Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2014
Bij brief van 19 juni 2014 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij
verzocht u een reactie te doen toekomen op het jaarverslag van de Adviescommissie
Afgesloten Strafzaken (ACAS). In het bijzonder verzoekt u mij in te gaan op de oorzaak
van de toename van het aantal zaken, op de werkdruk in relatie met de termijn waarbinnen
geadviseerd wordt en op het pleidooi van ACAS om de bewaartermijn kritisch tegen het
licht te houden.
ACAS is ingesteld op grond van de Wet hervorming herziening ten voordele van 11 oktober
2012 (Stb. 2012, nr. 275) en is als zodanig de wettelijke geïnstitutionaliseerde opvolger van de Commissie
Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Het verschil met de CEAS is dat advocaten
zich niet tot de CEAS konden wenden met een verzoek om onderzoek. Die mogelijkheid
was beperkt tot een professioneel bij de zaak betrokken (oud-) functionaris van een
opsporingsinstantie, het OM, het NFI of een wetenschapper die de zaak geanalyseerd
heeft en daaraan een wetenschappelijke publicatie had gewijd. Daarnaast is in de Wet
hervorming herziening ten voordele voorzien in een ruimer herzieningsbegrip. De verruiming
van het herzieningsbegrip en het feit dat advocaten een verzoek kunnen indienen, hebben
tot gevolg dat ook zaken die vóór 1 oktober 2012 niet werden voorgelegd aan de CEAS,
nu wel worden voorgelegd aan de ACAS. De verwachting bij de totstandkoming van de
wet was dan ook dat er de eerste jaren aanzienlijk meer zaken aan ACAS zouden worden
voorgelegd. Pas na verloop van tijd wordt duidelijk op welk niveau de jaarlijkse instroom
van zaken zich zal stabiliseren. Tegen deze achtergrond is afgesproken het aanbod
van zaken en de benodigde capaciteit te monitoren.
ACAS streeft zelf een adviestermijn van 6 tot 8 weken na, maar drie à vier maanden
lijkt ACAS blijkens het jaarverslag 2013 realistischer. Ik acht een adviestermijn
van drie à vier maanden niet onredelijk, gezien de zwaarte van de behandelde zaken
en de zorgvuldigheid van de adviezen. Een belangrijk deel van de doorlooptijd komt
voor rekening van wachttijd: het wachten op dossiers of het wachten op aanvullende
informatie. Gerekend vanaf het moment dat de commissie kan beschikken over het volledige
dossier, is de doorlooptijd over het algemeen niet veel langer dan twee maanden. Met
het oog op het zo kort mogelijk maken van de termijn waarbinnen kan worden geadviseerd,
wordt uitbreiding van de secretariële ondersteuning in 2014 gerealiseerd.
ACAS pleit er verder voor de regels over bewaartermijnen van stukken en stukken ter
overtuiging kritisch tegen het licht te houden. Mede gelet op de steeds grotere mogelijkheden
van het forensisch-technisch onderzoek lijkt het ACAS verstandig om de bewaartermijnen
te verlengen. Bij brief van 23 juni 2014 (Kamerstuk 33 842, nr. 2) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de conclusies die ik heb getrokken uit de evaluatie
van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Daarbij
heb ik aangegeven dat de aanbeveling van de onderzoekers bij de evaluatie van de Wet
politiegegevens om de bewaartermijnen van bepaalde categorieën politiegegevens te
verruimen, wordt meegenomen bij de in die brief aangekondigde heroverweging van genoemde
wet.
Er zijn geen wettelijke bewaartermijnen ten aanzien van stukken van overtuiging. Gezien
de samenhang met de bewaartermijn van politiegegevens, justitiële en strafvorderlijke
gegevens zal ik ter gelegenheid van de heroverweging van de Wet politiegegevens en
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ook bezien of er regels voor de bewaartermijnen
van stukken van overtuiging gesteld moeten worden.
Het pleidooi van de ACAS onderstreept mijn voornemen om de bewaartermijnen van bepaalde
categorieën politiegegevens waar nodig te verruimen en om de verschillende bewaartermijnen
in onderlinge samenhang te bezien.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten