29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 246 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2016

Uw Kamer heeft mij naar aanleiding van een verzoek van lid Agema om een brief verzocht met een toelichting over de situatie in Katwijk waar statushouders in een woonzorgcentrum worden gehuisvest en een opleiding gaan volgen (Handelingen II 2015/16, nr. 48, item 6).

In deze brief ga ik op de specifieke situatie in en schets ik de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren bij het waarborgen van de kwaliteit van zorg en de naleving van wet- en regelgeving.

Situatie Katwijk

Zorgorganisatie DSV l Verzorgd Leven in Katwijk heeft het initiatief genomen om enkele leegstaande appartementen te gebruiken voor de huisvesting van statushouders die zullen worden opgeleid voor een baan in de ouderenzorg. Voor de huisvesting betalen de statushouders een normale huurvergoeding en servicekosten aan DSV.

Het betreft op dit moment vier statushouders, gehuisvest in een apart gedeelte met eigen toegang van woonzorgcentrum Salem in Katwijk. Uiteindelijk zullen maximaal 10 statushouders in Salem komen wonen en een opleiding volgen.

Deze statushouders zijn door DSV in samenwerking met het COA geselecteerd uit mogelijke kandidaten uit AZC’s. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van affiniteit met zorg en bij de kandidaten aanwezige zorgachtergrond zoals een eerder gevolgde zorgopleiding of ervaring in de zorg in het land van herkomst.

Om de voorziene opleiding te kunnen volgen, volgen deze statushouders eerst een cursus om de Nederlandse taal te leren. Het is de bedoeling dat de statushouders zodra ze de taal machtig zijn starten met hun leer-werktraject waarna ze van DSV een salaris krijgen conform de CAO VVT en geen uitkering meer krijgen.

De insteek is om de statushouders op te leiden tot verpleegkundige. Ze zullen tijdens de opleidingen werkzaamheden gaan uitvoeren die passen bij de fase in hun opleiding. Gedurende de opleiding zullen ze op alle locaties van DSV werken. Na diplomering tot verpleegkundige kunnen ze op alle locaties van DSV aan de slag en zo een bijdrage leveren aan de ouderenzorg.

De opleidingen zullen door een erkende opleidingsinstelling worden verzorgd, waarmee de kwaliteit van de opleiding geborgd is. DSV ontvangt geen subsidie voor dit project en bekostigt het project zelf.

Op dit moment worden door de statushouders nog geen zorgopleidingen gevolgd en worden nog geen werkzaamheden in de zorg verricht. De hiervoor geschetste plannen geven mij geen aanleiding om te verwachten dat bij deze casus met statushouders in Katwijk sprake zal zijn van onregelmatigheden.

Regelgeving en verantwoordelijkheden

In de zorg zijn het de instellingen zelf die verantwoordelijk zijn voor hun personeels- en kwaliteitsbeleid. Daarbij zijn zij vanzelfsprekend gehouden aan de randvoorwaarden die daar vanuit wet- en regelgeving aan gesteld worden. Dit geldt voor DSV in Katwijk net zo goed als voor alle andere zorginstellingen.

Op de eerste plaats moeten mensen die als zorgverlener aan de slag willen juridisch gezien de juiste status hebben om tot de arbeidsmarkt te mogen toetreden. Op de asielaanvraag wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in een zorgvuldige procedure besluit genomen. Indien de asielzoeker recht op bescherming heeft wordt een asielvergunning afgegeven. Asielzoekers die een asielvergunning hebben gekregen hebben dezelfde rechten en plichten als andere ingezetenen van Nederland. Dit betekent dat zij ook mogen werken.

Om actieve participatie van statushouders te versnellen en verbeteren werkt het kabinet in de Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen (TWIV) intensief samen met de belangrijkste betrokken partijen. Investeringen in onder meer screening en matching moeten daaraan bijdragen (zie ook de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2015; TK 19 637, nr. 2085).

Vanuit arbeidsmarktperspectief bezien is er geen onderscheid tussen de nieuw tot de Nederlandse zorgarbeidsmarkt toetredende statushouders en de al tot de zorgarbeidsmarkt behorende zorgverleners. Daarmee is er ook geen sprake van verdringing indien een instelling ervoor kiest om onder de voorwaarden van de geldende CAO statushouders aan te nemen.

Voorts geldt dat op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) eisen worden gesteld aan zorginstellingen aan het aannemen van nieuwe zorgverleners. Zo moet per 1 januari 2016 door de zorginstelling het functioneren van iedere nieuwe zorgverlener worden nagegaan, voordat die hem of haar aanneemt. Nieuwe medewerkers in de langdurige zorg en de intramurale geestelijke gezondheidszorg moeten daarnaast een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) tonen. Ook statushouders moeten aan deze voorwaarde voor indiensttreding bij een zorginstelling voldoen en kunnen bij de gemeente een VOG aanvragen. De verantwoordelijkheid van zorginstellingen voor de kwaliteit van de zorgverleners geldt voor alle potentiële werknemers en dus ook voor statushouders.

De Inspectie van de Gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg, onder meer ook op eisen die op basis van de Wkkgz aan de zorginstellingen worden gesteld. De Inspectie SZW houdt voorts onder meer toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden en ten aanzien van het verbod op illegale tewerkstelling en betaling onder het wettelijk minimumloon.

Om er zeker van te zijn dat buitenlandse zorgverleners de juiste kwaliteit van zorg voor de Nederlandse burger leveren, moet de opleiding en werkervaring van buitenlanders voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als Nederlanders die in de zorg werken.

Voor buitenlandse werknemers geldt dat in geval ze een beroep willen uitoefenen waarvoor een wettelijk erkend register in de zorg bestaat, zij een vakbekwaamheidsverklaring moeten aanvragen bij het CIBG. Het betreft hier de zogenaamde artikel-3-beroepen uit de wet BIG zoals artsen, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen.

Voor beroepen waar wel een wettelijk beschermde opleidingstitel bestaat maar geen verplicht wettelijke registratie geldt dat een vakbekwaamheidsverklaring recht geeft om de betreffende opleidingstitel te voeren. Het betreft hier de artikel 34 beroepen uit de wet BIG.

Een externe commissie, de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) onderzoekt of de vakbekwaamheid van de buitenslands gediplomeerde die een verklaring omtrent de vakbekwaamheid heeft aangevraagd, gelijkwaardig is aan de vakbekwaamheid die volgens de Wet BIG is vereist, namelijk de vakbekwaamheid van een volgens de wettelijke, Nederlandse opleidingseisen opgeleide beroepsbeoefenaar. De CBGV adviseert vervolgens de Minister om een vakbekwaamheidsverklaring af te geven waarmee de zorgaanbieder zich kan registreren dan wel de beroepstitel mag voeren.

In gevallen waarin de vakbekwaamheid niet gelijkwaardig is, wordt de aanvraag afgewezen en geadviseerd om contact op te nemen met een erkende, Nederlandse opleidingsinstelling ten einde het Nederlandse getuigschrift te behalen. In gevallen waarin de vakbekwaamheid nagenoeg gelijkwaardig is, wordt de verklaring afgegeven onder de voorwaarde dat een aanvrager een aanpassingsstage moet doen of een aanvullende opleiding.

De inschrijving in het BIG-register respectievelijk het mogen voeren van een opleidingstitel geven op zichzelf nog niet recht op beroepsuitoefening in Nederland. Dat geldt alleen voor Nederlandse onderdanen en voor hen die een verblijfsstatus hebben die hen ook toestaat arbeid te verrichten in Nederland.

Ook de beheersing van de Nederlandse taal is van belang. Zo bepaalt de wet geneeskundige behandelingsovereenkomst dat hulpverlener en patiënt elkaar goed moeten kunnen begrijpen. De kennis van de Nederlandse taal van houders van diploma’s van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) wordt getoetst bij de afname van de zogenaamde Algemene Kennis en Vaardigheden toets. Ook van houders van diploma’s afkomstig van binnen de EER, zal vanaf medio 2016 voor inschrijving in het BIG-register een bewijs van beheersing van de Nederlandse taal verlangd worden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven