Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2012
Tijdens het Algemeen overleg over de Kwaliteit van de zorg op 18 april 2012 zegde
ik u toe te zullen overleggen met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak over
de werkdruk van de kinderrechters. Inmiddels heeft dit overleg plaatsgevonden. Met
deze brief doe ik mijn toezegging gestand u hierover te informeren. Tevens kom ik
met deze brief tegemoet aan een eerder verzoek van 8 maart 2011 van uw Kamer om u
te informeren over de werkdruk van kinderrechters.
Het financieringssysteem van de Rechtspraak is gebaseerd op een P x Q systeem (de
prijs van een zaak maal het aantal). Bij deze financiering gaat het om 10 productgroepen,
grofweg te onderscheiden naar inhoud (civiel, straf, bestuur) en gerecht (kanton,
rechtbank en hof). Elke productgroep heeft een bepaalde prijs. Binnen een productgroep
gaat het om een diversiteit aan zaken, van hele lichte zaken tot zeer complexe (meervoudige
Kamer) zaken. Per productgroep gaat het dus om een gewogen, gemiddelde prijs. Deze
prijzen zijn mede gebaseerd op een tijdschrijfsysteem en worden eens in de drie jaar
herijkt. Zaken voor de kinderrechter vallen in de productgroep civiel. De Raad verdeelt
het totale budget over de gerechten en kan daarbij andere, eigen accenten leggen.
De gerechtsbesturen verdelen de budgetten over de sectoren en kunnen daarbij eigen
keuzes maken. Sectorvoorzitters tenslotte maken een planning van de zittingen en kunnen
ook daar accenten aanbrengen door bijvoorbeeld voor bepaalde zaken iets meer tijd
toe te staan dan voor andere zaken.
Het bovenstaande impliceert dat de kinderrechters die van mening zijn dat zij te weinig
tijd hebben voor een bepaalde categorie complexe zaken, in overleg met hun sectorvoorzitter
c.q. met het gerechtsbestuur meer tijd voor die zaken zouden kunnen krijgen.
Uit het overleg met de Raad en nader overleg van de Raad met de gerechten, is naar
voren gekomen dat er bij de gerechten geen signalen zijn dat de werkdruk van de kinderrechters
onaanvaardbaar hoog is. Het lijkt dus niet om een algemeen probleem te gaan, maar
om een probleem dat mogelijk bij een aantal gerechten speelt, terwijl dat dan mogelijk
onvoldoende in het overleg met het sectorbestuur naar voren wordt gebracht. Ook is
het mogelijk dat het bestuur bij de verdeling van de middelen meer prioriteit heeft
gegeven aan andere zaken.
De Raad zal de werkdruk van de kinderrechters aandacht geven in het verdere overleg
met de gerechtsbesturen en de gerechtsbesturen op hun beurt in het overleg met de
sectorvoorzitters.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven