan dat concluderen.

Minister Kamp: Als mevrouw Koşer Kaya er blij mee is dat zij heeft kunnen concluderen dat de minister problemen creëert, ben ik blij dat zij daarmee tevreden is.

Ik heb door de aan mij gestelde vragen al de gelegenheid gekregen om mijn punten te maken. Voordat ik nog naar een paar specifieke vragen ga, wil ik afsluiten met de opmerking van mijn kant dat er ook in zekere zin sprake is van een cultuuromslag die moet inhouden dat werkgevers in de eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid hebben en die ook moeten nemen.

Mijn tweede opmerking is dat we, als er mogelijkheden zijn binnen de Europese Unie, niet moeten gaan kijken buiten de Europese Unie, want dan maken wij zelf een probleem, zeg ik in de woorden van mevrouw Koşer Kaya.

Mijn derde opmerking is dat wij mensen die kunnen werken en voor wie er werk is – laat staan als zij dat werk aangeboden krijgen – maar die dat werk dan niet gaan verrichten, niet de gelegenheid moeten geven om met een uitkering aan de kant te blijven staan. Op dat punt is een cultuuromslag gewenst, waaraan wij gezamenlijk kunnen werken door die zo snel mogelijk te realiseren. Het eindresultaat zal zijn dat meer mensen aan het werk zijn in Nederland, dat minder mensen een uitkering hebben en dat de werkgevers beter in hun vacatures kunnen voorzien. Daar worden wij met ons allen beter van.

Mevrouw Ortega heeft gevraagd of ik bereid ben om de overgangsperiode op te rekken. Dat is niet het geval.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg of ik bereid ben om het plan direct terug te draaien. Het antwoord is nee.

De heer Van Hijum heeft gesproken over overleg. Ik ben wel bereid om overleg te voeren, maar dat kan niet gaan over het niet toepassen van de vastgestelde regels.

De heer Ulenbelt heeft gezegd dat hij het beroep van tuinbouwvakker wil ontwikkelen. Ik denk dat dat een waardevolle gedachte is, die ik ook al heb gehoord bij de uitzendbureaus, die erover denken om functies te combineren en mensen in dienst te nemen die dan vervolgens, zoals de heer Ulenbelt zegt, als tuinbouwvakker van het ene gebied naar het andere kunnen worden gebracht, afhankelijk van de oogst die er is. Ik ga eens wat verder doorpraten over die gedachte, zowel met de beroepsgroep zelf als met de uitzendbureaus. Als je ziet hoe wij consequent jaar in, jaar uit problemen hebben met seizoenarbeid en het vinden van mensen voor die activiteiten, verdient een oplossing in de geest zoals de heer Ulenbelt die suggereert aandacht.

De heer Bontes heb ik beantwoord, ik hoop naar zijn tevredenheid.

De heer Klaver heb ik op één punt gecorrigeerd, namelijk dat wij de grenzen niet dichtgooien voor Midden- en Oost-Europeanen. Ik geloof dat één opmerking van hem toch onjuist is, namelijk dat als een ondernemer 50 Roemenen wil laten komen, dat moet kunnen. Dat is niet zo, mijnheer Klaver. U bent ook onderdeel van de wetgevende macht, die heeft gezegd dat de Roemenen alleen mogen komen als er een tewerkstellingsvergunning is en dat die tewerkstellingsvergunning alleen wordt gegeven als er geen prioriteitgenietend aanbod is. Mijn bescheiden opmerking in de richting van de heer Klaver is dus dat hij dit niet kan zeggen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik besef terdege dat het niet zomaar kan en dat een tewerkstellingsvergunning nodig is, waarvoor je aan de regels moet voldoen. De opmerking die ik maakte, was dat het prima is als tuinders graag mensen uit een ander land, bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië, in dienst willen nemen, als zij aan de regels voldoen, zolang er geen concurrentie plaatsvindt op arbeidsvoorwaarden.

De voorzitter: De minister zei buiten de microfoon «dank u wel» en heeft zo te zien verder geen behoefte aan een reactie.

Minister Kamp: De heer Klaver gaf een verduidelijking van zijn opvattingen, die inhield dat hij ook vindt dat tewerkstellingsvergunningen alleen kunnen worden gegeven als men aan de regels voldoet. Een van die regels is dat er geen prioriteitgenietend aanbod is; daar zijn wij het dus over eens.

De heer Klaver (GroenLinks): Dat heb ik niet gezegd.

De voorzitter: Maar u heeft gelukkig ook nog een tweede termijn. Ik zie dat u daar allemaal heel blij om bent. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten per persoon en ik zal u daar strikt aan houden.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen door de minister. Eén quote heb ik opgeschreven: «Ik kan mijn ogen daar niet voor sluiten.» Mijn constatering is dat de voorgangers van deze minister dat kennelijk wel deden, anders hadden wij dit debat vandaag niet gehad. Als je een betrouwbare overheid wilt zijn, denk ik dat ook een goede overgangsregeling van toepassing is. Dan gaat het niet sec om de overgangstermijn tot 1 juli, maar ook daadwerkelijk om de invulling van die overgangsregeling. Hoe ziet die eruit? Ik zou het prettig vinden als de minister in tweede termijn wil terugkomen op de invulling van die overgangsregeling.

Ik vind het heel belangrijk dat wij er iets voor moeten doen om daadwerkelijk 500 000 mensen aan het werk te krijgen. Dan kan de minister die verantwoordelijkheid niet alleen leggen bij de werkgevers in Nederland, maar dan moeten wij ook kijken hoe wij daarmee als overheid omgaan. Ik denk dat daarin nog enorme stappen kunnen worden gezet. Die overtuiging werd bij mij gisteren weer bevestigd in de uitzending van Nieuwsuur, waarin te zien was hoe daarmee wordt omgegaan door integratiecoaches of door burgemeesters. Dan denk ik dat wij daaraan iets kunnen doen en dat we ervoor moeten zorgen dat er een activerend sociaalzekerheidsbeleid is als er werkaanbod is dat gewoon gefinancierd is. Deugdelijk of niet, het gaat om € 8,92 bruto. Dat is nog altijd meer dan wat iemand in de bijstand krijgt. Werk gaat wat mij betreft boven uitkering, want het is ook een doorgroeien naar sociale participatie. Ik zou daarop graag van de minister een antwoord krijgen. Op welke termijn verwacht hij dat wij een sociaal activeringsbeleid hebben, dat wij Nederlandse handen hebben in de land- en tuinbouwsector? Dat is voor mij liever vandaag dan morgen; ik zou in dit kader dus graag een termijn van de minister horen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Wij hebben beleidsregels gemaakt om mensen die in een uitkeringssituatie zitten zo snel mogelijk, bijvoorbeeld ook in de tuinbouw, aan het werk te helpen. We zijn het er allemaal over eens dat wij dat moeten doen, maar die beleidsregels zijn door deze minister aangescherpt. Het kan niet zo zijn dat de beleidsregels hetzelfde zijn en dat tegelijkertijd het aantal tewerkstellingsvergunningen met de helft teruggaat. De beleidsregels zijn dus wel degelijk aangescherpt. Daarbij heeft de minister de problemen rondom mensen die geactiveerd moeten worden om ook in de tuinbouw te werken, tot het probleem van de tuinders gemaakt.

Het tweede probleem is dat tot 2014 alles potdicht wordt gehouden omdat er pas in 2014 vrij verkeer van werknemers zal zijn. Dus waarom wordt de grens tot die tijd potdicht gehouden? Ondernemers die eerlijk en hard werken, worden daar de dupe van. Dat zou deze liberale minister niet moeten willen. Ik overweeg dan ook om straks een VAO aan te vragen, zodat wij deze aanscherpingen zo snel mogelijk kunnen terugdraaien.

De voorzitter: Misschien is het een troost voor u dat wij voor de zekerheid alvast een vooraankondiging hebben gedaan van een VAO. U kunt hierover dus lekker vanavond laat spreken.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Dat zal morgenochtend vroeg worden, vrees ik.

Ik wil de minister ook danken voor de antwoorden, maar ik moet zeggen dat ik ze wel onbevredigend vond. De minister verdedigt de aanscherping van het beleid. Ik denk eerlijk gezegd dat wij het daar in grote lijnen over eens kunnen worden. Dat is het punt helemaal niet.

Wij spreken na het reces nog over de brief die de minister heeft gestuurd over de Wet arbeid vreemdelingen. Wij zitten daarin misschien iets minder restrictief dan de minister, maar ik denk dat wij hierover in grote lijnen overeenstemming zouden moeten kunnen bereiken. De minister negeert in zijn beantwoording volledig het probleem dat tuinders op dit moment ervaren en dat het gevolg is van de aanscherping die in de praktijk al gaande is. Ik herhaal dat wij ook op dit moment al werken volgens het uitgangspunt dat prioriteitgenietend aanbod voorrang heeft boven aanbod van buiten de EU, inclusief Roemenië en Bulgarije. Er zijn afspraken gemaakt over hoe wij toetsen of werkgevers zich voldoende inspannen om dat aanbod ook daadwerkelijk beschikbaar te krijgen. Daar zit de crux. De beoordeling van die inspanningen is in de praktijk op dit moment aangescherpt. Dat heeft tot gevolg dat tuinders aan de ene kant met acute personeelsproblemen te maken krijgen, terwijl aan de andere kant niet wordt ervaren dat het UWV en gemeenten met extra mensen langskomen om dat werk te doen, terwijl dat ook onderdeel was van de afspraken. De oogstkalender, extra aanbod, geschikt, beschikbaar en gemotiveerd personeel, het zou allemaal langskomen, maar het is niet gebeurd. Ik vind dat de minister zich er niet vanaf kan maken en niet moet wegkijken van het acute probleem dat hij daarmee veroorzaakt. Dat stelt mij teleur, want het gaat hier om ondernemers die met medewerking van de overheid op een legale manier werknemers in dienst proberen te nemen om werk te doen en dus niet op een illegale manier of met malafide constructies. Daarvoor zou de minister echt meer oog moeten hebben. Het stelt mij teleur dat deze minister dat oog niet heeft.

Ik kom dan ook tot het oordeel dat er sprake is van een eenzijdige aanscherping van de spelregels, zonder dat de overheid zelf haar afspraken nakomt als het gaat om de inzet van werklozen, en zich daarmee als een niet-betrouwbare partner opstelt in de richting van de land- en tuinbouw. Ik overweeg ook om op dat punt een motie in te dienen, omdat ik de zekerheid wil hebben dat tot 1 juli geen aanscherping plaatsvindt en dat er voor de periode na 1 juli overleg plaatsvindt.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Ik heb eerst een vraag aan de voorzitter. Er wordt nu door een Kamerlid een uitspraak van de Kamer gevraagd over precies hetzelfde onderwerp dat nu in kort geding bij de rechter ligt. Die rechter doet op 4 mei uitspraak. Ik vind dat wij in dit parlement terughoudend moeten zijn met uitspraken op het moment dat een kwestie onder de rechter is. Als het om algemene beleidszaken gaat, kan dat, maar waar de heer Van Hijum nu op doelt, is precies het conflict waarover een rechtszaak gaande is. Dus ik vraag de voorzitter om dit ergens aan de orde te stellen, zodat dit VAO niet wordt gehouden dan na uitspraak van de rechter. Misschien kan ik aan de heer Van Hijum vragen of hij zijn verzoek zelf wil intrekken.

De voorzitter: U had het aan mij gevraagd. Voordat wij hier een hele procedurevergadering gaan houden, zullen wij dit nog even checken. Ik denk eerlijk gezegd dat u op dit punt abuis bent en dat de Kamer gewoon deze uitspraak kan vragen. Mocht dat anders zijn, dan zullen wij u daar uiteraard over informeren. Ik ga hier nu niet over discussiëren. Ik stel voor dat de heer Ulenbelt nu zijn betoog vervolgt.

De heer Ulenbelt (SP): Ik dank de minister dat hij samen met mij en anderen gaat bekijken hoe wij het vak van tuinbouwvakker zouden kunnen ontwikkelen als definitieve oplossing voor dit probleem.

Dan nog iets over de arbeidsomstandigheden in de tuinbouw. Wie gisteren in Nieuwsuur naar de kruiwagen heeft gekeken, heeft niet veel meer beelden nodig om te weten dat je daar niet moet werken. Die kruiwagen had alleen een velg en wordt dus niet geduwd, maar gewoon aan de voor- en achterkant opgetild. Als je daarmee op het scherm komt, zul je inderdaad heel veel moeten betalen, willen mensen daar aan de slag gaan. Wat dat betreft heeft de minister dus gelijk.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Dank aan de minister voor het beantwoorden van mijn vragen. Zij zijn naar tevredenheid beantwoord. De PVV-fractie steunt de minister volledig in de aanpak die hij voorstelt, dus steun voor de daadkracht en de voortvarendheid van de minister, en verder geen moties van de PVV-fractie.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Als geboren Brabander word ik ook tijdens dit overleg nog bestookt door tuinders uit mijn geboortestreek. Ze brengen allemaal een belangrijk punt naar voren, namelijk dat de eenzijdige stappen die nu worden gezet door de minister, als bijzonder grievend worden ervaren maar ook als een gevaar voor het voortbestaan van hun bedrijf. Ik vind het daarom ook jammer dat deze stappen zo eenzijdig zijn genomen en dat dat niet in overleg is gebeurd. Dat had een hoop ellende kunnen voorkomen.

Ik ben nog niet overtuigd door de minister dat er nu voldoende personeel beschikbaar is. In kwantitatieve zin zeer zeker, maar is dat ook in kwalitatieve zin het geval?

De tweede vraag, die ik eigenlijk in mijn eerste termijn wilde stellen maar waar ik niet aan toekwam doordat ik naar de regeling van werkzaamheden moest rennen, is beantwoord via de vraag van de heer Ulenbelt over de tuinbouwvakkers. Is de minister bereid om daar werk van te maken zodat wij in ieder geval vanaf volgend jaar de kwalitatieve mismatch wellicht op deze manier kunnen oplossen?

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden, ook al heb ik geen vragen gesteld, want ik steun hem.

Ik vrees dat ik misschien teleurgesteld word, omdat ik nu al vrees dat mijn collega's in meerderheid weke knieën zullen hebben voor werkgevers, terwijl er wel veel harde woorden gesproken worden over uitkeringsgerechtigden. Daar baal ik eerlijk gezegd van. Wat er in mijn ogen gebeurt, is dat er prioriteitgenietend aanbod is, dat er een brief naar de minister is gekomen met een aanbod van 1000 medewerkers en dat het de keuze van de werkgevers is om daar geen gebruik van te maken. Dat is een keuze van de werkgevers. De enige manier waarop wij er in Nederland voor kunnen zorgen dat mensen met een uitkering en/of prioriteitgenietend aanbod uit andere Europese landen aan het werk komen, is om strikt en consequent te zijn. Ik prijs de minister daarin. Ik vind dat wij als Kamer geen weke knieën moeten hebben, noch tegenover iemand met een uitkering, noch tegenover de werkgever die voor de gemakkelijkste oplossing kiest. Er ligt een oplossing op tafel, die de minister heeft aangegeven in de brief. Ik ga ervan uit dat de werkgevers en de LTO die brief ook hebben gekregen. Ik zeg tegen de werkgever: kies daarvoor. Ik zeg tegen mijn collega's: steun de minister.

De voorzitter: Ik zou graag nog iets willen zeggen over de opmerking van de heer Ulenbelt van daarnet. Volgens ons is het zo dat de Kamer gaat over haar eigen werkzaamheden. Er ligt een brief van de regering. Daar praten wij nu over. Het staat de Kamer vrij om over de brief van de regering te discussiëren, want anders hadden wij dat ook nu niet moeten doen, en ook om moties in te dienen. Het is natuurlijk de bedoeling dat wij daarbij geen politieke afweging maar een nuchtere afweging maken. Volgens mij is die nuchtere afweging dat wij hierover gewoon een VAO kunnen houden, waarin gewoon moties kunnen worden ingediend. Als ik nu tot de orde wordt geroepen door iets hogers wat hier niet aanwezig is, zult u dat natuurlijk nog horen. Ik geef graag de minister het woord voor zijn tweede termijn.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik vraag mij af waarom mevrouw Koşer Kaya zei dat ik de grenzen potdicht gooi. Je zit in Zundert, je hebt een tuindersbedrijf en behalve dat je mensen uit heel Nederland kunt laten komen, kun je hen ook uit België laten komen, uit Duitsland, Frankrijk, Engeland, Italië, Spanje of Portugal. Ik kan nog vijftien andere landen opnoemen. Uit 25 landen van de Europese Unie kunnen mensen vrij naar Nederland komen om hier werk te verrichten. De Europese Unie telt 27 landen. Uit twee landen, Roemenië en Bulgarije, kunnen de mensen nog niet vrij naar Nederland komen. Daarvoor hebben zij een tewerkstellingsvergunning nodig.

Daarom begrijp ik ook de heer Van Hijum niet goed, die van mij vraagt dat ik het stappenplan respecteer. In regel één van dat stappenplan staat dat vacatures worden vervuld met Nederlands en Europees aanbod. Daarachter staat: geen Roemenen en Bulgaren. Dan wordt een aantal stappen genoemd, die uiteindelijk eindigen in de laatste stap, namelijk dat je een tewerkstellingsvergunning zou kunnen aanvragen. Maar stap drie is: uitzendbureaus inschakelen. Iedereen weet toch dat via de uitzendbureaus de Midden- en Oost-Europeanen met tienduizenden naar Nederland komen? Het is toch nu ook weer gebleken dat een uitzendbureau zich zelfs tot mij wendt dat het binnen één of twee weken 1000 mensen kan leveren en als het iets langer mag duren zelfs nog meer. Zo zijn er nog veel meer uitzendbureaus. Dus begint het stappenplan al met de vaststelling: geen Bulgaren en geen Roemenen. Stap drie gaat over uitzendbureaus. We weten allemaal dat uitzendbureaus mensen kunnen leveren, en toch zegt de heer Van Hijum dat ik nog steeds tewerkstellingsvergunningen moet geven? Ik vind dat een heel vreemde redenering.

De heer Azmani heeft gezegd dat hij wenst dat er een sociaal activeringsbeleid komt. Ik begrijp dat hij daarmee bedoelt dat degenen die kunnen werken en voor wie er werk is, dat werk ook gaan verrichten. Dat moet er ook zijn, dat hebben wij al op papier, maar dat moet er nog veel meer in werkelijkheid komen. Dat kun je dus gewoon doen door de link te leggen: kun je niet werken of er is geen werk, dan krijg je een uitkering, kun je wel werken en is er wel werk – zeker als je dat aangeboden wordt – dan moet je dat doen, en doe je dat niet, dan krijg je geen uitkering. Wat mij betreft beginnen wij daar morgen mee. Ik zal zowel het UWV als de gemeenten op de kortst mogelijke termijn duidelijk maken dat dat het beleid is. Wat dat betreft, wordt de heer Azmani dus op zijn wenken bediend.

Op de inbreng van de heer Ulenbelt heb ik al gereageerd.

De heer Spekman en de heer Bontes dank ik voor de steun.

De heer Azmani vroeg of ik het punt van de overgangsregeling nog wat duidelijker zou willen neerzetten. Ik weet niet of ik het duidelijker kan doen, maar ik wil wel zeggen dat de overgangsregeling inhoudt dat wij niet sturen op tewerkstellingsvergunningen, maar op het toepassen van de regels zoals zij zijn vastgesteld. Het tweede is dat wij tot 1 juli intensiever dan normaal gaan helpen bij de mismatch die men kennelijk in West-Brabant bij de tuinders ervaart maar waarvan in de praktijk blijkt dat die toch vrij gemakkelijk te overbruggen is. Op die manier kunnen wij hen ondersteunen in de aanpassing die voor hen kennelijk nodig is om zich aan de algemeen geldende regels te houden.

De voorzitter: Ik zei u al dat er al een VAO is aangevraagd. Dat zullen wij nu definitief activeren. Op welk tijdstip dat precies zal plaatsvinden, hedenavond of morgenochtend, weten wij nog niet precies. Houd de herziene schema's in de gaten.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Hamer (PvdA), Van der Ham (D66), Sterk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Hijum (CDA), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Tony van Dijck (PVV), ondervoorzitter, Spekman (PvdA), Vermeij (PvdA), Karabulut (SP), Ouwehand (PvdD), Dijkgraaf (SGP), Azmani (VVD), De Jong (PVV), Klaver (GroenLinks), Huizing (VVD), Straus (VVD) en Van den Besselaar (PVV).

Plv. leden: Voortman (GroenLinks), Heijnen (PvdA), Pechtold (D66), Uitslag (CDA), Klijnsma (PvdA), Neppérus (VVD), Biskop (CDA), Smilde (CDA), Dijkstra (D66), Kooiman (SP), Slob (ChristenUnie), Bontes (PVV), Fritsma (PVV), Çelik (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Gesthuizen (SP), Thieme (PvdD), Van der Staaij (SGP), Aptroot (VVD), Van Klaveren (PVV), Sap (GroenLinks), Houwers (VVD), Harbers (VVD) en De Mos (PVV).

Naar boven