28 807 Vogelpestcrisis (Aviaire influenza)

Nr. 129 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2011

Bij een vogelfok- en handelsbedrijf in Zuidwolde, Drenthe is op 15 september 2011 een uitbraak van vogelgriep van de variant H5 vastgesteld bij zwanen. Het gaat om de laag pathogene, milde variant van Aviaire Influenza (AI).

Het betreft zwanen die in het wild zijn uitgezet en later weer gevangen zijn.

In Nederland zijn twee bedrijven die hiervoor ontheffingen hebben.

Met deze brief informeer ik u over de achtergrond en getroffen maatregelen.

Vogelgriep

Wilde watervogels zijn het natuurlijk reservoir van laag pathogene vogelgriep virussen (LPAI). Dit betekent dat het virus onder de populatie wilde vogels vrij algemeen voorkomt. De geleewiekte zwanen in kwestie worden gehouden in het wild en worden weer gevangen wanneer ze verhandeld kunnen worden.

Voorafgaand aan de export stelt het importerend land vaak de eis dat de dieren AI vrij moeten zijn. De dieren worden daarom voorafgaand aan de export getest. In dit geval bleken de dieren besmet met vogelgriep H5, wat een aangifteplichtige ziekte is en waarvoor de Europese bestrijdingsrichtlijn 2005/94/EG van toepassing is.

Op het vogelfok- en handelsbedrijf zijn naast de zwanen onder meer ibissen, kraanvogels, sierkippen, papagaaien, eenden en diverse zoogdieren aanwezig.

Op het bedrijf is geen pluimvee, zoals gedefinieerd in de richtlijn, aanwezig.

Het dichtstbijzijnde commerciële pluimveebedrijf ligt op ruim twee kilometer afstand.

Maatregelen

Laag pathogene AI kan gezien worden als een gewone griep waar de vogels na enige tijd weer van herstellen.

De reden dat LPAI H5 en H7 in pluimvee bestrijdingsplichtig zijn, is omdat deze varianten in pluimvee kunnen muteren naar hoog pathogene AI wat een zeer besmettelijke dierziekte is met mogelijke implicaties voor de volksgezondheid. Bij besmetting van een pluimveebedrijf met H5 of H7 worden de dieren daarom conform de Europese richtlijn geruimd.

Artikel 40 van de Europese Richtlijn (2005/94/EG) geeft echter de mogelijkheid om speciale houderijvormen of speciale vogels uit te zonderen van ruimingen. Er kan in dat geval gekozen worden om de vogels gecontroleerd te laten «uitzieken». Ze worden dan dus niet gedood. Gelet op de vogels die op dit bedrijf worden gehouden, de aantallen dieren, de ligging ten opzichte van pluimveebedrijven en de handelsstructuren van het bedrijf is ervoor gekozen in dit geval gebruik te maken van de ruimte die artikel 40 van de richtlijn biedt. Dit is ook in lijn met mijn streven, ook bij andere dierziekten, om zo min mogelijk dieren te ruimen.

Het gecontroleerd uitzieken van de dieren houdt het volgende in: Het bedrijf wordt onder toezicht van de nVWA gesteld totdat de besmette dieren geen virus meer uitscheiden. De besmette dieren gaan in het bedrijf in quarantaine. Daarnaast mogen er geen dieren aan- of afgevoerd worden van het bedrijf en worden ook de andere gevoelige dieren op het bedrijf gecontroleerd op infectie.

Rondom het bedrijf wordt een beperkingsgebied ingesteld. Er gelden in het beperkingsgebied vervoersverboden voor onder andere levend pluimvee, gevogelte en eieren. Het bedrijf ligt in een pluimveearm gebied. Daarom is niet gekozen voor een 3-km beperkingsgebied, maar voor een beperkingsgebied van één kilometer rondom het besmette bedrijf. Er liggen geen pluimveebedrijven in dit gebied.

Vervolg

Er wordt in perioden van 21 dagen gecontroleerd of de zwanen nog infectieus zijn.

Het besmette bedrijf blijft onder toezicht van de nVWA zolang er nog virus wordt uitgescheiden door de besmette dieren. Zodra de vogels geen virus meer uitscheiden zal op basis van een risico-inschatting besloten worden wanneer het bedrijf weer vrijgegeven kan worden. Hiervoor wordt onder meer meegewogen in hoeverre het virus zich verspreidt heeft naar de andere vogels op het bedrijf.

Omdat de zwanen niet worden gehouden voor consumptiedoeleinden worden zij volgens de definities van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) niet als pluimvee gezien. Volgens de OIE-standaarden heeft deze uitbraak daarom geen effect op de AI-status van Nederland en zou daarom ook geen implicaties moeten hebben voor de export van pluimvee en pluimveeproducten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven