Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2017
Hierbij zend ik uw Kamer in overeenstemming met artikel 30 van de Rijkswet Raad voor
de rechtshandhaving het inspectierapport «De uitwisseling van politiële en justitiële
gegevens binnen het Koninkrijk met het accent op Bonaire, Sint Eustatius en Saba»1 van de Raad voor de rechtshandhaving, alsmede mijn reactie daarop.
Ik onderschrijf het belang dat politiële en justitiële gegevens op een goede manier
worden verzameld, vastgelegd en gedeeld. Dat is een essentiële voorwaarde om op een
gestructureerde wijze informatie uit verschillende zaken en verschillende landen met
elkaar in verband te kunnen brengen, patronen te ontdekken en zodoende de georganiseerde
en grensoverschrijdende criminaliteit effectief te kunnen bestrijden. Ik onderschrijf
ook de constatering van de Raad dat er de afgelopen jaren veel goede plannen zijn
gemaakt om de informatiehuishouding op orde te brengen, maar dat de implementatie
en uitvoering van die plannen te wensen overlaat.
De Raad merkt op dat de kleinschaligheid van de eilanden geen excuus mag zijn voor
het laten voortbestaan van een te informele werkwijze. Dat ben ik met de Raad eens,
maar de kleinschaligheid is wel een belangrijke verklaring voor de huidige situatie.
Kleinschaligheid werkt namelijk een informele werkwijze in de hand. Het gaat hier
om een diepgewortelde cultuurkwestie, en het veranderen van deze cultuur is een zaak
van lange adem en vele kleine stapjes. Ook is er meer vertrouwen nodig in de diensten
en collega’s in de andere Koninkrijksdelen met wie informatie wordt gedeeld. Ook dat
vraagt naast de nodige investeringen om tijd. De noodzaak dat deze cultuuromslag plaatsvindt
staat evenwel niet ter discussie. En zoals de Raad terecht opmerkt is deze omslag
niet alleen nodig bij het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) maar binnen de
gehele keten in de regio.
Ten aanzien van de noodzaak van een adequate informatiehuishouding merk ik nog op
dat het inspectierapport de situatie tot 2015 beschouwt. Sindsdien zijn bij het KPCN
alweer verdere stappen gezet, en ik weet dat dit onderwerp de continue aandacht heeft
van de korpschef. Daarnaast hebben de korpschefs van de landen en de Nationale Politie
eind 2016 een samenwerkingsverklaring ondertekend om meer regionaal samen te werken
ter bevordering van de eigen slagkracht. Ik zal de korpschef van het KPCN vragen om
ook de verdere professionalisering van de informatiehuishouding binnen dit samenwerkingsverband
aandacht te geven.
Tot slot bevat het inspectierapport twee aanbevelingen die gericht zijn op de uitwisseling
van politiële en justitiële gegevens tussen de landen van het Koninkrijk en de aanbeveling
om te bevorderen dat in alle landen wetgeving tot stand komt die leidt tot het opnemen
van DNA-profielen van veroordeelden in de databanken van de landen. Ik onderken dat
de uitvoering van deze aanbevelingen zou bijdragen aan een effectievere aanpak van
de criminaliteit en zal dit aan de orde stellen in mijn contacten met de verantwoordelijke
Ministers uit de andere landen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
S.A. Blok