De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat regelmatig sprake is van onbegrip bij nabestaanden in het bijzonder
en de maatschappij in het algemeen over de opgelegde straf bij verkeersongevallen
met een dodelijke afloop;
constaterende dat de Wegenverkeerswet twee wetsartikelen bevat, zijnde gevaarlijk
rijgedrag (artikel 5 Wegenverkeerswet) en dood/letsel door schuld (artikel 6 Wegenverkeerswet)
waarbij sprake is van een groot verschil in de maximumstraf op de betreffende gedraging;
constaterende dat het misdrijf dood/letsel door schuld, in tegenstelling tot de overtreding
gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 Wegenverkeerswet), een ernstige mate van verwijtbare
onvoorzichtigheid vereist waarvoor een enkele verkeersovertreding niet genoeg is;
constaterende dat voldoende bewijs moet worden geleverd voor het antwoord op de vraag
of het ongeval het gevolg is geweest van onvoorzichtigheid, onoplettendheid of roekeloosheid;
constaterende dat de snelheid waarmee de bestuurder heeft gereden vlak voorafgaande
aan het ongeval een goede indicator is voor het oordeel of sprake is van onvoorzichtigheid,
onoplettendheid of roekeloosheid;
constaterende dat het aantonen van de daadwerkelijke snelheid waarmee is gereden vlak
voorafgaande aan het ongeval in de praktijk problemen oplevert, omdat dit onvoldoende
kan worden aangetoond;
constaterende dat de vraag of er in juridische zin sprake is van opzet en, zo ja,
in welke mate daardoor ernstig wordt bemoeilijkt;
verzoekt de regering, de haalbaarheid te onderzoeken van een zwarte doos in auto's
van recidivisten, ofwel degenen die eerder zijn veroordeeld voor een verkeersongeval
met (zwaar) lichamelijk letsel of met dodelijke afloop, welke met inachtneming van
de privacy, gegevens kan verschaffen ter beantwoording van de vraag met welke snelheid
is gereden vlak voorafgaande aan het ongeval,
en gaat over tot de orde van de dag.
Helder