29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 87 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 april 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van de brief van 28 maart 2011 inzake het rapport over de gassamenstelling (Kamerstuk 29 023, nr. 84)

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 april 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie,

Blacquière

Veiligheid en consument

1, 18, 24, 26 en 27

Op welke manier kan gegarandeerd worden dat consumenten geen overlast en financieel nadeel hebben van de verandering van de gassamenstelling?

Deelt het kabinet de stelling van KEMA-Kiwa-Arcadis dat een relevant deel van het huidige apparatuurpark niet in staat is om alle verwachte gassen zonder verdere maatregelen veilig en doelmatig te gebruiken?

Door de veranderende gaskwaliteit is een deel van de toestellen niet meer bruikbaar. Hoe groot is dit deel? Om welke aantallen gaat het? Welke gevolgen brengt dit met zich mee (financieel, praktisch, veiligheid)?

De minister geeft aan dat veiligheid voorop staat bij de gastransitie. Kan de minister deze veiligheid garanderen? In het rapport «Gaskwaliteit voor de toekomst» staan op verschillende plekken echter enkele veiligheidsrisico’s van de veranderende gassamenstelling opgenomen. Hoe gaat de minister er concreet voor zorgen dat de veiligheid (bij de eindgebruikers) gewaarborgd wordt?

Eén van de veiligheidsrisico’s die genoemd wordt, is het gevaar van koolmonoxidevergiftiging, veroorzaakt door huishoudelijke apparatuur. Is dit verhoogde risico aanwezig? Heeft de minister een actieplan om dit risico beheersbaar te maken en kan de minister hiermee de veiligheid garanderen?

Het uitgangspunt van mijn beleid is dat de verandering van de gassamenstelling geen verslechtering van het huidige veiligheidsniveau van gas in Nederland mag opleveren. Ook mag het geen financieel nadelige gevolgen hebben voor de consumenten.

Om dit beleid goed vorm te geven heb ik een uitvoerig onderzoek laten doen door de deskundigen van KEMA en Kiwa naar de gevolgen van de verwachte gassen voor het huidige toestellenpark. In het eerste deel van hun rapportage «Gaskwaliteit voor de toekomst» (hierna: de rapportage) wordt aangegeven dat een groot deel van de huidige toestellen niet zonder meer alle verwachte gassen veilig en doelmatig kan gebruiken. De onderzoekers gaan er van uit dat 30% van de huidige 14,4 miljoen toestellen van consumenten vervangen moeten zijn vóór het nieuwe gas wordt geleverd.

Mijn beleid is erop gericht dat al deze toestellen vervangen worden in de normale afschrijvings- en vervangingscyclus van toestellen. In deze periode zullen de nieuw in de handel gebrachte toestellen veilig moeten zijn bij gebruik van gas met een andere samenstelling na afloop van deze periode. Op deze wijze brengt de transitie geen extra kosten met zich mee voor consumenten.

Om dit te realiseren is een periode van 15 à 20 jaar nodig waarin de gassamenstelling niet verandert. Indien voor een kortere termijn wordt gekozen, bijvoorbeeld slechts vijf jaar, dan kost de versnelde vervanging van toestellen volgens de onderzoekers 1,5 miljard euro (blz. 58 van rapport «Gaskwaliteit voor de toekomst deel 2»). Er zijn immers meer oude toestellen over die versneld vervangen moeten worden. Deze kosten lopen snel terug als de transitietermijn langer is. Dit komt doordat vervanging, in plaats van slechts gewoon of specialistisch onderhoud, voornamelijk nodig is bij toestellen van vóór 1996. Deze toestellen zijn na 2025 afgeschreven. Mogelijk zal er beleid nodig zijn om een laatste opruimactie te houden in 2025 of 2030 onder toestellen van vóór 1996. Hoe dit eventuele aanvullende beleid er in detail uit zal zien, zal zich in overleg tussen het parlement, de overheid, netbeheerders, consumentenorganisaties en de sector uitkristalliseren.

Het is dus van belang om een lange transitietermijn te bewerkstelligen waarbij de veiligheid van de burger gegarandeerd wordt. De komende 10 jaar, dus tot het jaar 2021, zal de gassamenstelling op het G-gasnet in ieder geval ongewijzigd blijven. Ik ben een ministeriele regeling aan het voorbereiden die nog voor de zomer aan uw Kamer zal worden voorgehangen. Daarin zal deze aanscherping van de exitspecificaties voor het G-gasnet worden opgenomen. Hiermee wordt de veiligheid van de consument geborgd door een verankering in de wetgeving tot het eind van die periode. Ik ben in overleg met GTS, NAM en GasTerra om deze periode aanzienlijk te verlengen.

28

Op pagina 52 van deelrapport 2 staat dat de aanpassing van bestaande huishoudelijke apparatuur een aandachtspunt is inzake de veiligheidswaarborging. Het is namelijk onduidelijk wie de verantwoordelijkheid draagt voor het onderhoud, controle en vervanging van deze huishoudelijke apparatuur. Waar ligt deze verantwoordelijkheid volgens de minister? Welke actie neemt de minister om de aanpassing en veiligheid voor de consument te garanderen?

De verantwoordelijkheid van de overheid omvat drie aspecten over gasveiligheid van de burger. Dit zijn ten eerste de normen over en het toezicht op toestellen die nieuw in de handel worden gebracht. Ten tweede zijn dit de eisen in het Bouwbesluit aan ventilatie en de ophoping van gevaarlijke verbrandingsgassen en ten derde, dit geldt in mindere mate voor de toestellen zelf, houdt de NMa toezicht op de codes waarin al enkele specificaties in zijn vastgelegd.

Energiebedrijven en netbeheerders nemen de verantwoordelijkheid om burgers te informeren over gasveiligheid, zoals onderhoud, controle en vervanging van gastoestellen. Er is geen systematisch toezicht op het onderhoud, de controle en vervanging door burgers van hun eigen toestellen.

Europees perspectief

3 en 13

Klopt het dat andere EU-lidstaten, zoals Engeland, wel tamelijk strakke entry-specificaties stellen? Zo ja, welke? Voor welke periode?

Is de veronderstelling juist dat het Verenigd Koninkrijk vergaande specificaties stelt voor de invoer van gas? Waarom heeft het Verenigd Koninkrijk hiervoor gekozen, terwijl het Nederlandse kabinet aanstuurt op aanpassing bij de eindgebruikers?

De meeste landen in de EU importeren aardgas en LNG uit diverse delen van de wereld en hebben geen moeite om deze gassen te accommoderen. In de rapportage «Gaskwaliteit voor de toekomst» (deel 1) wordt aandacht gegeven aan de situatie rond de gassamenstelling en gasimporten in andere landen van Europa. Ook wordt ingegaan op de harmonisatieactiviteiten die vanuit o.a. de Europese Commissie worden ondernomen.

Wat betreft de vraag inzake de situatie in het Verenigd Koninkrijk het volgende: in dit land gebruikt men andere gastoestellen dan in Nederland. De gastoestellen in het Verenigd Koninkrijk kunnen een bredere gassamenstelling aan dan de Nederlandse gastoestellen. In het Verenigd Koninkrijk heeft de overheid besloten om de gassamenstelling te handhaven tot 2020. Deze aanpak is min of meer in overeenstemming met de garanties die ik heb gegeven ten aanzien van het G-gas. Ook voor het Verenigd Koninkrijk geldt dat zij op den duur zal moeten overschakelen naar het gebruik van gassen met een hogere calorische waarde. Dit kan betekenen dat men daar uiteindelijk ook een transitietraject in zal gaan.

In het Verenigd Koninkrijk zijn met het oog op koolmonoxide- en roetvorming grenzen gesteld bij entry aan de zogenaamde soot index (SI) en incomplete combustion factor (ICF) van het gas. In 2007 is besloten dat deze vooralsnog tot 2020 blijven gelden. Een vergelijkbare entryspecificatie is in Nederland niet nodig omdat de enige entry op het G-gasnet het Groningenveld is. Gas uit dit veld heeft een zeer constante samenstelling. Ander gas dat uit het G-gasnet geleverd wordt, is door GTS eerst behandeld.

Een wobbe-index van 49,8 tot 54,2 MJ/m3 (een bandbreedte van ongeveer 10%) is in het Verenigd Koninkrijk toegestaan op entry die daardoor ook op exit uit het net aan eindgebruikers wordt geleverd. De SI en ICF zijn slechts in zoverre restrictief dat zij bij hoge aandelen aan hogere koolwaterstoffen de maximum toegestane wobbe-index verlagen, van 54,2 bij een zeer laag aandeel hogere koolwaterstoffen tot 53,9 voor het rijkste LNG. In het Verenigd Koninkrijk voegt de netbeheerder niet zelf stikstof toe. De invoeder moet dit zelf doen vóór hij zijn gas op het net invoedt. Rijke gassen kunnen dus ingevoed worden mits de invoeder zelf de behandeling regelt en betaalt. LNG dat bij GATE in het net is ingevoed, kan door de BBL-pijpleiding van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk geëxporteerd worden. Hierbij worden sommige soorten LNG een klein beetje verder verdund met stikstof om binnen de Britse grenzen van de SI en ICF te blijven.

20

Welke mogelijkheden zijn er om op de Europese gasmarkt, in het kader van het topgebiedenbeleid voor de sectoren Energie en Chemie, een positie te verwerven door de bewerking van geïmporteerd LNG, de export van gas met constante en hoge kwaliteit en de productie en export van halffabricaten met hogere koolwaterstoffen voor de petrochemische industrie? Worden deze mogelijkheden met het voorgestelde maatregelenpakket voldoende benut?

In het kader van het bedrijfslevenbeleid zijn «topteams» samengesteld die het kabinet zullen adviseren over de wijze waarop de overheid Nederlandse bedrijven in staat kan stellen economische kansen te benutten. De topteams, waaronder die voor de sectoren energie en chemie, zijn recentelijk van start gegaan met het opstellen van hun advies. Daarbij zullen zij naar verwachting ook ingaan op de kansen op de Europese markt en het maatregelenpakket dat vanuit de overheid gevoerd zou kunnen worden om deze kansen te benutten. Op 14 juni a.s. bieden zij hun adviezen aan het kabinet aan. Mede op basis van deze adviezen zal het kabinet het bedrijfslevenbeleid uitwerken.

Een partij kan een «business case» zien in het afnemen van gas uit het landelijke net en het scheiden («strippen») hiervan in hogere koolwaterstoffen (halffabricaten voor de petrochemische industrie) en arm aardgas. Ik sta positief tegenover dit soort initiatieven. Ik raad een dergelijke private partij aan zich bij GTS of GATE te melden. Deze mogelijkheden dragen echter niet bij aan de benodigde transitie naar een sterker variërende gassamenstelling.

Verantwoordelijkheid

23 en 32

In de Gaswet staat nergens expliciet wie er verantwoordelijk is voor de kwaliteit van gas. Daarom gaat de minister een wetgevingstraject starten waarin expliciet bepaald wordt dat de gaskwaliteit een taak is van GTS. Maar wie is er nu dan verantwoordelijk te houden?

Wie is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het geleverde gas aan gasverbruikers en hoe gaat dit in de regelgeving verankerd worden?

Ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het getransporteerde gas en het vastleggen daarvan in regelgeving het volgende. Vanuit het gegeven dat Nederland al decennia lang vertrouwd is geweest met gas uit eigen bodem van bijna constante kwaliteit is het nooit nodig geweest één partij daarvoor verantwoordelijk te maken. Op dit moment is er derhalve niet één partij aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de gassamenstelling. Zoals ik in mijn brief aan de Kamer van 28 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 023, nr. 84) heb opgemerkt staat dat in de regelgeving nergens expliciet. De historische praktijk, het feit dat GTS contracten heeft met afnemers waar de gassamenstelling een onderdeel van uitmaakt en het feit dat GTS en de invoeders gezamenlijk de eisen uit de codes moeten naleven, duiden erop dat GTS hier wel een impliciete taak en dus verantwoordelijkheid heeft.

Ik zal een wetsvoorstel voorbereiden waarbij de verantwoordelijkheid voor de gaskwaliteit helder zal worden vastgelegd. Aan artikel 10a van de Gaswet zal deze taak worden toegevoegd en in artikel 12a van de Gaswet zal worden bepaald op welke wijze in welke mate de kosten die uit deze wettelijke taak voortvloeien in de tarieven kunnen worden verrekend.

Overgangsperiode

7 en 25

Er is geen garantie dat de bedrijfsvoering van gebruikers van H-gas in de overgangsperiode niet verstoord wordt. Het is immers nog onduidelijk of de maatregelen die genomen worden bij Gas Acces To Europe (GATE) en Gas Transport Services (GTS) voldoende zijn om in de overgangsperiode alle problemen bij gebruikers van H-gas met de gassamenstelling te voorkomen. Het risico hiervoor wordt bij de eindgebruiker gelegd, die naast het signaleringssysteem geen middelen heeft om dit risico in de overgangsperiode te beheersen. Welke maatregelen ziet de minister om in te grijpen indien de invoeding van Liquified Natural Gas (LNG) leidt tot verstoringen van de fabrieken of centrales in de overgangsperiode?

Er is geen garantie dat de bedrijfsvoering van H-gasgebruikers in de overgangsperiode niet verstoord wordt. Het is immers nog onduidelijk of de maatregelen die genomen worden bij GATE en GTS voldoende zijn om in de overgangsperiode alle problemen bij H-gasgebruikers met de gassamenstelling te voorkomen. Welke maatregelen ziet de minister om in te grijpen indien de invoeding van LNG leidt tot verstoringen van de fabrieken of centrales in de overgangsperiode.

Ik heb in mijn brief aangekondigd dat het Projectbureau Nieuw Aardgas (hierna: het Projectbureau) een technisch overleg tussen GTS, GATE en de industriële partijen zal organiseren. In dit overleg zal in detail worden besproken wat de maatregelen betekenen en of deze voldoende bijdragen tot een goede oplossing voor de partijen. Dit technisch overleg zal op korte termijn plaatsvinden.

Met het gepresenteerde pakket aan maatregelen – toezeggingen van GTS en GATE – wordt voorts het uiterste gedaan om de transitie van de H-gaseindgebruikers zoveel mogelijk te faciliteren. Door middel van kwaliteitsmetingen wordt vastgesteld welke kwaliteit LNG er op het GTS netwerk wordt gezet. Door middel van tijdige waarschuwing via de door GTS ontwikkelde signaleringssystemen zal een afnemer die problemen met het geleverde gas voorziet maatregelen kunnen nemen. Hiermee is in het noorden van het land al ervaring opgedaan. Als blijkt dat dit niet het geval is zal ik met GATE en GTS in overleg treden om te komen met andere oplossingen.

11

Hoe kan het kabinet garanderen dat de toezeggingen van GATE Terminal met betrekking tot de invoer van gas in de transitieperiode worden nagekomen?

Zowel GATE als GTS hebben mij gezegd hun toezeggingen na te komen. Ik zal daar ook via het Projectbureau op toe blijven zien en waar nodig op sturen. Overigens verwacht ik ook van de H-gas eindgebruikers dat zij zich zullen inspannen hun installaties zo spoedig mogelijk aan te passen. Ook hier zal ik via het Projectbureau de stand van zaken monitoren.

12

Welke bijdrage verwacht het kabinet van GATE Terminal en GTS na de transitieperiode?

Na de transitieperiode moeten de eindgebruikers van H-gas de variatie in gaskwaliteit kunnen opvangen. Extra acties van GATE en GTS zijn dan in principe niet meer nodig. Een deel van de maatregelen is dan ook overbodig, omdat ook via andere punten rijker gas uit Noorwegen, Rusland en groen gas het Nederlandse net instroomt. Ik kan mij overigens indenken dat, waar systemen voor informatie-uitwisseling met klanten zijn ontwikkeld, GTS deze systemen wellicht ook nog wat langer in stand zou kunnen houden mocht daar vanuit de gebruikers van het gas behoefte aan bestaan.

H-gastransitie

2

Welke entry-specificaties kunnen H-gas eindgebruikers rekenen per 1 juli 2011 als de GATE-terminal opent? Hoe ontwikkelen zich de specificaties in de overgangsperiode van vijf jaar? Als dit nog niet bekend is: welke zekerheden hebben afnemers van H-gas in de komende vijf jaar?

De GATE terminal moet, voordat de terminal commercieel operationeel wordt, naar verwachting in september, eerst nog door een test- en startfase heen. Deze zal naar verwachting in juni beginnen. Gedurende deze fase zullen een aantal LNG-cargo’s aanlanden en zal LNG in het systeem worden ingevoed. GATE zal bij het bestellen van deze cargo’s rekening houden met de inpasbaarheid in het H-gasnet. In de praktijk zal dit betekenen dat het hier om relatief arm LNG zal gaan, dat zonder problemen door de huidige gasafnemers kan worden gebruikt.

Gedurende de transitieperiode (in ieder geval tot eind 2012 en zo nodig tot eind 2014) zal GTS er zorg voor dragen dat het H-gas, inclusief het LNG via de GATE terminal, verdund wordt met stikstof zodat een maximale Wobbe Index van 54 MJ/m3 wordt geleverd. Dit is lager dan de bovenwaarde die de codes van de NMa toestaat. Waar wenselijk en mogelijk zal in overleg met eindgebruikers ook de ondergrens van de Wobbe Index worden verhoogd, zodat een zo smal mogelijke bandbreedte wordt bereikt. De in de transitieperiode geldende maximale waarde van het propaanequivalent van 8,7 voor LNG’s die via GATE ingevoed mogen worden, betekent voorts dat effectief het gehalte aan zwaardere koolwaterstoffen aan een maximum gebonden is gedurende de transitieperiode. Een dergelijke grens is niet in de codes van de NMa opgenomen. Overigens zal, onder meer door de door GATE toegezegde maatregel het gas vanuit de verschillende LNG tanks in een «comingled stream» het netwerk ingestuurd worden, waardoor de samenstelling van het gas dat vanuit de terminal het netwerk in stroomt minder variabel zal zijn met een propaanequivalent dat aanzienlijk lager zal liggen dan de maximumwaarde. Daardoor wordt voorkomen dat te grote sprongen in de gassamenstelling plaatsvinden in te korte tijd. Hiermee wordt aan een belangrijk bezwaar van eindgebruikers tegemoetgekomen. Deze techniek wordt overigens ook bij andere LNG-terminals in Europa toegepast. Deze specificaties zullen gedurende de gehele transitieperiode gelden.

4

Deelt de minister het standpunt van H-gasgebruikers dat de overgangsperiode pas kan starten wanneer de gasspecificaties die gelden na de overgangsperiode bekend zijn?

Ik heb vernomen dat sommige industriële partijen reeds zijn begonnen met het aanpassen van hun installaties. Er zijn ook industriële partijen die op dit moment de eventuele noodzaak om de installaties aan te passen laten onderzoeken door hun technologieleveranciers. Ik heb ook vernomen dat veel partijen voldoende informatie hebben over de toekomstige gassamenstelling om deze inschattingen te kunnen maken. De praktijk laat mij zien dat de overgangsperiode al is begonnen.

Aan de hand van de maatregelen die ik heb opgesteld, kunnen we de overgangsperiode in. Het Projectbureau brengt in kaart welke gassamenstellingen inpasbaar zijn voor de gebruikers. Na deze inventarisatie zal het Projectbureau de transitie monitoren en vastleggen in welke mate de bedrijven zich hebben aangepast. Het kan zijn dat door de mix van maatregelen en deze aanpassingen een situatie ontstaat dat Nederland alle soorten import gas kan accommoderen. Op dat moment is het vastleggen van een restrictieve gassamenstelling niet meer nodig.

5 en 19

Net als bij de G-gas gebruikers kan voor H-gas vooraf in een ministeriële regeling worden vastgesteld welke bandbreedte van specificaties per regio gelden na afloop van de overgangstermijn. Zo krijgen de gebruikers en leveranciers van toepassingen enige houvast bij aanpassingen en investeringen. Waarom maakt de minister onderscheid tussen gebruikers van H-gas en G-gas?

Wanneer worden de exit-specificaties voor H-gas bekendgemaakt?

Voor het G-gas zal ten minste tien jaar de gassamenstelling met het oog op de veiligheid niet verslechteren. Dit betekent dat de grenzen aan de gassamenstelling bekend zijn zodra onderzoek naar de uitwisselbaarheid qua veiligheid is afgerond. Deze grenzen kunnen dan vastgelegd worden voor een lange periode. Voor het H-gas is een transitie gaande. Tijdens deze transitie veranderen de grenzen van de samenstelling van het te leveren gas een aantal keren. De opname van deze veranderende grenzen in de codes van de NMa via een ministeriële regeling is niet praktisch. Hiernaast is nu nog niet duidelijk welke grenzen aan de gassamenstelling er na afloop van de transitie zullen gelden. Dit hangt af van de bevindingen van het Projectbureau.

Gedurende de overgangsperiode heeft GATE toegezegd de rijkste LNG-soorten niet in te voeden (PE groter dan 8,7). Gedurende de overgangsfase zal meer ervaring worden opgedaan met de LNG-samenstellingen die men bij GATE kan verwachten. Zoals bekend zal de Wobbe index worden gehandhaafd op 54 MJ. Als de partijen na de overgangsfase tot een werkbare praktijkcode komen dan kunnen de specificaties herzien en vastgelegd worden.

Na afloop van de overgangstermijn zal er naar alle waarschijnlijkheid een Europese standaard zijn voor H-gaskwaliteit. Die wordt momenteel door de CEN (Europese Normalisatie Instituut) opgesteld in opdracht van de Europese Commissie. Nederland zal zich hierbij aansluiten om daarmee net zoals andere Europese landen een groot scala aan rijke gassen te kunnen accommoderen en daarmee aan de vraag naar gas van de grootgebruikers te kunnen voldoen. Deze normen voor een Europese standaard bevorderen onder andere het handelsverkeer in de Europese interne gasmarkt doordat het gas beter uitwisselbaar wordt.

6, 17 en 22

De resterende overgangsperiode voor gebruikers van H-gas is 1,5 jaar, mogelijk verlengd tot 3,5 jaar, terwijl de consultants een resterende overgangsperiode van vijf jaar adviseren voor een veilige en kostenefficiënte transitie. Waarom neemt de minister niet de geadviseerde periode van vijf jaar over? Wie draait op voor de extra kosten van deze versnelling?

Waarom wil het kabinet de aanbevolen transitieperiode (vijf jaar) voor H-gas meer dan halveren? Steunen de gebruikers van H-gas deze korte transitieperiode?

Onderzoekers achten een transitietermijn van vijf jaar voor het H-gas wenselijk. De termijn voor de overgangsperiode kan volgend eindgebruikers pas starten als zij weten op welke specificaties zij hun installaties moeten afstemmen. Deelt de minister het standpunt van H-gasgebruikers dat de overgangsperiode pas kan starten wanneer de gasspecificaties die gelden na de overgangsperiode bekend zijn? De minister wil daarbij vasthouden aan een termijn tot 2012, die na overleg verlengd kan worden tot 2014. Waarom volgt de minister niet het advies van de onderzoekers? Verwacht de minister dat de sector binnen deze termijn klaar kan zijn? De minister gaat een mogelijke verlenging aan na overleg. Hoe ziet dit overleg eruit?

Ik hecht zeer aan een voortvarende aanpak van de transitie op het H-gasnet. Dit is ook nodig. De invoer van LNG is dan weliswaar het meest imminent, ook andere rijkere gassen zullen de komende jaren ons net instromen, bijvoorbeeld gas uit Noorwegen en gas uit Rusland via het Nord Stream project, waarvan de eerste pijplijn eind dit jaar al operationeel wordt en de tweede eind volgend jaar.

De onderzoekers adviseren een periode van vijf jaar omdat dit in de regel een acceptabele periode is om een installatie om te bouwen. De industrie plant groot onderhoud ruim van te voren en hanteert daarbij een termijn van enkele jaren. Ik heb vernomen dat niet iedere H-gasgebruiker grote aanpassingen zal moeten. Daarom heb ik besloten om een kortere overgangsperiode in te stellen. Een kortere overgangsperiode maakt het mogelijk dat de industrie sneller gebruik kan maken van een groter aanbod aan aardgas en als gevolg daarvan kan profiteren van een lagere gasprijs. De kortere termijn hoeft niet te leiden tot extra kosten, want als bedrijven voortvarend hun eventuele aanpassingen doen, zijn ze mogelijk sneller gereed voor nieuw gas dan pas over vijf jaar. Indien bedrijven aantoonbaar in de problemen komen door deze kortere termijn kan in overleg met de verschillende partijen een maatwerk oplossing gevonden worden. Een deel van de H-gasgebruikers zullen weinig aanpassingen moeten doen en een ander deel zal meer tijd nodig hebben. Ik heb het Projectbureau gevraagd om een technisch overleg te organiseren met alle betrokken partijen zodat een gedragen oplossing gevonden kan worden.

10

Gaat het kabinet in de periode tot 2016 in lijn met route drie zorgen voor een constante gaskwaliteit voor gebruikers van H-gas?

Met een periode tot 2012 (met een eventuele verlenging tot 2014) wordt gezorgd voor een overgangsperiode die alle partijen in staat stelt maatregelen te treffen om ook rijkere gassen te kunnen accommoderen. De kwaliteit van het H-gas is echter ook nu onderhevig aan variatie. Dit komt ook duidelijk naar voren uit de rapporten van KEMA/KIWA en is inherent aan het hebben van veel invoedingspunten in het net.

Aangezien de gasmarkt geliberaliseerd is en gebruikers vrij zijn om hun gassen binnen de gestelde marges in te voeren is een zekere variatie in de gassamenstelling structureel en onvermijdelijk. In de landen om ons heen is men daar al wat langer aan gewend. Met de veranderende gasstromen, o.a. veroorzaakt door de afnemende capaciteit van Nederlandse kleine velden, wordt dit ook voor Nederland nu een gegeven.

H-gasconversie

8 en 9

Hoeveel kost de conversie van H-gas in G-gas economisch en energetisch (in euro’s respectievelijk kilojoule per kubieke meter G-gas)?

«Op welke schaal wordt er op dit moment al H-gas naar G-gas geconverteerd voor de Nederlandse markt?»

De vraag naar conversiecapaciteit varieert zowel gedurende het jaar, als over de jaren heen zeer sterk. De afgelopen jaren is er tussen de 4 en 14 miljard kubieke meter H-Gas geconverteerd in G-Gas. De kosten van het omzetten door stiktstofinjectie bedragen minder dan 0,01 euro per kubieke meter omgezet H-gas. De kosten die GTS totaal aan gebruikers in rekening heeft gebracht lopen op van een kleine 80 mln. euro in 2005 tot een kleine 110 mln. euro in 2009. De energiekosten wisselen per conversielocatie, maar zijn maximaal 200 kJ/m3. Ter vergelijking één kubieke meter gas is 35 000 kJ/m3.

Kostenverdeling veranderende gassamenstelling

14 en 31

Wat is de visie van het kabinet op de verdeling van kosten die tijdens en na de transitieperiode gemaakt zullen worden?

Wie draagt de kosten in het G-gasnetwerk en welk mogelijk beleid voert de minister hier voor herverdeling?

In de media is ten onrechte gesuggereerd dat de consument kosten zou dragen. Ik werk er juist hard aan dat de consument geen financiële gevolgen ondervindt van de transitie. Hij zal langdurig gas van een constante samenstelling blijven ontvangen tot het moment dat, via de reguliere vervangingsmarkt, zijn nieuwe gasinstallaties het rijkere gas kunnen accommoderen.

De maatregelen om verantwoord om te gaan met de nieuwe gassamenstelling liggen verdeeld over de gehele keten van invoeders, GTS, GATE en de zakelijke gebruikers van gas. Hierdoor is de keten gezamenlijk verantwoordelijk voor het oplossen van de problemen. De partijen maken hierbij kosten die voortkomen uit de maatregelen die zij zelf moeten treffen. KEMA-Kiwa-ARCADIS geven aan dat deze route de juiste is en dat door het zoeken van oplossingen bij alle partijen de hoge kosten van de transitie en mogelijk extreme maatregelen worden vermeden. Gebaseerd op de aanbeveling uit het onderzoek dat op het H-gasnet meer tijd nodig is voor een veilige en kosteneffectieve ombouw van apparatuur heb ik met de GATE LNG-Terminal en met de landelijk netbeheerder GTS een aantal afspraken gemaakt waardoor een overgangsfase wordt gerealiseerd met als doel om de nieuwe gassen te accommoderen en tevens genoeg tijd te geven aan de bedrijven om zich aan te passen. Kosten die gerelateerd zijn aan de taak die GTS krijgt, zullen deels gesocialiseerd worden. De NMa houdt toezicht op tarieven en bepaalt welke doelmatige kosten in de tarieven kunnen worden verrekend. Daarvoor zij verwezen naar het antwoord bij vraag 23.

29

In bijlage 1 staat op pagina 4 dat de kosten van de aanpassing van de installaties in het geval van H-gasnetwerk terechtkomen bij de eindgebruikers. Zij zouden dit moeten terugverdienen door de lage gasprijs. Kan de minister dit in een berekening laten zien?

Investeringen van bedrijven worden doorberekend in de prijzen van hun producten aan de klanten.

De verandering is onvermijdelijk en als we vasthouden aan de oude gassamenstelling dan zullen we steeds hogere kosten moeten maken. De kosten van aanpassingen en het terugverdienen verschillen sterk per gebruiker omdat dit afhankelijk is van het proces en het totale gasverbruik van het bedrijf. Het is een som die per bedrijf gemaakt zal moeten worden en deze detailvraag staat buiten de scope van de studie. Wat vaststaat, is dat indien de gebruikers zich snel aanpassen, de industrie sneller kan profiteren van een grotere gasmarkt en dat zal effect hebben op de gasprijs die de bedrijven betalen.

30

Door de aanpassing van apparatuur zijn de eindgebruikers in het Nederlandse H-gasnetwerk gedwongen tot hoge investeringen. Welke gevolgen heeft dit voor hun (internationale) concurrentiepositie?

Mijn beleid richt zich op het zo laag mogelijk houden van de kosten door de introductie van o.a. een overgangsperiode tot 2012 (met een eventuele verlenging tot 2014) waarbij een aantal maatregelen zal worden gehanteerd. Door meer tijd in te bouwen kunnen de nodige aanpassingen worden gepleegd tijdens reguliere, geplande onderhoudsmomenten waardoor eventuele kosten kunnen worden beperkt.

De totale kosten voor aanpassingen in afzonderlijke bedrijven zijn afhankelijk van de benodigde maatregelen. De praktijk leert dat de groep grootgebruikers minder homogeen is dan men vaak veronderstelt. Onder deze groep bevinden zich bedrijven die gas als brandstof gebruiken en andere die het als grondstof nodig hebben. Sommige bedrijven zijn al zodanig ingericht dat ze in staat zijn de rijkere gassen te accommoderen. Andere bedrijven zijn al bezig met het treffen van maatregelen in overleg met o.a. GTS. Doordat de kosten die bedrijven zullen moeten maken, indien aanpassingen nodig zijn, per bedrijf verschillen is het niet mogelijk om generieke uitspraken te doen over gevolgen voor de afzonderlijke concurrentiepositie van elk bedrijf.

38b

Hoe is de relatie tussen de bandbreedte van entry-specificaties en de hoogte van de maatschappelijke kosten? Op welke entry-specificaties is de raming van € 100–130 miljoen voor GATE gebaseerd? Hoe ontwikkelen zich de baten bij andere partijen indien de entry-specificaties aangescherpt worden?

De berekening is gebaseerd op entry specificaties met een PE lager dan 6. Baten bij andere partijen betreffen vooral uitstel van investeringen met enkele jaren; immers naast LNG komen er binnen enkele jaren ook vanuit andere bronnen rijkere gassen via verschillende invoedingspunten op de Nederlandse gasmarkt, zodat aanpassing van eindgebruikersapparatuur uiteindelijk de enige echte oplossing is. Bij uitstel van investeringen dient slechts het verschil in contante waarde te worden meegenomen.

40

Hoe is het mogelijk dat de kosten voor de aanscherping van entry-specificaties met een betrekkelijk smalle marge geraamd worden, terwijl over de kosten bij het aanpassen van apparatuur bij eindgebruikers slechts in kwalitatieve termen gesproken wordt? Waarom wordt op grond van deze geheel verschillende niveaus van kostenraming geconcludeerd dat aanpassing van de apparatuur bij eindgebruikers tot de laagste maatschappelijke kosten leidt?

De bandbreedte in de kosten bij eindgebruikers zijn sterk afhankelijk van het type toestel dat er staat opgesteld, het tijdstip van vervanging in verband met het eventueel – versneld – moeten overstappen op ander gas en het (grote) aantal gebruikers. De bandbreedte wordt dan al snel groot. T.a.v. de kosten aan de entryzijde: ook hier zijn op zich de marges groot (shippers: € 0–100 mln., per jaar, GATE: € 100–200 mln., per jaar), echter het lijkt op het oog mogelijk beperkter dan bij de eindgebruikers. Dit komt echter ook door het verschil in aantallen spelers (1 terminal, enkele shippers, tientallen tot miljoenen eindgebruikers).

Voor H-gasgebruikers is aanpassing van de apparatuur zonder enige twijfel de strategisch beste en meest toekomstvaste keuze. Dat biedt uiteindelijk ook de meeste flexibiliteit en geeft aansluiting bij de internationale markt voor H-gas. Voor G-gasgebruikers heb ik gekozen voor een traject waarbij vooralsnog (in ieder geval de eerste 10 jaar) geen aanpassingen nodig zijn en zal ik verkennen of het mogelijk is deze periode nog verder te verlengen.

41

«De maatregelkosten zullen in eerste instantie neerslaan bij de partijen waar de betreffende maatregel plaatsvindt. Rekening houdend met zowel efficiency (een vlotte transitie) als draagvlak, kan het wenselijk zijn om tot een zekere herverdeling van de maatregelkosten te komen.» Waarom is bij de studie Gaskwaliteit voor de toekomst niet ook gekeken waar de baten voor de verschillende transitieroutes neerslaan? Het ligt toch voor de hand dat partijen naarmate ze meer profiteren van de gasrotonde ook meer bijdragen aan de kosten ervan?

De invoering van nieuwe gassen is een logisch en onafwendbaar gevolg van de op reeds op korte termijn afnemende Nederlandse productie van H-gas. De problematiek van een veranderende gassamenstelling staat voor een belangrijk deel los van de gasrotonde. Gezien deze onvermijdelijke ontwikkeling en de grote afhankelijkheid van de grootgebruikers van gas als brandstof en grondstof zullen deze gebruikers baat hebben bij de invoering van nieuwe gassen. De industrie zal naar mijn verwachting kunnen profiteren van een lagere gasprijs omdat men dan gas afkomstig van een groter aantal bronnen kan gebruiken. In de studie Gaskwaliteit voor de toekomst wordt ook op dit type baten gewezen.

In een geliberaliseerde gasmarkt zijn er geen mechanismen om de invoedende partijen te laten bijdragen aan de kosten van de aanpassingen aan de kant de gebruikers. Een analyse over de baten die deze partijen zullen generen met de import van de nieuwe gassen zou in het kader van de studie Gaskwaliteit voor de toekomst theoretisch wel mogelijk, maar praktisch bezien volledig irrelevant zijn geweest voor de verdere inrichting van de transitie.

Op pag. 97 van deel 2 van de studie wordt gewezen op het variëren van de tarieven van de landelijke netbeheerder, zowel van eindgebruikers als van de invoerders van gas om op deze wijze de kosten te kunnen herverdelen. De onderzoekers constateren zelf dat een dergelijk mechanisme aan grenzen gebonden is, «aanzien het niet waarschijnlijk is dat transporteurs de kosten die eindgebruikers maken door mogen berekenen in de transporttarieven en/of invoedvergoedingen».

Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer mededeelde is het juridisch inderdaad niet mogelijk om kosten die niet direct aan het net verbonden zijn in de tarieven te verrekenen.

Effect van gassamenstelling op emissies

16 en 33

Hoe kan het dat uit initiële berekeningen van het Projectbureau blijkt dat de emissies van NOx en CO2 zowel kunnen dalen als stijgen, terwijl KEMA-Kiwa-Arcadis en eindgebruikers aangeven dat deze emissies zullen stijgen?

«Komt door toedoen van de veranderende gassamenstelling het emissieplafond van bijvoorbeeld NOx onder druk te staan? Zo ja, op welke wijze kan dit effect beperkt worden en bij welke partijen slaan de daarvoor noodzakelijke investeringen neer?»

De onderzoekers van Kema-Kiwa-Arcadis hebben geen berekeningen uitgevoerd, maar hebben een verwachting uitgesproken. Ik heb aan het Projectbureau gevraagd om in detail te kijken naar de effecten van een veranderende gassamenstelling op de emissies van NOx en CO2. Jaarlijks wordt door experts van Infomil (onderdeel AgentschapNL) en GTS de landelijke emissiefactor CO2 voor het aardgas bepaald. Een emissie-expert van Infomil en GTS hebben berekend wat de emissiefactor voor CO2 zou zijn voor verschillende samenstellingen van het nieuwe aardgas. Men heeft geconcludeerd dat de emissiefactor voor CO2 iets zal dalen of gelijk blijft. Dit komt doordat het ingevoerde LNG geen CO2 bevat. Deze notitie is gepubliceerd op de website van het Projectbureau. Ten aanzien van NOx is de verwachting van de experts dat de emissie gelijk blijft of licht zal toenemen. Dit is erg afhankelijk van de wijze waarop het aardgas wordt gebruikt, en de installaties van de gebruiker.

Het onderzoek heeft ook aangetoond dat door de toepassing van technische regelingen die de gassamenstelling volgen, het rendement van procesbranderinstallaties met enkele procenten kan worden verhoogd en de emissies kunnen worden verlaagd. Dit geldt al bij de huidige variatie in gassamenstelling en neemt relatief toe als de gassamenstelling nog meer gaat variëren. De investering in dergelijke procesregelingen en andere emissie voorkomende maatregelen zijn een verantwoordelijkheid voor de bedrijven zelf.

Gaskwaliteit, duurzaamheid en topgebieden

34

Tijdens het algemeen overleg Energie op 30 maart 2011 betoogde de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) dat voor een omschakeling naar de aanvoer van een breder scala aan gaskwaliteiten investeringen in de hele keten mogelijk, en waarschijnlijk ook nodig zal zijn. Kan een overzicht gegeven worden van investeringsmogelijkheden in de verschillende schakels van de keten tussen winning en eindgebruiker, die een bijdrage kunnen leveren aan het flexibeler maken van het Nederlandse gasgebouw?

Ik vind het van groot belang dat alle opties en investeringsmogelijkheden in de verschillende schakels van de keten tussen winning en eindgebruikers onderzocht worden. Daarom heb ik begin februari de opdracht gegeven om Deel 2 van de studie «Gaskwaliteit voor de Toekomst» uit te voeren. Dit rapport gaat uitvoerig in op verschillende scenario’s en de kosten daarvan voor het flexibeler maken van de Nederlandse gasinfrastructuur. Er zijn verschillende scenario’s uitgewerkt en met elkaar vergeleken.

35

Wordt onderschreven dat het voorschrijven van lagetemperatuurverwarming voor nieuwbouw een cruciale schakel kan zijn om een economische inzet van duurzame warmte in de toekomst mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit voor de concrete onderzoeksinspanningen en beleidsvoornemens van het kabinet?

In het Bouwbesluit is een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw voorgeschreven. Dit is een prestatie-eis van een geheel gebouw. Het is de verantwoordelijkheid van de sector zelf invulling te geven aan deze eisen. Lagetemperatuurverwarming kan zo een invulling zijn maar er is geen voorschrift voor een bepaalde verwarmingstechnologie. In het programma Energiesprong wordt aandacht besteed aan praktijkexperimenten waaronder de ontwikkeling van energieconcepten met lagetemperatuurverwarming. Energiesprong is een uitvoeringsprogramma van het ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties dat gericht is op innovatie en energiebesparing in de gebouwde omgeving.

36

Ziet het kabinet nog andere mogelijkheden om synergievoordelen te behalen door het combineren van de gaskwaliteitagenda en de duurzaamheidsagenda? Zo ja, welke?

Op dit moment vinden er veel ontwikkelingen plaats op het gebied van groen gas. Groen gas wordt geproduceerd door biomassa om te zetten tot gas via bacteriën in zogenaamde vergisters. Groen gas heeft een andere samenstelling dan aardgas. Het doelmatig inpassen van groen gas wordt gemakkelijker naar mate de eindgebruikers flexibel zijn in de gassamenstellingen die zij kunnen afnemen. Er is dus een duidelijk synergievoordeel te behalen met de import van nieuwe gassen en het inpassen van groen gas. Dit heeft zeker mijn aandacht. Door aanpassingen aan de kant van de gebruikers te laten plaatsvinden zullen we in de toekomst ook in staat zijn om toenemende volumes van groen gas te kunnen gebruiken, met alle positieve gevolgen van dien voor de verduurzaming van onze energiehuishouding.

37

Wordt er bij het verkennen van de transitiemogelijkheden voor de huidige gebruikers van G-gas (na 2021) ook gekeken naar mogelijkheden om eindgebruikers direct te laten overstappen op een 100% duurzaam alternatief (restwarmte, geothermie, zonnewarmte en dergelijke)?

De overstap naar duurzame alternatieven is nodig om de transitie te maken naar een duurzamere economie. Hierom is mijn beleid er op gericht dat op het G-gasnet ook duurzaam groen gas doelmatig ingepast kan worden. Hierom zal voorgeschreven worden dat de gastoestellen die nieuw in de handel worden gebracht ook duurzaam groen gas aankunnen. Naast duurzaam gas is een overstap naar andere duurzame alternatieven mogelijk. Hierom is het zinvol als eindgebruikers hun verantwoordelijkheid nemen door op het moment dat zij voor keuzes staan op energiegebied, de duurzame alternatieven te overwegen. De consument merkt de transitie naar G-gas met een sterker variërende samenstelling door import van nieuwe gassen en een stijgend aandeel duurzaam groen gas echter niet op. De transitie is geleidelijk omdat het een doel van mijn beleid is de consument niet met de veranderende gassamenstelling te belasten. Dit laat onverlet dat een consument die aan een nieuw gastoestel toe is, onafhankelijk van de gassamenstelling waarvoor de nieuwe toestellen geschikt zijn, de overweging kan maken om van gas op een duurzamer alternatief over te stappen.

38a

Is bij het evalueren van de drie routes in het rapport «Gaskwaliteit voor de toekomst» ook gekeken naar de effecten voor het topgebiedenbeleid? Hebben investeringen in «upstream» schakels meer innovatiepotentie dan bij de eindgebruikers?

Innovatie is een belangrijk onderdeel van het bedrijfslevenbeleid. Naar verwachting zullen de topteams, die het kabinet hierover zullen adviseren, uitdrukkelijk op de innovatiepotentie ingaan, evenals op de te nemen beleidsmaatregelen. De topteams zullen op 14 juni hun adviezen aan het kabinet aanbieden.

39

Mengen van rijke en arme gassen als onderdeel van de conversiestrategie is niet onderzocht, omdat het aanbod arme gassen snel afneemt. Kan deze optie niet interessant zijn voor de overgangsfase van vijf jaar voor de grootverbruikers van H-gas?

Voor het G-gasnet speelt deze optie een grote rol en is zij instrumenteel in het mogelijk maken van een transitieperiode van 10 jaar. Daarna zijn de mogelijkheden van GTS om op deze wijze de samenstelling relatief constant te houden echter uitgeput.

Voor het H-gasnet zijn deze mogelijkheden in veel mindere mate aanwezig doordat er een veel directer verband is tussen de locatie van de invoeding (entry) en de locatie waar de afnemer het gas ontvangt (exit). Waar mogelijk wordt overigens ook in het H-gasnetwerk door menging getracht de kwaliteit zo constant mogelijk te houden.

Aanbevelingen uit het rapport

21

In hoofdstuk 3 van deelrapport 2 wordt een aantal aanbevelingen gegeven. Kan de minister aangeven welke aanbevelingen hij overneemt en welke niet en waarom niet?

  • Bij ministeriële regeling zal ik de toepassingsspecificatie vastleggen van het gas waar gebruikers van G-gas op kunnen rekenen.

  • Voor het H-gasnet zal op den duur in de codes moeten worden opgenomen aan welke specificaties het gas moet voldoen. Dat heeft pas zin aan het eind van de transitieperiode, omdat de H-gasgebruikers nu nog niet de volle bandbreedte van het nieuwe gas aankunnen. Voor deze transitieperiode krijgen de H-gasgebruikers voldoende tijd. Afhankelijk van wat gebruikers aankunnen na afloop van de transitieperiode, zullen deze specificaties zo veel mogelijk aansluiten bij de distributiepraktijk in de omringende landen en gebaseerd worden op de Europese standaard die nu wordt opgesteld in opdracht van de Europese Commissie, waarbij ik de kanttekeningen in het rapport ook onderschrijf.

  • Tot die tijd wil ik dat conform de aanbeveling van het rapport de sector operationele individuele en collectieve afspraken maakt over de gassamenstelling, zodat enerzijds gebruikers niet in de problemen komen en anderzijds invoeders niet onnodig beperkt worden.

  • Voor toestellen die onder de gastoestellenrichtlijn vallen zullen op relatief korte termijn slechts toestellen nieuw in de handel gebracht mogen worden die het nieuwe G-gas aankunnen. Dit nieuwe gas betreft ook duurzaam groen gas.

  • Ik wil verder nader overwegen of het langdurig blijven vasthouden aan de huidige bovengrens van de wobbe-index van G-gas de juiste keuze is, omdat GTS weliswaar deze bovengrens kan garanderen, maar de hiervoor benodigde stikstoftoevoeging uiteraard kosten met zich meebrengt.

  • Ook wil ik voor de zeer lange termijn de no regret maatregel nemen dat de nieuw verkochte toestellen eenvoudig geschikt gemaakt kunnen worden voor H-gas; de zogenaamde E-band-toestellen.

  • De overweging met lucht in plaats van stikstof de wobbe-index te verlagen wil ik voorleggen aan de netbeheerders. De aanbeveling is zeer beperkt onderbouwd in het rapport maar verdient nadere overweging.

  • Ik neem het advies over een transitietermijn op het H-gasnet te stellen. Ik ben er niet van overtuigd dat dit precies vijf jaar moet duren.

  • Het Projectbureau Nieuw Aardgas kijkt in veel meer detail naar de mogelijkheden van gebruikers en invoeders van H-gas dan de schrijvers van het rapport hebben kunnen doen. Hiermee volg ik de aanbeveling voor een «tussenoplossing voor de H-gasmarkt» geheel op. De stappen die ik naar deze tussenoplossing zet, heb ik beschreven in mijn brief van 28 maart 2011.

  • Voor de G-gastransitie werk ik er in overleg met NAM, GasTerra en GTS aan om de periode zo lang mogelijk te verlengen na 2021.

  • Ik volg niet de aanbeveling om droog en nat te strippen om daarmee het aandeel hogere koolwaterstoffen te beperken. Een transportbedrijf kan immers niet ongevraagd gas strippen.

  • De aanbevelingen over de overgang van gebruikers van G- naar H-gas zijn nu niet aan de orde. Voor dit vraagstuk waar pas over vele decennia over besloten zal hoeven worden, neem ik echter wel de gratis no regret maatregel door net als voor gebruikers van laag calorisch gas in de omringende landen toestellen voor te schrijven die eenvoudig voor gebruik van H-gas geschikt gemaakt kunnen worden.

  • Ik werk in overleg met de sector aan de gedetailleerde invulling van de transitie. Het ligt voor de hand dat hierbij de meeste aanbevelingen in paragraaf 3.3 over de implementatie, monitoring en handhaving van de transitie overgenomen worden, vooral de voor de hand liggende en zeker de wettelijk verplichte aanbevelingen.

  • Op het gebied van kostenherverdeling wil ik een expliciete wettelijke taak voor GTS opnemen op het gebied van de gassamenstelling waardoor GTS gasbehandelingsmaatregelen in rekening van netgebruikers kan brengen.

  • Het rapport adviseert een «financiële regeling» op te zetten voor «achterblijvers» na afloop van de zeer lange transitietermijn op het G-gasnet. Dit advies is overweging waard, maar speelt op een zo lange termijn van waarschijnlijk 15 à 20 jaar, dat de omvang en invulling hiervan te onduidelijk zijn om nu al te regelen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Verburg, G. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD) en Verhoeven, K. (D66).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD) en Veldhoven, S. van (D66).

Naar boven