29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 302 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2011

Op 5 oktober jl. is tijdens het VAO Verkeersveiligheid (Handelingen II, vergaderjaar 2011–2012, nr. 8) onder andere gesproken over het invorderen van rijbewijzen bij verkeersovertredingen binnen de bebouwde kom. Het lid Slob diende bij die gelegenheid een motie in die de regering verzoekt om met voorstellen te komen om de invorderingsgrens van het rijbewijs aan te scherpen1. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand om uw Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie te informeren.

Om beter zicht te krijgen op de mogelijkheden en de gevolgen van een verlaging van de invorderingsgrens, zet ik allereerst uiteen welke regels er thans gelden met betrekking tot het invorderen van rijbewijzen en het ontzeggen van de rijbevoegdheid. Daarna beschrijf ik in het kort enkele recente en toekomstige aanscherpingen van het beleid die betrekking hebben op bestuurders die grove verkeersovertredingen begaan binnen de bebouwde kom en in woonwijken. Tot slot ga ik in op het verzoek aan de regering zoals verwoord in de motie Slob.

Huidig invorderingsbeleid

De Wegenverkeerswet 1994 beschrijft een aantal situaties waarin het rijbewijs door de politieingevorderd moet worden. In geval van rijden onder invloed van alcohol geldt dat bijvoorbeeld voor bestuurders die een ademalcoholgehalte hebben dat hoger is dan 570 µg/l2. Bij snelheidsovertredingen moet het rijbewijs worden ingevorderd wanneer de bestuurder van een motorrijtuig is staande gehouden wegens het overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer. Voor bestuurders van bromfietsers ligt die grens bij 30 km/u of meer te hard rijden.

De wet biedt daarnaast ruimte om het rijbewijs in te vorderen in overige gevallen waarin er tegen een bestuurder een proces-verbaal wordt opgemaakt, mits door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. In deze gevallen mag een opsporingsambtenaar, na overleg met de hulpofficier van justitie, besluiten om tot invordering van het rijbewijs over te gaan. In de aanwijzing van het Openbaar Ministerie inzake de invordering van rijbewijzen staat beschreven dat er in dat geval sprake moet zijn van een zeer ernstige overtreding, waarbij niet sprake is van «slechts» hinder, maar van geconcretiseerde ernstige gevaarzetting. Het kan daarnaast ook gaan om een samenloop van twee of meer overtredingen.

Van belang is te vermelden dat een invordering van het rijbewijs niet automatisch leidt tot een ontzegging van de rijbevoegdheid. Na invordering stuurt de politie het rijbewijs naar het OM. De officier van justitie dient vervolgens uiterlijk binnen tien dagen na de dag van invordering te beslissen of het document wordt teruggegeven of dat hij overgaat tot inhouding van het rijbewijs. Hij zal besluiten om het rijbewijs in te houden als er een grote kans bestaat dat de zaak zal leiden tot een onvoorwaardelijke rijontzegging. De inhouding van het rijbewijs is immers slechts een voorlopige maatregel die wordt genomen in afwachting van de in de strafzaak op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid. Het is de rechter die uiteindelijk beslist over het al dan niet opleggen van een rijontzegging en over de duur ervan3.

Uiteraard kan een bestuurder ook voor langere tijd uit het verkeer worden geweerd als het rijbewijs niet direct bij de staandehouding is ingevorderd. Het kan voorkomen dat een overtreding voor de politie geen aanleiding biedt om tot invordering over te gaan, maar dat het OM en/of de rechter tijdens de behandeling van de zaak vinden dat het toch gepast is om een rijontzegging op te leggen. Dit komt bijvoorbeeld voor bij bestuurders die herhaaldelijk forse snelheidsovertredingen begaan, maar daarbij steeds onder de invorderingsgrens van 50 km/u of meer te hard blijven.

Recente aanscherpingen

Het OM heeft de regels die het hanteert bij het bepalen van de strafeis in geval van grove snelheidsovertredingen sinds 1 juni jl. aangescherpt. Dat volgt op de inwerkingtreding van een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op die datum, die de officier van justitie onder andere een ruimere bevoegdheid geeft om het rijbewijs in te houden4. In de oude situatie werd volgens de toen geldende richtlijnen het rijbewijs door de officier van justitie veelal teruggegeven als bleek dat betrokkene voor het eerst meer dan 50 km/u, maar minder dan 70 km/u, te hard had gereden. Dat is niet langer het geval, nu de aangepaste regels voorschrijven dat ook «first offenders» die 50 km/u te hard rijden, te maken krijgen met een onvoorwaardelijke rijontzegging van 2 maanden. Het bijbehorende boetebedrag voor een overtreding binnen de bebouwde kom bedraagt vanaf 1 januari a.s. € 720,–. Overigens kunnen in geval van recidive alle overschrijdingen van meer dan 30 km/u binnen de bebouwde kom tot een rijontzegging leiden, omdat deze niet binnen de Wet Mulder vallen en daardoor binnen het bereik van de recidiveregeling gedocumenteerde snelheidsovertredingen komen. Tweemaal met 31 km/u te hard binnen de bebouwde kom leidt volgens de OM-richtlijn bijvoorbeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 maanden.

Niet onbelangrijk bij de aanpak van grove verkeersovertreders zijn de bestuursrechtelijke maatregelen die het CBR op basis van een mededeling van de politie aan een bestuurder kan opleggen. Dit is aan de orde in gevallen waarin het naar aanleiding van overtredingen noodzakelijk wordt geacht om een bestuurder via een verplichte cursus de risico’s van verkeersgevaarlijk gedrag in te laten zien. De Educatieve Maatregel en Gedrag (EMG) is voor eigen rekening (€ 798,–) en van cursisten die niet of onvoldoende hebben deelgenomen aan de cursus, wordt het rijbewijs ongeldig verklaard. In het geval van een beginnende bestuurder leiden grove snelheidsovertredingen bij onherroepelijke afdoening ook tot de registratie van een punt in het kader van de beginnersregeling. Zoals de minister van Infrastructuur en Milieu en ik uw Kamer bij brief van 19 mei jl. gemeld hebben5, wordt deze regeling aangescherpt van 3 naar 2 punten.

Tot slot heb ik in mijn brief van 2 september jl.6 gemeld dat het stelsel van boetetarieven vanaf 1 januari 2012 zodanig zal worden gewijzigd dat boetes voor overtredingen in 30 km/u-zones extra hoog zullen uitvallen. De tarieven voor overtredingen op overige wegen binnen de bebouwde kom waren al hoger dan die op wegen buiten de bebouwde kom.

Aan de hand van het bovenstaande wordt duidelijk welke sancties of maatregelen er thans (kunnen) volgen wanneer iemand bijvoorbeeld 45 km/u te hard rijdt binnen de bebouwde kom, en het rijbewijs dus volgens de huidige wetgeving niet verplicht hoeft te worden ingevorderd:

  • De bestuurder ontvangt een boete die vanaf 1 januari 2012 € 610,– bedraagt. In geval van een 30 km/u-weg volgt een boete van € 760,–.

  • Het OM zal een rijontzegging vorderen als blijkt dat de bestuurder in de afgelopen twee jaar eerder onherroepelijk is veroordeeld7 voor een ernstige snelheidsovertreding, ook als het rijbewijs niet is ingevorderd.

  • Bij concrete gevaarzetting kan de opsporingsambtenaar het rijbewijs direct invorderen. Daarbij valt te denken aan een situatie waarbij het rijgedrag direct gevaar heeft opgeleverd voor overstekende voetgangers.

  • De opsporingsambtenaar brengt een mededeling uit aan het CBR zodat er een EMG volgt. Deze cursus is verplicht en kost de bestuurder € 798,–.

  • Betrokkene zal ook bij het CBR worden gemeld wanneer hij een beginnende bestuurder is en er naar aanleiding van de onherroepelijke afdoening van deze overtreding sprake is van een derde punt. In dat geval volgt een onderzoek naar de rijvaardigheid.

Lagere invorderingsgrens

Ik volg de gedachte van de motie dat hoge snelheden binnen de bebouwde kom veel gevaar opleveren. In reactie op de ingediende motie kom ik echter tot de conclusie dat een lagere invorderingsgrens op dit moment niet voldoende meerwaarde heeft om deze toe te voegen aan de huidige aanpak van deze groep overtreders.

De Stichting wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid (SWOV) heeft in 2008 geconcludeerd dat het verwachte effect van een lagere invorderingsgrens op de snelheid (en daarmee op de verkeersveiligheid) onzeker en vermoedelijk zeer beperkt is8. De SWOV maakte deze effectschatting op verzoek van de politieregio Amsterdam-Amstelland en ging daarbij uit van een verlaging van de invordingsgrens van 50 km/u- naar 30 km/u-overschrijding.

In de rapportage wordt daarnaast aandacht gevraagd voor de weginrichting, waarvan ik het belang ook bij eerdere gelegenheden heb benadrukt. De meest effectieve manier om de snelheid blijvend te beperken is door middel van een juiste weginrichting. Zo moet het in 30 km/u-zones zo zijn dat een snelheidsoverschrijding van 30 km/u of meer vanwege de weginrichting nauwelijks mogelijk is. Juist op deze wegen is een veilige en geloofwaardige weginrichting de beste manier om een blijvend effect te sorteren op de naleving van de verkeersregels.

Bovendien is van belang dat wanneer de grens met 10 km/u wordt verlaagd op wegen waar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt, dat op basis van de gegevens over 2010 meer dan tien keer zoveel invorderingen oplevert9. Daar komt bij dat zaken waarbij het rijbewijs is ingevorderd de strafrechtketen relatief veel werklast bezorgen, omdat het rijbewijs via de politie bij het OM moet belanden en de officier van justitie binnen 10 dagen een beslissing moet nemen. Daarnaast zal in geval van een verlaging van de invorderingsgrens het aantal procedures waarin de raadkamer van de rechtbank wordt gevraagd zich te buigen over het klaagschrift van de bestuurder tegen de invordering/inhouding van het rijbewijs, naar verwachting fors toenemen.

Tot slot

Met het oog op de zeer recente verruiming van de wettelijke mogelijkheden tot inhouding van het rijbewijs en de daaropvolgende aanscherping van het OM-beleid, de mogelijkheden die de rest van het instrumentarium biedt, de aanstaande verhoging van boetes voor snelheidsovertredingen binnen de bebouwde kom en de verwachte toename van de werklast van de voorgestelde maatregel, ben ik er niet van overtuigd dat een verlaging van de wettelijke invorderingsgrens op dit moment van voldoende toegevoegde waarde is. Wel ben ik van mening dat de bestaande bevoegdheid om het rijbewijs in te vorderen bij forse snelheidsovertredingen in woonwijken, consequent toegepast dient te worden. Om die reden zeg ik uw Kamer toe dat ik de politie nog eens zal wijzen op de eerder in deze brief beschreven mogelijkheid om het rijbewijs in te vorderen bij gevallen waarin er sprake is van concrete gevaarzetting, zodat dit ook daadwerkelijk gebeurt als een bestuurder een woonwijk onveilig maakt.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 29 398, nr. 290.

X Noot
2

Dit staat gelijk aan een bloedalcoholgehalte van 1,3 promille. Voor beginnende bestuurders ligt de grens op 350 µg/l resp. 0,8 promille.

X Noot
3

Een ontzegging van de rijbevoegdheid kan sinds 1 februari 2009 ook worden opgelegd door de officier van justitie via een strafbeschikking. De maximale duur van de ontzegging bedraagt dan zes maanden.

X Noot
4

Zie voor een toelichting op dit onderdeel Kamerstukken II 2005/06, 30 324, nr. 3, pagina 4 en 37.

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 29 398, nr. 277.

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 29 398, nr. 285.

X Noot
7

Hieronder worden mede een onherroepelijk geworden strafbeschikking en een betaalde OM-transactie begrepen.

X Noot
8

«Discussienotitie bij het voorstel tot wijziging van de invordering en inhouding van rijbewijzen bij snelheidsovertredingen» (SWOV, 2008).

X Noot
9

In 2010 werden op deze wegen 186 rijbewijzen ingevorderd nadat er met meer dan 50 km/u te hard werd gereden. Bij een invorderingsgrens van 40 km/u zouden dat er 2 239 zijn geweest.

Naar boven