Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2017
Sinds 2012 heeft het kabinet bijzondere aandacht voor de problematiek van de motorbendes
oftewel Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s). In het Landelijk Strategisch Overleg (LSO)
zijn alle betrokken onderdelen van de overheid verenigd om tezamen een integrale strategie
te ontwikkelen en uit te (doen) voeren. De resultaten van deze strategie worden steeds
zichtbaarder: waar voor 2012 het algemene publiek OMG-leden nog kon beschouwen met
in gedachten «ruwe bolsters, blanke pit», is nu veel meer de overtuiging ontstaan
dat OMG’s vaak betrokken zijn bij ernstige misdaad, het openbaar bestuur en het normaal
functioneren van de samenleving ondermijnen en daarom bestreden moeten worden. In
2016 zagen we schietpartijen tussen motorbendeleden bij horecagelegenheden, bedreigingen
van bestuurders, in brand gestoken voertuigen en een hele serie andere delicten. De
bijgaande Voortgangsrapportage over het jaar 20161 getuigt hiervan en ook van het antwoord dat de overheid daarop geeft. Bij een stevige
inspanning zijn er behoorlijke resultaten te melden maar er is nog geen zichtbare
afname van de omvang en bedreiging van OMG’s. Zoals de Voortgangsrapportage toont
vergt dat een langdurige gezamenlijke inzet. Ik ben blij dat die geleverd wordt door
gemeenten, RIEC’s/LIEC, Belastingdienst, Openbaar Ministerie en politie. De stappen
die gezet zijn om te komen tot een verbod van OMG’s, zoals nu ten aanzien van Bandidos
MC, markeren die inspanning. Ik ben ervan overtuigd dat die hun vruchten af zullen
werpen. Het Openbaar Ministerie en de politie doen nieuwe diepgaande onderzoeken naar
andere OMG’s om ze strafrechtelijk te vervolgen en om ze verboden te krijgen.
Tot nu toe is de weg naar het verbieden van OMG’s privaatrechtelijk van aard (art. 2:20
van het Burgerlijk Wetboek). Ik verken de mogelijkheid van een wet die ziet op een
snellere route naar een verbod. Ik heb dat onlangs in uw Kamer aangekondigd (in het
vragenuurtje van 30 mei, Handelingen II 2016/17, nr. 80, item 2), waarbij ik benadrukte dat ik het indienen van zo’n wet, gezien de demissionaire
status van het huidige kabinet, aan mijn opvolger laat. Bij deze verkenning gaat mijn
aandacht uit naar de mogelijkheid van een bestuursrechtelijk verbod, waarbij de onmiddellijke
werking van een verbodsbesluit het uitgangspunt is.
Ook vanuit uw Kamer is de behoefte aan een dergelijk wettelijk instrument verwoord
en inmiddels heeft het lid Kuiken op zich genomen een initiatiefwet met die strekking
te maken en aangegeven daarin te willen samenwerken met mijn departement. Dat verheugt
mij en ik ben blij dat hiermee enige snelheid mogelijk wordt.
Op basis van de Toekomstagenda aanpak ondermijnende criminaliteit die ik aan uw Kamer
heb aangekondigd zullen de regionale driehoeken bepalen welke plaats de aanpak van
OMG’s in zal nemen in hun aanpak en ik verwacht dat die op veel plaatsen prominent
zal zijn.
Tot slot: ik heb bij verschillende gelegenheden onderstreept dat bedreiging van bestuurders,
burgemeesters of wethouders, volstrekt onaanvaardbaar is en aangepakt moet en zal
worden. Ik wil dat hier graag nogmaals onderstrepen. Politieke ambtsdragers moeten
het politieke debat vrij kunnen voeren, publieke taken vrij van dwang en drang kunnen
uitoefenen en besluiten zonder druk kunnen nemen. Indien zij hierin belemmerd worden,
zich bij beslissingen laten beïnvloeden door bedreiging en intimidatie is dat een
belangrijk risico voor de integriteit, kwaliteit en continuïteit van het openbaar
bestuur en wordt de bijl aan de wortel van de democratische rechtsstaat gelegd.
Dat kan niet en dat mag niet en het kabinet zal doen wat nodig is om dat tegen te
gaan. Het is om die reden dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nadere maatregelen heeft genomen ten behoeve van weerbaar bestuur. U bent daarover
bij diens brief van 4 juli jl. Geïnformeerd (Kamerstukken 28 684 en 28 844, nr. 505).
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok