29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 193 MOTIE VAN DE LEDEN BERNDSEN-JANSEN EN DE WIT

Voorgesteld 18 maart 2014

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar aanleiding van de IRT-affaire is gebleken dat het werken met een criminele burgerinfiltrant een hoog processueel afbreukrisico kent;

overwegende dat het handelen van een criminele burgerinfiltrant in het algemeen slecht controleerbaar is;

overwegende dat door de vaak voorkomende zogenaamde «dubbele agenda» bij een criminele burgerinfiltrant slecht te controleren is of zijn handelen voldoet aan het Talloncriterium;

constaterende dat de regering voornemens is de criminele burgerinfiltrant opnieuw in te voeren;

overwegende dat de «noodzaak» tot herinvoering van de criminele burgerinfiltrant en de waarborgen om de hoge processuele afbreukrisico's te minimaliseren, onvoldoende zijn aangetoond;

spreekt uit een herbevestiging van de door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Kalsbeek-Jasperse (25 403/23 251, nr. 33), dat met criminele burgerinfiltranten niet dient te worden gewerkt en dat voor de politie en het Openbaar Ministerie een verbod geldt op het inzetten van criminele burgerinfiltranten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Berndsen-Jansen

De Wit

Naar boven