29 323 Prenatale screening

Nr. 168 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2022

Op 4 maart 2020 heeft mijn voorganger Paul Blokhuis de Gezondheidsraad verzocht een evaluatie uit te voeren van de gerealiseerde gezondheidswinst per aandoening die op dit moment met de neonatale hielprikscreening wordt opgespoord, gebaseerd op de stand van de wetenschap (bijlage bij Kamerstuk 29 323, nr. 141). Hierin is de Gezondheidsraad gevraagd om ook te adviseren over de criteria die voor deze evaluatie kunnen gelden en om aan te geven welke gegevens ontbreken, indien er onvoldoende evidentie beschikbaar is om de evaluatievragen goed te beantwoorden.

Op 14 december 2021 publiceerde de Gezondheidsraad dit advies en uw Kamer ontving het als bijlage bij de Kamerbrief van 14 december 2021 (Kamerstuk 29 323, nr. 165). In deze brief werd uw Kamer toegezegd dat het huidige kabinet naar verwachting in het voorjaar van 2022 inhoudelijk zou reageren op dit advies.

Ik heb het advies met interesse gelezen en ik herken de wetenschappelijke relevantie van de aanbevelingen. Zoals mijn ambtsvoorganger uw Kamer in december 2021 kenbaar maakte, start dit voorjaar een toekomstverkenning, met als doel om te komen tot een blijvend toekomstbestendig en wendbaar hielprikprogramma. De evaluatie van de Gezondheidsraad is belangrijke input voor deze toekomstverkenning en ik neem de adviezen hier dan ook in mee. Ik verwacht dat de toekomstverkenning ongeveer een jaar in beslag zal nemen.

De adviezen die volgen uit de evaluatie van de Gezondheidsraad hebben naar verwachting behoorlijke uitvoeringsconsequenties. Daarom vraag ik het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek om scenario’s te schetsen over hoe gevolg gegeven kan worden aan deze adviezen. Daarnaast zal ik het RIVM vragen om extra aandacht te hebben voor de aandoening Methylcrotonyl-CoA-carboxylase-deficiëntie (3-MCCD). Voor deze aandoening ziet de GR op dit moment namelijk voldoende evidentie voor een mogelijk ongunstige verhouding tussen gezondheidswinst en nadelen.

Ik verwacht u aan het einde van dit jaar nader te kunnen informeren over de uitkomst hiervan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven