29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

29 214 Subsidiebeleid VWS

Nr. 469 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2022

Hierbij bied ik u aan de conceptregeling, houdende wijziging van de Subsidieregeling stagefonds zorg II (hierna: de Subsidieregeling) in verband met verlenging van de werkingsduur.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 24a, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de wijziging voordat ik deze zal ondertekenen en ter publicatie aan de Staatscourant zend.

Op grond van de aangehaalde bepaling onderteken ik de conceptregeling niet eerder dan 30 dagen nadat het ontwerpbesluit aan uw Kamer is voorgelegd.

Een conceptversie van de beoogde regeling is als bijlage toegevoegd (bijlage 1). Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 augustus 2022.

Aanleiding

De Subsidieregeling kent een vervaldatum van 1 augustus 2022. De conceptregeling ziet op de verlenging van de werkingsduur van de Subsidieregeling.

De Subsidieregeling (€ 112 mln. jaarlijks) voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van het aanbieden van stages voor opleidingen in de zorgsector. In 2021 is de Subsidieregeling geëvalueerd door I&O Research en Berenschot en tot 1 augustus 2022 beleidsarm verlengd.

Ik ben voornemens de subsidiëring voort te zetten. Met de concept regeling wordt de werkingsduur van de Subsidieregeling verlengd met 5 jaar (de maximaal toegestane periode van vijf jaar, conform artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001). Dit betekent dat de Subsidieregeling per 1 augustus 2027 zou komen te vervallen.

De volgende aspecten zullen in de regeling worden gewijzigd:

  • Verschil tussen deeltijd en duaal schrappen.

    In de huidige subsidieregeling zijn de hbo-stages verdeelt in duale stages en deeltijd/voltijd stages. De maximumvergoedingsbedragen verschillen ook tussen deze categorieën. In de praktijk blijkt er echter geen verschil tussen duale stages en deeltijd stages. Ook wordt de terminologie in het hbo niet eenduidig gebruikt. Vaak heten duale stages, deeltijd met werkkring. Voor de stages in het hbo worden de gegevens aangeleverd door de hbo’s zelf bij Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Het is dan aan de administratie van het hbo of een stage deeltijd of duaal is. SBB krijgt hier ook veel vragen over en heeft ons gevraagd het verschil uit de regeling te halen. Ook in de definities opgenomen in de wetgeving is geen wezenlijk verschil tussen duale stages en deeltijd stages.

  • De OVA-indexatie toepassen op de regeling.

    Om de koopkracht en daarmee de prikkelwerking van het Stagefonds op peil te houden zal aan de nieuwe regeling jaarlijks worden geïndexeerd met het ter beschikking gestelde overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA).

  • Invoeren van een ondergrens op het subsidiebedrag.

    Om de prikkelwerking en de doelmatigheid van de subsidieregeling te vergroten wordt een ondergrens ingesteld voor subsidiabele stages. De ondergrens wordt op € 1.000 per jaar vastgesteld (equivalent met grosso modo 2 maanden stage). Dit betekent dat het totaal van het aantal stages bij de zorgaanbieder groter is dan 0,2 Fte per studiejaar.

  • Verbod op het betalen voor stage door stagiaire.

    In de afgelopen jaren hebben zich casussen voorgedaan waarbij een zorginstelling die aanspraak maakte op een subsidie uit het Stagefonds een stageplek tegen betaling aanbood aan studenten, studenten moeten dan betalen om stage bij dat bedrijf te kunnen lopen. Dit wordt onwenselijk geacht. In de wijzigingsregeling is opgenomen dat de stageplekken niet tegen betaling mogen worden aangeboden. Hierdoor wordt het onmogelijk voor zorginstellingen om voor deze stageplaatsen een vergoeding uit het Stagefonds te ontvangen.

  • Rechtmatigheid in verband met staatssteun

    Openbaar onderwijs dat binnen het nationale onderwijsstelsel wordt gefinancierd door de Staat en onder staatstoezicht staat, kan als een niet-economische activiteit worden beschouwd. Daarbij gaat het om het onderwijs dat binnen het nationale onderwijsstelsel valt en dat dus door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wordt bekostigd. Het overgrote deel van de subsidieregeling komt ten goede aan stageplaatsen voor studenten van opleidingen die bekostigd worden door het Ministerie van OCW, voor dit onderdeel is derhalve geen sprake van staatssteun. Ongeveer 4% van de subsidie gaat echter naar stageplekken voor studenten van particuliere opleidingen. Om te waarborgen dat subsidie voor het aanbieden van stageplekken voor studenten van particuliere opleidingen op grond van deze regeling geen ongeoorloofde staatssteun oplevert, komen stageaanbieders die (ook) aan studenten van particuliere onderwijsinstellingen een stageplek aanbieden enkel in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling indien zij voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Op grond van de de-minimisverordening kan over een periode van drie belastingjaren steun worden verleend tot € 200.000, zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt.

De stageaanbieder kan gedurende de subsidieaanvraag een de-minimisverklaring invullen. Deze wordt bij de aanvraag tot subsidie gevoegd, om de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager zo laag mogelijk te houden. Indien de instelling nog ruimte heeft om subsidie aan te vragen op grond van de de-minimisverordening (en aan de overige voorwaarden voor de regeling voldoet) wordt subsidie verstrekt. Stageaanbieders die meer dan € 200.000 staatssteun hebben ontvangen, doch minder dan € 500.000 staatssteun kunnen worden belast met de uitvoering van een dienst van algemeen economische belang (DAEB) inhoudende het realiseren van een stageplaatsen. Het belasten met een DAEB is gerechtvaardigd omdat het vaststaat dat zonder subsidie zorginstellingen onvoldoende stages zullen realiseren, wat met het oog op de personeelstekorten in de zorg onaanvaardbaar is. Deze laatste groep zorgaanbieders kan in plaats van een gewone de-minimisverklaring een DAEB de-minimisverklaring invullen.

Hiermee wordt de subsidieregeling volledig rechtmatig uitgekeerd en wordt daarmee voldaan aan de wens van de Tweede Kamer. Vanwege de systematiek van de regeling waarbij de subsidie achteraf wordt aangevraagd zal deze aanpassing effect hebben vanaf studiejaar 2022/2023.

Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd over de beoogde verlenging van de Subsidieregeling.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven