Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2020
Naar aanleiding van de brief van 7 november 2019, waarin de vaste Kamercommissie voor
Justitie en Veiligheid heeft verzocht de Kamer te informeren hoe op dit moment wordt
omgegaan met de signalen aan de wetgever in het jaarverslag van de Hoge Raad en wat
de reactie is op het voorstel om jaarlijks een kabinetsreactie op het jaarverslag
van de Hoge Raad aan de Kamer te sturen, bericht ik u als volgt.
In het jaarverslag van de Hoge Raad van 2018 wordt aangegeven dat de contacten en
relatie tussen de wetgever en de Hoge Raad van groot belang zijn bij de vervulling
van de rechtsvormende taak van de Hoge Raad. Onderlinge communicatie, gebaseerd op
wederzijds begrip voor elkaar positie, kan daaraan bijdragen, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad wil met het geven van signalen aan de wetgever in zijn arresten en in
het jaarverslag een zinvolle bijdrage leveren. Uit het jaarverslag blijkt dat de Hoge
Raad dergelijke signalen afgeeft indien de Hoge Raad vindt dat de tekortkoming van
voldoende belang is. De tekortkomingen worden via arresten en ook in het jaarverslag
gesignaleerd. Het gaat hierbij in het bijzonder om (juridisch-technische) aandachtspunten
zoals leemtes in de wet, regels die in strijd zijn met voorschriften van hogere orde,
onduidelijke regelingen of regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de rijksbrede kwaliteit van wetgeving ben ik
blij met de signalen die de Hoge Raad via zijn jaarverslag aan de wetgever geeft.
Deze signalen helpen om de kwaliteit van wetgeving en de rechtszekerheid te verbeteren.
Ik ben het geheel eens met de opvatting van de Hoge Raad dat de scheiding van machten
niet in de weg staat aan het op deze wijze signaleren van tekortkomingen in wetgeving.
In 2018 heeft de Hoge Raad in tien arresten een signaal aan de wetgever gegeven. Een
overzicht van deze arresten is opgenomen in het jaarverslag. Zonder op de inhoud van
deze arresten afzonderlijk in te gaan, kan in het algemeen worden aangegeven dat het
merendeel van de signalen al is meegenomen in een wettelijke regeling dan wel in een
lopend wetgevingstraject. Daarnaast zal een aantal signalen (zonodig) op een passend
moment worden meegenomen in een wetgevingstraject.
Door de Hoge Raad gesignaleerde tekortkomingen worden dus op verschillende momenten
in verschillende wetgevingstrajecten opgepakt. In de memories van toelichting bij
de desbetreffende wetsvoorstellen wordt een en ander uiteraard toegelicht. Om die
reden acht ik het minder zinvol om daarnaast nog in een afzonderlijke brief jaarlijks
een kabinetsreactie op te stellen over het jaarverslag van de Hoge Raad. Dat is overigens
ook niet gebruikelijk bij andere jaarverslagen, zoals die van de Raad van State of
de Raad voor de rechtspraak. Uiteraard blijft het kabinet alert op toekomstige signalen
van de Hoge Raad in diens jaarverslagen en in arresten.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker