Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2021
Op donderdag 25 februari 2021 heeft het VAO Zwangerschap en geboorte plaatsgevonden
(Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 14). Tijdens dit VAO zijn diverse moties ingediend en aangenomen. Met deze brief wil
ik uw Kamer informeren hoe ik uitvoering heb gegeven aan de aangenomen motie, die
ziet op de verlenging van het experiment integrale bekostiging van de geboortezorg.
Ook zal ik daarbij kort ingaan op de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bij
de uitvoering van deze motie.
Motie verlenging experiment integrale bekostiging geboortezorg
In maart dit jaar heb ik de NZa per brief op de hoogte gesteld van de tijdens het
VAO aangenomen moties. De motie1 die ziet op het verlengen van het huidige experiment integrale bekostiging van integrale
geboortezorg2 gedurende 2022 heb ik conform de wens van uw Kamer uitgevoerd door geen aanwijzing
aan de NZa te geven. Met deze aanwijzing zou de integrale bekostiging van de geboortezorg
vanaf 2022 tenslotte deel uitmaken van de reguliere bekostiging en dit druist in tegen
de wens van uw Kamer.
De NZa heeft vervolgens, naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen motie, gebruik
gemaakt van haar zelfstandige bevoegdheid om het experiment te verlengen tot 2023.3 Hierdoor kunnen ook in 2022 de huidige igo’s de geboortezorg integraal bekostigen.4 Daarnaast kunnen in theorie ook in 2022 nieuwe regio’s starten met het integraal
bekostigen van de geboortezorg. Het experiment en de daarbij behorende inhoudelijke
voorwaarden kunnen door de NZa namelijk niet worden gewijzigd bij een verlenging.
Standpunt KNOV
De KNOV stelt dat daarmee de motie niet volledig wordt uitgevoerd, omdat deelname
van nieuwe regio’s in 2022 mogelijk is. Zoals hiervoor beschreven kan een experiment
alleen verlengd worden met behoud van de eerder daarbij gestelde kaders en inhoudelijke
voorwaarden. Tot op heden zijn er echter geen signalen bekend van regio’s die in 2022
de geboortezorg integraal willen bekostigen op grond van de verlengde NZa-beleidsregel.
De vraag is ook hoe reëel het is dat regio’s zich nog melden voor deelname in 2022
gelet op de voorbereidingstijd van doorgaans een aantal maanden.
Tot slot
Ik heb de motie conform de wens van uw Kamer uitgevoerd door geen aanwijzing te geven
aan de NZa om de integrale bekostiging van geboortezorg onderdeel te maken van de
reguliere bekostigingssystematiek. In reactie op het standpunt van de KNOV: van de
theoretische situatie waarin nieuwe regio’s in 2022 hun zorg willen declareren onder
de verlengde beleidsregel integrale geboortezorg is in de praktijk vooralsnog geen
sprake. Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik waarde hecht aan het gezamenlijk
ontwikkelen van een passende bekostiging van integrale geboortezorg. Inmiddels zijn
hiertoe ook constructieve gesprekken gevoerd door verschillende partijen, waaronder
de KNOV, de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), BO geboortezorg
en de Patiëntenfederatie. Daarnaast is KPMG gestart met het spoorboekje-traject waarin
de door de igo’s ervaren knelpunten betreft uitvoeringsvraagstukken in de bekostiging
worden geïnventariseerd en geadresseerd. De resultaten verwacht ik voor het najaar
te ontvangen. Een besluit over de bekostiging van de integrale geboortezorg per 2023
is aan een volgend kabinet. Afsluitend: ik ben voorstander van experimenten die de
sector verder helpen en waar we van kunnen leren in de zoektocht naar passende bekostiging
van integrale geboortezorg.
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark