Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2013
Op 23 november 2011 heb ik tijdens de begrotingsbehandeling IenM uw Kamer toegezegd
een inventarisatie te maken van de eisen die gesteld worden aan de rijvaardigheid
in andere EU-lidstaten – zoals bedoeld in de motie De Jong c.s. (33 000-XII-34) –, waarbij ik tevens in zou gaan op de vraag of er opvallende zaken te melden zijn
ten aanzien van het rijgedrag van chauffeurs uit andere EU-lidstaten in Nederland.
Ik heb u tevens op 13 juni 2012 toegezegd dat dit onderzoek eind 2012 naar u zal worden
toegestuurd.
In de betreffende motie werd geconstateerd dat het aantal ongelukken met internationale
weggebruikers op de Nederlandse wegen, waarbij volgens de motie met name voertuigbestuurders
uit de MOE-landen (Midden- en Oost Europa) betrokken zijn, de laatste jaren is gestegen.
Eerdere brief aan de Kamer over dit onderwerp
Op 5 juli 2012 heb ik naar aanleiding van een vraag van lid De Jong (PVV) uw Kamer
ook een brief gestuurd over de vermeende betrokkenheid van voertuigchauffeurs uit
MOE-landen bij zowel alcoholgerelateerde verkeersongevallen als ook in algemene zin
bij ongevallen. In deze brief heb ik u medegedeeld dat op basis van de beschikbare
cijfers niet geconcludeerd kan worden dat voertuigchauffeurs uit MOE-landen vaker
betrokken zijn bij een verkeersongeval dan iemand van een andere nationaliteit.
Resultaten van het SWOV-onderzoek
Het onderzoek van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)in
het kader van de motie De Jong c.s. (33 000-XII-34) is inmiddels gereed en wordt tegelijkertijd met het verzenden van deze brief op
de website van de SWOV gepubliceerd.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt in de eerste plaats dat de basisrijopleiding
in MOE-landen op papier doorgaans niet onder doet voor de Nederlandse basisrijopleiding.
In de Europese regelgeving wordt bijna geen aandacht besteedt aan eisen op het gebied
van de rijopleiding. In Nederland worden weinig eisen gesteld aan de rijopleiding.
In bijna alle andere lidstaten, inclusief de MOE-landen, worden wel veel eisen gesteld
aan de rijopleiding.
De motie stelt dat het aantal ongevallen met MOE-landers toeneemt. De SWOV vindt in
haar onderzoek geen aanwijzingen dat het met de rijvaardigheid (zoals veelal getoetst
via rijexamens) van voertuigchauffeurs uit MOE-landen minder is gesteld dan met de
rijvaardigheid van Nederlanders. De Europese eisen aan rijexamens zijn identiek voor
alle EU-lidstaten. Daarnaast concludeert de SWOV dat niet bekend is welke afstand
er door bestuurders uit MOE-landen wordt afgelegd en niet na te gaan is of het ongevalrisico
en het aantal overtredingen per gereden kilometer voor MOE-landers hoger of lager
is dan voor Nederlanders. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat er in Nederland relatief
gezien niet meer herhaaldelijke overtreders (recidivisten) uit MOE-landen zijn dan
dat er Nederlandse recidivisten zijn.
Ander gerelateerd onderzoek: vrachtwagenchauffeurs MOE-landen net zo veilig
Naast het onderzoek van de SWOV waarbij vooral naar particuliere chauffeurs, maar
ook vrachtwagenchauffeurs, is gekeken is in november 2012 is het rapport «vrachtwagenongevallen
op snelwegen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid gepubliceerd. Hierin is onderzocht
welke factoren van invloed zijn op het ontstaan en de ernst van de afloop van vrachtwagenongevallen
op snelwegen, welke partijen hiervoor verantwoordelijk zijn en welke rol ze vervullen.
Uit dit onderzoek blijkt dat vrachtwagenchauffeurs uit MOE-landen geen grotere rol
spelen bij ongevallen dan Nederlandse vrachtwagenchauffeurs.
Tot slot
Concluderend kan ik stellen dat ik onvoldoende aanwijzingen heb om aan te nemen dat
particuliere chauffeurs of vrachtwagenchauffeurs uit MOE-landen onveiliger deelnemen
aan het verkeer dan Nederlanders. Ik zie dan ook op dit moment geen aanleiding nader
op dit onderwerp in te gaan.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus