28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2010

Het Algemeen Dagblad heeft op grond van de Wet openbaarheid van bestuur verzocht om een overzicht van buitenlandse dienstreizen door de korpschefs en plaatsvervangend korpschefs in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 december 2009. Voor de volledigheid bied ik u hierbij de informatie gegenereerd door het AD Wob verzoek aan1. Daarnaast merk ik op dat de beantwoording van uw eerdere kamervragen met betrekking tot declaratiegedrag van korpschefs en ondernomen buitenlandse dienstreizen spoedig volgt.

Uit de informatie blijkt dat de korpschefs en plaatsvervangend korpschefs de nodige reizen ondernemen. De Nederlandse politie is dan ook in veel opzichten verbonden met buitenlandse politieorganisaties. Er wordt dan ook actief ingezet op internationale politiesamenwerking. Deze internationale contacten worden veelal onderhouden door de politietop en vanuit specifieke vakexpertise en staan in het teken van internationale politieprofessionalisering. De relaties met de politieorganisaties binnen de Europese Unie nemen een belangrijke plaats in met specifieke aandacht voor de grensregio en buurlanden als België en Duitsland. Vanuit het perspectief van internationale samenwerking is er sprake van een bijzondere relatie met landen die respectievelijk een historische en actuele staatsrechtelijke relatie hebben met Nederland, te weten respectievelijk Suriname en de Nederlandse Antillen en Aruba. Er is structurele niet-operationele samenwerking met verschillende landen, welke verloopt via de stuurgroep Internationale Politiesamenwerking (STIPS). Deze wordt voorgezeten door de directeur generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Naast reizen in het kader van internationale samenwerking, is er sprake van diverse studiereizen ter verdere professionalisering van de korpschefs ten behoeve van diverse portefeuilles binnen de RKC i.o. Ten slotte worden reizen ondernomen onder bestuurlijke verantwoordelijkheid, in het kader van de professionalisering van het regionaal bestuur.

Op grond van de mij nu bekende en beperkte informatie kan ik niet voorshands vaststellen dat al deze reizen een voldoende zakelijk karakter hebben. Sommige voorvallen zal ik daarom nader met de korpsbeheerders opnemen, om meer inzicht te verkrijgen in de aard van deze reizen en de naleving van voorwaarden aan dienstreizen. Afhankelijk van de resultaten zal ik nadere maatregelen overwegen. Ik wijs er in dit verband op dat declaraties samenhangend met dienstreizen al onderwerp van onderzoek zijn in het onderzoek van de Rijksauditdienst.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar boven