Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal ontwikkelingen met betrekking
tot de Wet BIG, namelijk mijn plannen ten aanzien van de toekomstvisie op de Wet BIG
en wat hiervan de gevolgen zijn voor een aantal lopende trajecten op het gebied van
de Wet BIG.
In mijn brief aan uw Kamer van 10 oktober jl. (Kamerstuk
29 282, nr. 382) heb ik aangekondigd om de komende maanden samen met het veld te verkennen op welke
manieren we voldoende geëquipeerd kunnen zijn voor de geïnventariseerde maatschappelijke
ontwikkelingen die voortkomen uit een veranderende zorgvraag en andere manieren van
werken. Het doel is om in nauw overleg met het zorgveld te komen tot een lange termijn
visie ten behoeve van een toekomstbestendige Wet BIG en uw Kamer na de zomer 2020
hierover te informeren.
De centrale vraag is of er een andere invalshoek zou moeten komen om de beroepsuitoefening
voor de patiënt goed en veilig te houden. Wat is noodzakelijk om te reguleren met
het oog op de doelstellingen patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg? En wat betekent
het voor de beroepenregulering binnen de individuele gezondheidszorg dat de nadruk
steeds meer komt te liggen op het werken in teams of netwerken, op afstand en/of met
robots, in plaats van op individueel handelen? Hierbij zal het advies «De B van bekwaam»
van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving worden betrokken.
Om te komen tot een toekomstvisie BIG zal ik een stuurgroep inrichten, die bestaat
uit een evenredige verdeling van belangen en expertise binnen de rolverdeling van
de belangrijkste spelers op het gebied van beroepsuitoefening in de zorgsector, te
weten vertegenwoordigers van patiënten, beroepsorganisaties en werkgevers. Het doel
van de stuurgroep is om op basis van input uit diverse themasessies met het veld en
de klankbordgroep te sturen op de contouren van de toekomstvisie.
Het werken aan een visie op een toekomstbestendige wet BIG heeft ook invloed op de
lopende trajecten rondom de huidige wet BIG. Concreet wil ik ingaan op de overige
onderdelen – niet zijnde de regieverpleegkundige – van het oorspronkelijke wetsvoorstel
BIG II en de reeds ingediende verzoeken inzake beroepenregulering.
In mijn brief (Kamerstuk
29 282, nr. 381) van 8 oktober jl. heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd dat ik het wetsvoorstel voor
de regieverpleegkundige definitief niet zal indienen. Binnenkort zal daartoe het nader
rapport worden afgerond. In het oorspronkelijke wetsvoorstel BIG II, waar de regieverpleegkundige
onderdeel van was, zaten ook de onderdelen zoals het beleggen van de adviestaak inzake
de beroepenregulering bij het Zorginstituut en het invoeren van deskundigheidsbevordering
als eis voor de herregistratie. Tijdens een bestuurlijk overleg op 2 december jl.
is met vertegenwoordigers van de artikel 3 Wet BIG beroepsverenigingen en de werkgevers
besproken dat deze onderdelen meegenomen gaan worden in het project toekomstvisie
Wet BIG, alvorens een wettelijke regulering hiervan eventueel voortgezet gaat worden.
Dit om te voorkomen dat er onnodige regeldruk ontstaat voor een relatief korte periode
als er nieuwe en bredere plannen zijn in het kader van het traject Toekomstbestendigheid
BIG. Enkele relatief kleine en technische wijzigingen van het oorspronkelijke wetsvoorstel,
die kunnen worden gezien als «normaal onderhoud» van wetgeving zullen in een ander
passend wetsvoorstel worden opgenomen. Deze aanpak wordt volledig ondersteund door
de betrokken partijen.
Het afgelopen jaar heeft het Zorginstituut zes verzoeken tot beroepenregulering in
behandeling genomen. Dat zijn de klinisch chemicus, anesthesiemedewerker, operatiekamer-assistent,
klinisch fysicus, klinisch verloskundige en de kinder- en jeugdpsycholoog. Het Zorginstituut
zal die adviesaanvragen afhandelen. Ik zal nieuwe verzoeken tot beroepenregulering
vooralsnog opschorten totdat ik uw Kamer over de lange termijn visie van de Wet BIG
heb geïnformeerd.
Ik vertrouw erop dat ik samen met het zorgveld kom tot een duurzame toekomstvisie
waarin rekening is gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins