Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2013
Op verzoek van Uw Kamer, conform de Regeling van werkzaamheden van 13 maart 2013 (Handelingen
II, 2012/2013, nr. 61, verzoek van het lid Van Toorenburg), informeer ik u nader over
mijn opvattingen over de gemeentelijke herindelingen.
Het regeerakkoord schildert voor de verre toekomst een perspectief waarbij gemeenten
een grotere schaal hebben, waarbij tegelijkertijd, aldus het regeerakkoord, wel rekening
gehouden wordt met lokale omstandigheden zoals bevolkingsdichtheid. Vervolgens is
bij de regeringsverklaring door de minister- president betoogd dat de regering geen
gemeentelijke herindeling van bovenaf zal opleggen: het uitgangspunt is dat gemeentelijke
herindelingen van onderop tot stand komen. Ik wil dat nu nog eens bij deze bevestigen.
De praktijk over vele jaren, ja zelfs decennia, is dat gemeenten uit eigener beweging
samenwerking aangaan, en vervolgens regelmatig overgaan tot bestuurlijke fusie om
hun taken in het belang van hun bevolking optimaal te kunnen uitoefenen. In de onderstaande
grafiek ziet u een weergave van het aantal gemeenten over de laatste eeuw; op dit
moment kent Nederland 408 gemeenten. Over recente jaren is dit aantal met ongeveer
tien per jaar afgenomen. Deze beweging zet zich door.
Ik krijg regelmatig signalen vanuit fuserende gemeenten dat zij zich zorgen maken
over de financiële consequenties van een fusie. Daarbij speelt onder meer de volgende
overweging: gemeenten krijgen een vast bedrag van ongeveer € 400.000 per gemeente.
Voor een kleine gemeente kan dit 5 à 10 procent van de uitkering uit het Gemeentefonds
bedragen. Wanneer bijvoorbeeld vier gemeenten fuseren heeft dit als consequentie het
verlies van drie maal dit vaste bedrag. Zoals reeds eerder betoogd ben ik bereid om
samen met de collega van Financiën en in overleg met de VNG te onderzoeken in hoeverre
deze negatieve effecten kunnen worden gemitigeerd. Vanzelfsprekend zal ik Uw Kamer
hier op elk dienstig moment over informeren.
Indien en voor zover gemeenten het onderling niet eens worden over een gemeentelijke
herindeling in de regio is er een taak weggelegd voor de provincie. Ik zal hier nader
op ingaan in het nieuwe Beleidskader gemeentelijke herindeling dat ik u zo spoedig
mogelijk zal doen toekomen.
Tot slot: zeker gezien de grote toename van taken in het sociale domein is het cruciaal
dat gemeenten als eerste bestuurslaag de kracht hebben om hun taken uit te voeren.
Zoals in de decentralisatiebrief van 19 februari jl. reeds uitgebreid besproken zal
dat deels gebeuren via intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, over de totstandkoming
waarvan met de VNG procedureafspraken zijn gemaakt. Ik verwijs naar de decentralisatiebrief
voor de details daarvan. Daarnaast is het kabinet van mening dat van onderop tot stand
gekomen herindelingen zeker ook kunnen bijdragen aan het vergroten van de bestuurskracht
van gemeenten. Ik ben dan ook voornemens deze waar mogelijk te ondersteunen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk