29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 154 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2012

In deze brief informeer ik uw Kamer over het gesprek dat ik onlangs heb gevoerd met de voorzitter van het College gerechtelijk deskundigen van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Met dit gesprek doe ik een toezegging gestand die is gedaan door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in het mondelinge vragenuur van 3 juli 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 103, item 5, blz. 7–8), waarin het lid Van Toorenburg vragen heeft gesteld naar aanleiding van het bericht in De Telegraaf dat gerenommeerde deskundigen worden geweerd uit het deskundigenregister. In het desbetreffende krantenartikel plaatst een aantal deskundigen van wie de aanvraag is afgewezen, vraagtekens bij de zorgvuldigheid en onpartijdigheid waarmee het NRGD aanvragen voor registratie beoordeelt.

In het gesprek met de voorzitter van het College gerechtelijk deskundigen heb ik mij laten informeren over alle details van de werkwijze van het NRGD. Belangrijk element hiervan is dat de forensisch deskundigen zelf een belangrijke rol spelen bij de normering van hun deskundigheidsgebied en tevens ook bij de toetsing van aanvragen voor registratie. In het gesprek met de voorzitter van het College heb ik mij vooral geconcentreerd op dit element van de werkwijze: op de aan de werkwijze ten grondslag liggende procedurele waarborgen en de objectiviteit die deze verzekeren.

Een van die procedurele waarborgen voor de objectiviteit betreft de totstandkoming van het normenkader voor de toetsing van deskundigen. Niet het College gerechtelijk deskundigen bepaalt eenzijdig wat de normen moeten zijn, maar deze worden ontwikkeld in een per deskundigheidsgebied ingestelde normstellingadviescommissie, waarin de deskundigen, opdrachtgevers en gebruikers zitting hebben. Het advies van de commissie wordt ter consultatie gepubliceerd op de site van het NRGD. Het College gerechtelijk deskundigen stelt het normenkader vast na advies en verwerking van de reacties uit de consultatiefase.

Een belangrijke waarborg voor de objectiviteit van de toetsing van deskundigen is gelegen in de mogelijkheid van wraking door de aanvrager en verschoning door de toetser en daarmee samenhangend het beroep op de mogelijkheid van wijziging van de samenstelling van de toetsingsadviescommissie. Genoemde waarborg moet uitsluiten dat banden in de persoonlijke sfeer of werksfeer tussen toetser en aanvrager een rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling.

Ten slotte vormt een belangrijke hoeksteen voor de objectiviteit, dat aanvragers tegen de beslissing van het College, na advies van de toetsingadviescommissie, bezwaar kunnen maken en uiteindelijk in beroep kunnen gaan bij de bestuursrechter.

Door de voorzitter van het College gerechtelijk deskundigen is mij verzekerd dat deze waarborgen in praktijk goed functioneren en garant staan voor een onpartijdige beoordeling van aanvragen voor registratie, waarbij getoetst wordt aan normen die breed worden gedragen door de deskundigen en de opdrachtgevers en gebruikers van de deskundigenrapportages.

Ik heb al met al geen enkele reden te twijfelen aan de zorgvuldigheid en onpartijdigheid waarmee het NRGD zijn werk doet in samenwerking met alle betrokkenen die de kwaliteit van de forensische deskundigeninbreng in strafzaken een warm hart toedragen.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven