Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2016
Zoals aangekondigd in de brief over verkeersveiligheid van mei 2015 (Kamerstuk 29 398, nr. 464), informeer ik u hierbij over de uitkomsten van het vervolgonderzoek naar het stimuleren
van elektrisch rijden. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft zes mogelijke beleidsmaatregelen
op het terrein van IenM onderzocht. Het rapport «stimuleren van elektrisch rijden
– effecten van enkele beleidsprikkels» is beschikbaar via: www.pbl.nl/publicaties.
Het onderzoek wijst uit dat bij consumenten de waardering voor EV’s de afgelopen jaren
is toegenomen. Dit is belangrijk om in de pas te blijven met de ambitie, dat vanaf
2035 alle nieuw verkochte personenauto’s in staat moeten zijn om CO2-emissievrij te rijden.
Tijdens de begrotingsbehandeling in oktober 2014 heb ik toegezegd te verkennen wat
de mogelijkheden zijn voor een proef om op (een deel van) de A2 waar een snelheidslimiet
van 100 km/uur geldt, voor volledig elektrisch voertuigen (EV’s) een snelheid van
130 km/u toe te staan. Een proef om op (een deel van) de A2 voor EV’s een snelheid
van 130 km/u toe te staan heeft op basis van de huidige inzichten onvoldoende meerwaarde. Snelheidsverhoging voor EV’s kent weinig perspectief op een bredere toepassing
op het autosnelwegennet omdat elektrisch rijden alleen een positief effect heeft op
luchtkwaliteit en niet op geluid en verkeersveiligheid.
Aanleiding voor het onderzoek was het nader onderbouwen van een eerder literatuuronderzoek
waaruit naar voren kwam dat het verhogen van de maximumsnelheid voor elektrische voertuigen
(EV’s) op snelwegen een beperkte bijdrage zal leveren aan de waardering van EV’s.
Dit vervolgonderzoek bevestigt dat het verhogen van de maximumsnelheid niet of nauwelijks
mensen motiveert om een EV te kiezen in plaats van een benzine- of dieselauto.
Daarnaast zijn vijf andere beleidsmaatregelen onderzocht op hun verhoging van de waardering
van elektrisch rijden. Voor de particuliere autokoper geldt dat géén van de onderhavige
onderzochte beleidsmaatregelen aanleiding geeft om eerder een EV te kiezen.
Zakelijke rijders geven ten aanzien van vier onderzochte beleidsmaatregelen aan dat
dit hun waardering voor EV’s zal doen toenemen. Het betreft de opties «gratis parkeren»,
«toltunnels en veerdiensten gratis», «altijd toegang tot spitstroken» en «gratis snelladen
langs de snelweg». Uit een nadere verkenning blijkt dat het uitwerken van deze beleidsmaatregelen
grote nadelige effecten met zich mee brengt.
Zo is het mogelijk maken dat gemeenten kunnen overgaan tot «gratis parkeren» voor
EV’s juridisch complex, ook omdat het in strijd kan zijn met het uitgangspunt van
rechtsgelijkheid aangezien het in principe in alle gevallen om dezelfde handeling
gaat (parkeren) met een voertuig dat hetzelfde effect heeft op die parkeerplaats (ruimtebeslag).
Ook het vrijstellen van EV’s van toltunnels is binnen de huidige wettelijke kaders
niet mogelijk, bovendien zijn de Kiltunnel en Westerscheldetunnel niet in eigendom
van het Rijk. De beleidsmaatregel «gratis snelladen» leidt tot (ernstige) marktverstoring
en de optie «openstellen spitsstroken» kent geen bereikbaarheidswinst, maar leidt
mogelijk wel tot meer verkeersonveiligheid.
Daarbij komt dat blijkt dat zakelijke rijders door de fiscale kortingen al meer geneigd
zijn om EV’s te kiezen dan particuliere autoverkopers. Uit het onderzoek blijkt bovendien
dat verbeteringen aan de actieradius, de oplaadtijd en beschikbaarheid van snellaadpunten
het meest bijdragen aan het verhogen van de waardering.
De regering zal (zoals aangekondigd in Kamerstuk 33 042, nr. 41 van Minister Kamp) samen met marktpartijen in het Formule E-Team in het voorjaar
van 2016 een nader plan uitwerken om elektrisch rijden (met name voor particulieren)
aantrekkelijk en bereikbaar te maken, met specifieke aandacht voor de oplaadinfrastructuur.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Groot (Kamerstuk 32 800, nr. 37). Het onderzoek van het PBL zal hierbij betrokken worden
Op basis van de bevindingen van het PBL zie ik geen nadere aanleiding om bovenop de
lopende en reeds aangekondigde inspanningen verdere stappen te zetten in de uitwerking
van de onderzochte beleidsopties.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus