Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2013
Uw Kamer heeft verzocht om een brief over de arbeidsmarktprognoses van dit kabinet
en over de beleidsvisie van dit kabinet op de arbeidsmarkt in de zorg, alsmede om
een reactie op het kernrapport «Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in zorg en welzijn 2013–2017» van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. VOV-personeel is het verplegend,
sociaal-agogisch en verzorgend personeel.
De visie op de arbeidsmarkt is op 25 oktober jongstleden toegestuurd. In die visie
wordt de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid in de zorg uiteengezet. Dat
is gedaan op basis van twee rapporten: 1) de arbeidsmarkteffectrapportage en 2) de
deelstudie «Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in zorg en welzijn 2013–2017».
Ik beschouw deze visie op de arbeidsmarkt als de door uw Kamer gevraagde reactie op
deze twee rapporten. Hieronder ga ik in op de belangrijkste verschillen tussen de
twee rapporten.
Beide rapporten zijn gemaakt in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt
Zorg en Welzijn en gaan uit van dezelfde onderliggende financiële cijfers. De ontwikkeling
van de werkgelegenheid is in deze studies een afgeleide van de budgettaire ontwikkelingen
in de zorg. In beide rapporten wordt op dezelfde wijze de arbeidsmarkteffecten berekend.
Er zijn ook verschillen voor wat betreft de uitkomsten van de twee rapporten. Dat
heeft drie oorzaken:
-
1. De arbeidsmarkteffectrapportage (AER) heeft het over de arbeidsmarkt van de langdurige
zorg en jeugdzorg. De curatieve zorg, welzijn en maatschappelijke dienstverlening
en de kinderopvang zijn niet meegenomen in de AER. In de deelstudie worden deze sectoren
wel meegenomen.
-
2. De AER heeft betrekking op de periode 2013–2017. De deelstudie heeft het over de periode
2012–2017.
-
3. De AER heeft het over al het personeel (dus bijvoorbeeld ook ondersteunend personeel
zoals bijvoorbeeld financieel adviseurs). De deelstudie focust op het VOV-personeel.
De effecten op de werkgelegenheid zijn het grootst in 2015. De AER laat zien dat op
macroniveau in 2015 een werkgelegenheidsverlies optreedt van ongeveer 22 duizend fte
(36 duizend personen) ten opzichte van 2013. Dit betreft al het personeel. In de deelstudie
is het werkgelegenheidsverlies in 2015 ten opzichte van 2013 ongeveer 19 duizend fte
(32 duizend personen) met een VOV-kwalificatie voor de gehele zorg, welzijn, jeugd
en kinderopvang.
In de deelstudie wordt gesproken over een overschot van ca 90 duizend (in 2017) werknemers
met een VOV-kwalificatie. Dat wil zeggen dat het aanbod de vraag met 90 duizend werknemers
overschrijdt in een periode van vijf jaar (2012–2017). Het aanbod is de groep van
werknemers en sollicitanten (iedereen die in de zorg werkt of daar potentieel zou
willen en kunnen werken).
Het aanbod van zij-instromers vanuit uitkeringen, inactiviteit en andere sectoren
wordt de komende vijf jaar geschat op ongeveer 190 duizend. Dit aantal is mede bepaald
op basis van historische gegevens over de afgelopen vijf jaar. In deze periode was
de uitbreidingsvraag, en daarmee ook de behoefte aan zij-instromers, hoger dan waarschijnlijk
nu het geval zal zijn. Werkgevers in de zorg hebben in die periode namelijk grote
wervingsacties opgezet om de (dreigende) tekorten te bestrijden. Het lijkt onwaarschijnlijk,
gelet op de dreigende overschotten en dalende werkgelegenheid, dat zorginstellingen
dit blijven doen. Potentiële werknemers zullen minder snel vanuit andere sectoren
overstappen naar de zorg wanneer de kans op werk in de zorg afneemt.
De vacaturegraad (het aantal vacatures per 1000 medewerkers) in de zorg en welzijn
is gedaald van gemiddeld 16,8 duizend in de periode 2007–2012 naar gemiddeld 9,5 duizend
in de eerste helft van 2013. Dit leidt tot een verminderde vraag naar en aanbod van
zij-instromers. Als het aantal zij-instromers de komende vijf jaar 90 duizend lager
ligt dan de 190 duizend die uit het model van het onderzoeksbureau komen, dan zou
er geen algeheel overschot aan personeel zijn. Dat model houdt wel rekening met een
vermindering van de zij-instroom als gevolg van een lagere vraag naar zorgpersoneel,
maar het onderzoeksbureau geeft zelf aan dat deze aanpassing onvoldoende is om de
omslag die momenteel gaande is goed in beeld te brengen. Bovenstaande wordt ook beschreven
in de deelstudie. De AER brengt deze omslag beter en vollediger in beeld.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn