29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2014

Tijdens het Algemeen Overleg strafrechtelijke onderwerpen van 5 november 2014 heb ik toegezegd met een reactie te komen op de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM) over de drempels bij het doen van aangifte bij ernstige zedendelicten. Met deze brief voldoe ik aan mijn toezegging aan uw Kamer.

Op 10 juli 2014 is de Kabinetsreactie1 op het rapport «Op goede grond» van de NRM naar uw Kamer gestuurd. De aanbeveling van de NRM om de drempel voor het starten van politieonderzoek te verlagen, zowel in het geval van aangifte als in het geval van ambtshalve onderzoek werd in deze brief onderschreven. Het strafproces kent een aantal moeilijke en zware stappen voor een slachtoffer, niet alleen van ernstige zedendelicten, maar ook van mensenhandel. Het is de rol van de politie en het OM het slachtoffer hierover te informeren in een gesprek.

De feiten en omstandigheden waarover personen melden en overwegen aangifte te doen zijn diep ingrijpend voor de emotionele gezondheidstoestand en kunnen langdurige invloed hebben op de toekomstige omgang met bekenden, maar ook onbekenden (stigma). De politie en het OM hebben de zorg om de belangen van deze melders of slachtoffers zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat betekent ook dat zij informatie verstrekken over het – door de impact van de feiten en het maatschappelijk taboe – moeizame en confronterende proces dat volgt op aangifte. Ook geven politie en OM aan dat de aangifte tussentijds niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Het versterken van veerkracht bij slachtoffers van mensenhandel en zedendelicten en het tegengaan van negatieve gevolgen van seksueel misbruik zijn belangrijke doelstellingen, ook in de strafrechtkolom. Soms helpt een aangifte daarbij, soms ook niet.

Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het aantal aangiften van seksueel geweld in vergelijking met andere delicten laag is (9%). Vanuit dit perspectief is het aangewezen te kijken waar de drempel voor slachtoffers om aangifte te doen te hoog is geworden. Het verbeteren van het informatieve gesprek maakt hier onderdeel van uit.

Zoals vermeld in mijn brief d.d. 10 juli 2014 is het verbeteren van het informatieve gesprek met slachtoffers al enige tijd een speerpunt van politie en OM. Zoals aangekondigd is als onderdeel van het landelijk uniformeringsproces bij de zedenteams goed gekeken naar waar verbetering mogelijk is. Daarbij wordt vanzelfsprekend zo veel als mogelijk aangesloten bij de behoeften van slachtoffers. Hoewel een zeker ontmoedigend effect van het informatieve gesprek nooit helemaal kan worden uitgesloten, is geconstateerd dat het informatieve gesprek wel beter kan worden gedefinieerd en inhoudelijk kan worden gevalideerd in het werkproces. Verbetering van het informatieve gesprek, waarmee onnodige drempels voor het doen van aangifte zo veel mogelijk weg worden genomen, vraagt om persoonlijk vakmanschap. Om die reden wordt door OM en politie eendrachtig geïnvesteerd in kennis, effectiviteit en best practices. Daarbij wordt tevens aandacht geschonken aan de consultatie van collega’s en leidinggevenden. Daarnaast is een betere informatievoorziening aan slachtoffers over het karakter van het informatieve gesprek en de verschillende stappen in het strafproces gewenst. De politie is samen met het OM al aan de slag gegaan om deze maatregelen verder te concretiseren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 109

Naar boven