29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 661 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van Uw Kamer heeft mij op 10 juni 2021 verzocht om te reageren op een artikel in het Nederlandse Juristenblad (NJB) van 21 mei 2021 (NJB 2021/1457) over de herzieningsbeslissing in de Arnhemse villamoordzaak. Dit artikel bevat een reactie van de voorzitter van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (ACAS) op de afwijzing door de Hoge Raad van de herzieningsaanvragen die door een aantal gewezen verdachten in deze zaak waren ingediend. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad in de Arnhemse villamoordzaak heeft het lid van de Tweede Kamer, de heer Van Nispen (SP) Kamervragen gesteld. De antwoorden op deze vragen zijn op 7 juni 2021 aan uw Kamer verzonden1. In de beantwoording daarvan ben ik ook ingegaan op het hierboven genoemde artikel. In dat artikel heeft de voorzitter van de ACAS negatief gereageerd op de beslissing van de Hoge Raad tot afwijzing van de herzieningsaanvragen in deze zaak. De voorzitter van de ACAS constateert met de Hoge Raad van opvatting te verschillen over de vraag of herbeoordeling van deze strafzaak aangewezen is. De ACAS verwijt de Hoge Raad de herzieningsaanvragen te hebben afgewezen op formele, procedurele gronden en niet alle mogelijkheden te hebben benut om de bekennende verklaringen in deze zaak, die de ACAS blijkens haar advies onbetrouwbaar achtte, opnieuw te beoordelen op basis van actuele wetenschappelijke kennis.

Zoals ik in mijn antwoorden op voornoemde Kamervragen heb aangegeven, meng ik mij als Minister niet in dit dispuut. Zowel de ACAS als de Hoge Raad hebben een eigen verantwoordelijkheid en komen onafhankelijk tot hun oordeel. Zoals de voorzitter van de ACAS in haar artikel aangeeft, moet degene die advies uitbrengt er rekening mee houden dat daarvan kan worden afgeweken door degene die de eindbeslissing neemt. Het is uiteindelijk de taak van de Hoge Raad om te beslissen of een veroordeling moet worden herzien.

Zoals ik in antwoord op de genoemde Kamervragen heb aangegeven geeft de herzieningsbeslissing in de Arnhemse villamoordzaak geen aanleiding om de wettelijke herzieningsregeling aan te passen. Ook uit het artikel blijkt niet dat de wettelijke herzieningsregeling aanpassing behoeft.

Ik maak uit het artikel op dat de wettelijke regeling voldoende mogelijkheden biedt om een afgewogen beslissing op een herzieningsverzoek te nemen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2686

Naar boven