28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 207 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2017

Op 17 januari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in de vogelgriepepidemie in Nederland en Europa (Kamerstuk 28 807, nr. 206). Met deze brief informeer ik u over de huidige stand van zaken rondom hoogpathogene vogelgriep van het type H5N8 en over de maatregelen, in het bijzonder de ophokplicht.

Situatie in Europa

De situatie in Europa blijft onrustig. Zowel bij landen in de nabijheid van Nederland – Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk – als ook in enkele andere lidstaten van de Europese Unie zijn recent nog nieuwe uitbraken van vogelgriep bij pluimveebedrijven gemeld. Italië heeft op 23 januari jl. de eerste uitbraak van vogelgriep bij pluimvee gemeld. Daarnaast hebben veel lidstaten met vogelgriep besmette dode wilde vogels gemeld.

Situatie in Nederland

Sinds 25 december 2016 is er geen uitbraak van vogelgriep bij commercieel gehouden pluimvee meer geweest. Wel is op 24 januari jl. bij een hobbyhouder in Bemmel in Gelderland vogelgriep vastgesteld. De vogels op deze locatie zijn geruimd. Vandaag is een besmetting bij een hobbyhouder in Medemblik vastgesteld. De vogels op deze locatie zullen worden geruimd. De laatste gevonden dode besmette wilde vogel dateert van 20 januari jl. De laatste beschermings- en toezichtsgebieden, die rond Zoeterwoude en rond de uitbraak in Rees in Duitsland, worden op resp. 26 en 27 januari opgeheven.

Maatregelen

Ook na het opheffen van de laatste beschermings- en toezichtsgebieden zijn nog steeds diverse landelijke maatregelen voor pluimveebedrijven van kracht. Een belangrijke maatregel om de kans op introductie van virus op pluimveebedrijven te verkleinen is de ophokplicht. Deskundigen in binnen- en buitenland zijn van mening dat dit een effectieve maatregel is. Ik heb op 9 november 2016 de ophokplicht ingesteld na de eerste vondsten van met vogelgriep besmette dode wilde vogels in Nederland.

Op 23 januari jl. heeft de Deskundigengroep Dierziekten een risico-inschatting gegeven van de actuele vogelgriepdreiging in Nederland (www.deskundigengroepdierziekten.nl). De deskundigen geven aan dat ten opzichte van januari 2015 (de maand na de uitbraken in 2014 toen de ophokplicht werd opgeheven) het insleeprisico van het HPAI H5N8 vanuit de wilde watervogelpopulatie naar pluimveebedrijven nu hoger is. Dit wordt gestaafd door de recente besmettingen bij de twee hobbyhouderijen in Den Dolder en Bemmel op 11 en 24 januari jl. De situatie in ons omringende landen is evenmin stabiel, onder andere blijkend uit de recente uitbraken in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Daarom heb ik besloten de ophokplicht vooralsnog in stand te houden. De komende weken zal ik de situatie blijven volgen, ook in overleg met de deskundigen, om te bezien hoe lang verlengen van de ophokplicht veterinair gezien nodig is.

Voor vrije-uitloopbedrijven heeft de ophokplicht, indien die langer dan 12 weken achtereen wordt opgelegd, consequenties voor de status van de eieren. De Europese Uitvoeringsverordening voor handelsnormen voor eieren bepaalt dat bij veterinaire beperkingen de eieren van hennen met vrije-uitloop toch als zodanig in de handel mogen worden gebracht als de beperking (het ophokken) niet langer dan 12 weken duurt. Voor een groot aantal vrije-uitloopbedrijven duurt deze 12-wekentermijn tot en met 1 februari 2017. Dat betekent dat de eieren van deze pluimveebedrijven vanaf 2 februari as. niet meer kunnen worden verkocht als vrije-uitloopei. Ze kunnen wel worden verkocht als scharrelei, maar dit leidt, vanwege de lagere prijs voor scharreleieren, tot economische schade voor deze pluimveehouders. Daarnaast kan door het extra aanbod van uitloopeieren op de markt voor scharreleieren, de prijs voor scharreleieren ook onder druk komen te staan.

In de afgelopen maanden heb ik diverse keren met de pluimveesector overlegd over de problematiek en mogelijke oplossingen. Tijdens het VAO Dierziekten en Antibiotica op 22 december jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 39, item 3) en in mijn brief van 13 januari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 960) aan uw Kamer heb ik toegezegd te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor behoud van de handelsstatus van vrije-uitloopeieren bij een eventuele verlenging van de ophokplicht. In het AO van 18 januari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 963) heb ik u een eerste toelichting gegeven op de ondernomen acties.

Mijn inzet was allereerst gericht op een oplossing voor de kortetermijnproblematiek bij het aflopen van de 12-wekentermijn op 2 februari as. Aangezien de verwachting is dat de Europese Unie ook de komende jaren vaker en op uitgebreide schaal zal worden geconfronteerd met (dreigingen van) uitbraken van vogelgriep, waarbij het veterinair noodzakelijk zal zijn pluimvee op te hokken, is mijn inzet daarnaast ook gericht op het zoeken van een structurele oplossing voor deze problematiek.

In december en januari zijn er op ambtelijk niveau diverse gesprekken geweest met de Europese Commissie (DG Santé en DG Agri) en met verschillende lidstaten van de Europese Unie om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de handelsstatus van de vrije uitloopeieren te kunnen behouden bij een ophokplicht langer dan 12 weken. De gesprekken dienden tevens om steun te verkrijgen voor een oplossing op de korte en de langere termijn.

Ik heb dit punt geagendeerd op de Landbouw- en Visserijraad op 23 januari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nrs. 960 en 962). Daarbij heb ik de Europese Commissie verzocht om een incidentele derogatie van de regelgeving op de korte termijn en om mee te denken over een structurele oplossing. Het probleem speelt ook in andere door vogelgriep getroffen lidstaten van de Europese Unie en een aantal heeft mijn initiatief gesteund.

Eurocommissaris Hogan gaf tijdens de landbouwraad aan bereid te zijn te kijken of er mogelijkheden zijn voor acties op korte termijn. Na intensief contact is gebleken dat dit niet mogelijk is en dat er geen derogatiemogelijkheden zijn op de korte termijn. De Europese Commissie is wel bereid te zoeken naar een structurele oplossing voor de lange termijn. Daarover is het Ministerie van Economische Zaken met de Commissie in gesprek. Ook wordt met sectorpartijen en andere lidstaten overlegd over hoe een dergelijke oplossing er inhoudelijk uit zou kunnen zien.

Communicatie

Het besluit om de ophokplicht te verlengen heb ik gedeeld met vertegenwoordigers van de pluimveesector en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL). Met hen heb ik tevens besproken of er oplossingen mogelijk zijn in de markt voor de problematiek van de statuswijziging van de eieren. Het realiseren van dergelijke oplossingen is een aangelegenheid van private partijen in de markt. Ik ben graag bereid binnen de grenzen van de bestaande (Europese) regelgeving mee te werken aan praktische oplossingen.

Goede informatie voor de consument is van belang, zeker in deze situatie.

De sectoren zijn verantwoordelijk voor de voorlichting aan consumenten over de herkomst van de eieren en de status van de bedrijven. Zij hebben aangegeven deze informatievoorziening actief op te pakken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven