28 686
Interpellatie dossier Ovaa/Spijkers

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2008

Naar aanleiding van het artikel «Rechtsstaat zonder zelfkritisch en zelfreinigend vermogen» in het tijdschrift Openbaar Bestuur van maart jl. heeft het lid van uw Kamer mevrouw Van Velzen (SP) de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie verzocht om binnen twee weken een reactie te geven op de inhoudelijke punten die in het onderzoek naar voren zijn gebracht. Hierbij beantwoord ik, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dit verzoek.

Het genoemde artikel is gebaseerd op een onderzoek door studenten van het vak Beroepsethiek en begeleid door een ervaren docent van de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. De studenten hebben in het onderzoek alle gedragingen van betrokken personen en instanties bij de zaak Spijkers getoetst aan de behoorlijkheidsnormen zoals opgesteld door de Nationale ombudsman.

De zaak Spijkers is een langlopende en veel bediscussieerde zaak. Na twee ernstige mijnongevallen binnen de Defensieorganisatie is de Nationale ombudsman in mei 1998 op verzoek van de Tweede Kamer een onderzoek begonnen naar de gang van zaken rond die twee ongevallen. In zijn rapport oordeelde de Nationale ombudsman kritisch over het handelen van het ministerie van Defensie1. Tijdens een daaropvolgend overleg met de Kamer op 27 mei 1999, heeft de toenmalige Staatssecretaris van Defensie de door de Nationale ombudsman gesignaleerde fouten erkend.

Vervolgens heeft het ministerie van Defensie een onafhankelijke derde ingeschakeld om de geschillen tussen de weduwe Ovaa en het ministerie van Defensie enerzijds, en tussen de heer Spijkers en het ministerie van Defensie anderzijds, definitief te beslechten. Met de ondertekening in 2002 van een vaststellingsovereenkomst tussen de nabestaanden van de heer Ovaa en de Staat enerzijds en tussen de heer Spijkers en de Staat (de staatssecretaris van Defensie) anderzijds, zijn de geschillen die tussen deze partijen bestonden, beëindigd. Na de ondertekening van de aldus opgestelde vaststellingsovereenkomst tussen de heer Spijkers en de Staat liet de Tweede Kamer aan de staatssecretaris van Defensie weten dat de zaak voor de Kamer gesloten was.

De uitvoering van de vaststellingsovereenkomst tussen de heer Spijkers en de Staat is in 2006 onderwerp geweest van onderzoek door de Nationale ombudsman. Het onderzoek van de Nationale ombudsman betrof de excuusbrief, de Koninklijke onderscheiding, de financiële genoegdoening/belastinggarantie, diverse declaraties, de administratieve rectificatie en het wachtgeld. De Nationale ombudsman oordeelde dat van strijd met de vereisten van redelijkheid en van voortvarendheid ter zake van de uitvoering van de administratieve rectificatie niet is gebleken. Wel was de Nationale ombudsman van oordeel dat het ministerie van Defensie een onjuist beeld heeft gegeven van de termijn waarbinnen de administratieve rectificatie naar verwachting zou worden afgerond en daarmee is gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Ten aanzien van de Koninklijke onderscheiding: de uitreiking daarvan heeft plaatsgevonden, maar de Nationale ombudsman concludeerde dat de informatieverstrekking door het Ministerie van Defensie over de stand van zaken rond de Koninklijke onderscheiding onvoldoende actief en adequaat is geweest. De onderzochte gedraging is ten aanzien van alle overige punten behoorlijk geoordeeld.1

Met de totstandkoming en uitvoering van de vaststellingsovereenkomst is voor het kabinet de inhoudelijke discussie rond de zaak Spijkers afgesloten. Het recent gepubliceerde artikel vormt geen aanleiding om de feiten en omstandigheden die eerder onderwerp van onderzoek door de Nationale ombudsman zijn geweest opnieuw op hun merites te bezien. De Nationale ombudsman treedt ingevolge de Grondwet op als algemeen, onafhankelijk orgaan voor het onderzoek van (klachten betreffende) gedragingen van bestuursorganen.

Wij zien dan ook geen aanleiding de conclusies van het onderzoek van inhoudelijk commentaar te voorzien.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Nationale ombudsman, Onderzoek gang van zaken rond ongevallen met landmijnen 1999/175.

XNoot
1

De Nationale ombudsman, Uitvoering vaststellingsovereenkomst in de zaak Spijkers, 31 oktober 2006, rapport 2006/390.

Naar boven