nr. 25
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2009
Inleiding
Hierbij ontvangt u het rapport «Doorlichting RN Roermond»
van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt).1
De ISt komt tot de conclusie dat de uitvoering van de reclasseringstaken over
het algemeen voldoet aan de normen. Een aantal – landelijk – ingezette
verbetertrajecten heeft volgens de ISt tot zichtbare resultaten geleid in
Roermond.
De ISt signaleert daarnaast een aantal punten waarop verbetering noodzakelijk
is. Zo geeft het lokale parket in Roermond geen invulling aan zijn taak werkstrafprojecten
goed te keuren. Ook is er volgens het onderzoek frictie tussen vraag en aanbod
van reclasseringsprodukten. Voor zowel werkstraffen als toezichten is er een
te grote werkvoorraad waardoor er geen sprake is van een snelle executie.
Ten slotte beveelt de ISt aan kenbaar te maken of de afspraken over de starttermijn
van het reclasseringstoezicht op lokaal niveau mogen afwijken van de landelijke
richtlijn.
Beleidsreactie op ISt-rapport
Het OM heeft wettelijk de taak nieuwe projectplaatsen voor werkstraffen
goed te keuren. Ik heb daarom inmiddels aan het College van Procureurs-Generaal
verzocht na te gaan of er aanwijzingen zijn dat meer parketten geen invulling
geven aan deze taak. Daarnaast heb ik het College gevraagd op welke wijze
erop wordt toegezien dat lokale parketten daadwerkelijk invulling geven aan
deze taak.
Ten aanzien van de frictie tussen vraag en aanbod van reclasseringsprodukten
merk ik op dat de produktieplanning tot stand komt in overleg met de lokale
opdrachtgevers. Vervolgens wordt de produktie binnen elk arrondissement gemonitord,
zodat indien nodig, in overleg met de lokale opdrachtgevers bijsturing kan
plaatsvinden. Ik zal in overleg met Reclassering Nederland (RN) en de opdrachtgevers
(DJI, OM en ZM) nadere afspraken maken om de achterstand in de
uitvoering van de verschillende reclasseringstaken weg te nemen.
In reactie op de derde aanbeveling geef ik aan dat de landelijke richtlijn
voor de starttermijn van reclasseringstoezichten leidend blijft. Het uitgangspunt
is dat de reclassering met het toezicht moet starten wanneer zij daarvoor
een opdracht heeft ontvangen van de rechter, het Openbaar Ministerie of de
penitentiaire inrichting. Bij een eventueel capaciteitstekort kan wel geprioriteerd
worden. Tbs-gestelden, PIJ’ers, schorsingen onder voorwaarden en justitiabelen
met een hoog recidiverisico hebben prioriteit. Ook de aard van het delict,
de impact voor het slachtoffer en de geschoktheid van de rechtsorde zijn criteria
die bij deze prioritering worden meegenomen. In het kader van het project
routering toezicht wordt overigens bekeken hoe de doorlooptijd tussen het
wijzen van het vonnis en het informeren van de reclasseringsorganisaties daarover
kan worden bekort.
Ten slotte merk ik op dat RN de aan haar gerichte aanbevelingen van de
inspectie zal overnemen.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak