Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2013
Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
op 13 december 2012 heb ik de heer Heerma (CDA) toegezegd met UWV te gaan praten over
de (strikte) toepassing van het Protocol Jobcoach. De heer Heerma pleitte er voor
om mogelijk te maken de jobcoach langer dan drie jaar in te zetten. Zodat het moment
waarop werkgevers voor de afweging staan om iemand een vast contract aan te bieden
niet samenvalt met de beëindiging van de jobcoachvoorziening, en zogenaamde «draaideurconstructies»
te voorkomen.
Met deze brief informeer ik u over de uitkomst van dit gesprek. Samengevat geldt dat
ik geen aanleiding zie om bij het instrument Jobcoach, dat per definitie tijdelijk
wordt ingezet, de termijn van 3 jaar tenzij anders toe te passen. Voor die gevallen
waarbij het UWV het nodig acht een langere termijn de voorziening jobcoach in te zetten,
past UWV deze uitzonderingsbepaling ook toe. Daarnaast geldt dat er mogelijk een groep
Wajongers is die permanent begeleiding nodig heeft. Voor deze groep is het reguliere
instrument jobcoach niet bedoeld. UWV onderzoekt de mogelijkheden van het instrument
«interne jobcoach» voor deze groep. Onderstaand licht ik dit nader toe.
Uitgangspunt bij de toepassing van de voorziening jobcoach is dat een werknemer wordt
begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding van een jobcoach
bij een werkgever werkzaam kan zijn. De inzet is daarbij altijd tijdelijk, de toekenning
is per periode van een half jaar met een totale maximale duur van drie jaar. Tijdelijke
voortzetting na drie jaar is in uitzonderingssituaties mogelijk.
De tot nu toe bekende cijfers geven geen aanleiding om deze uitgangspunten te wijzigen.
Het afwijzingspercentage van de voorziening jobcoach is na invoering van 3 jaarstermijn
per 1 juli 2011 nauwelijks gewijzigd. Daarnaast blijkt dat van de 2543 mensen die
vanaf het laatste half jaar van 2008 3 tot 3,5 jaar jobcoaching toegekend hebben gekregen
in juli 2012 81% (2064) nog een lopend dienstverband heeft. 19% (479 personen) was
toen niet meer aan het werk (zie tevens beantwoording van vragen van de leden Van
Hijum, Ortega-Martijn en Karabulut1). In hoeverre het bij de 81% om vaste of tijdelijke contracten ging is niet bekend.
Voor Wajongers is, net als dat voor jongeren in het algemeen geldt, de doorstroming
van een tijdelijk naar een vast contract niet hoog. Dit is echter niet anders dan
vóór de invoering van de maximering inzet jobcoach tot drie jaar in juli 2011. Uit
informatie van UWV blijkt dat 13% van de Wajongers die eind 2009 een tijdelijk contract
hadden bij een reguliere werkgever een jaar later, dus eind 2010, is doorgestroomd
naar een vast contract2. Recentere cijfers over de doorstroming zijn niet beschikbaar. Uit de monitor arbeidsparticipatie
UWV 2012 blijkt overigens ook dat participatie zichzelf versterkt. Wajongers die er
in zijn geslaagd langere tijd te werken, blijven meestal ook participeren. Van alle
Wajongers die eind 2010 werkten, was 87% een jaar later nog of weer aan het werk.
Tenslotte blijkt uit recente cijfers van UWV dat van de in totaal 22.400 aanvragen
voor de voorziening jobcoach in 2012, 14.700 een verlenging betrof. Hiervan is 99%
toegewezen. Niet bekend is hoeveel daarvan een verlenging na drie jaar betrof.
Hoewel de hiervoor weergegeven cijfers geen aanleiding geven de maximering van de
inzet jobcoach tot drie jaar minder strikt toe te passen, is er mogelijk wel een beperkte
groep arbeidsgehandicapten (voornamelijk Wajongers) aan het werk die permanente begeleiding
nodig heeft. Zij zijn in dienst genomen door «sociale ondernemingen, cq «wajong georiënteerde
werkgevers». Voor deze groep is het reguliere instrument van de jobcoach niet bedoeld.
Dit is immers een tijdelijk instrument.
In het kader van een motie van het lid Ortega-Martijn onderzoekt UWV via een experiment
de mogelijkheden van het instrument interne jobcoach. Dat is, anders dan het reguliere
instrument jobcoach, een subsidie aan een werkgever om de persoonlijke ondersteuning
van een werknemer te organiseren. Dit instrument kan ook een goed alternatief zijn
voor de groep die permanente ondersteuning nodig heeft. UWV breidt daarom het lopende
experiment uit naar werkgevers met (meerdere) arbeidsgehandicapten in dienst die permanente
ondersteuning nodig hebben. In het kader van dit experiment kunnen werkgevers subsidie
krijgen om zelf de begeleiding te geven en/of te organiseren.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma