Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2017
In het laatste Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie
over de jeugdcriminaliteit op 9 april 2015 heb ik met uw Kamer onder meer gesproken
over de lokale aanpak van jeugdgroepen (Kamerstuk 28 684, nr. 442). Een belangrijk onderwerp, omdat veel delict- en overlastgevend gedrag onder jongeren
plaatsvindt vanuit de groepsdynamiek. Jeugdgroepen ontwikkelen zich de laatste jaren
van een samenstelling met een vaste opbouw, met bekende groepsleden, locaties en gedragingen
naar een meer fluïde samenstelling. Steeds meer jongeren treffen elkaar op sociale
media en sluiten zich «losvast» aan bij groepen of gelegenheidscoalities. Deze ontwikkelingen
vragen om een verbeterslag in de aanpak van jeugdgroepen. In de afgelopen periode
hebben gemeenten, politie en het OM nieuwe samenwerkingsafspraken gemaakt, waarbij
de gemeente veelal het voortouw neemt op basis van een goede informatiepositie.
Groepsscan
Zoals in het Algemeen Overleg van 9 april 2015 is aangekondigd heeft de politie een
nieuw instrument ontwikkeld voor de lokale aanpak van jeugdgroepen, te weten de groepsscan.
Dit instrument is de verbeterde opvolger van de shortlistmethodiek. De oude classificatie
van vaste groepen in hinderlijk, overlastgevend en crimineel verband is losgelaten,
omdat dit, zo gaven de gemeenten en politie ook aan, niet langer een goed beeld gaf
van het groepsgedrag, de fluïde groepsdynamiek en de gevolgen voor individuele leden.
De groepsscan heeft, zoals dit ook bij de shortlistmethodiek het geval was, de kennis
van de wijkagent als basis. In de groepsscan wordt de input van de wijkagent gekoppeld
aan relevante informatie uit de politiesystemen over de personen in de groep. Zo ontstaat
er een steeds betere informatiepositie over de groep en de betreffende groepsleden
alsook over de wisselende onderlinge relaties. De groepsscan wordt door de politie
digitaal aangeleverd en kan op elk moment in het jaar worden opgesteld.
Het beeld van de groep wordt onder regie van de gemeente aangevuld met informatie
van andere partners in het lokaal veiligheidsdomein, waaronder die van de gemeente
zelf. Op basis hiervan wordt de ernst van de situatie ingeschat en bepaald wat de
beste integrale aanpak van de desbetreffende jeugdgroep is.
In ruim twintig gemeenten is de werkwijze beproefd en op basis van de ervaringen verbeterd.
Op dit moment laat ik onderzoeken of de verschillende verschijningsvormen binnen de
groepsdynamiek bij de jeugd op eenduidige wijze kan worden omschreven, zodat de integrale
aanpak hierop kan worden afgestemd. Het jaar 2017 wordt benut om de integrale aanpak
onder regie van de gemeenten werkend te krijgen en door te ontwikkelen.
In het kader van de Veiligheidsagenda 2015–2018 spreek ik in het Landelijk Overleg
Veiligheid en Politie met de burgemeesters, het OM en de politie, laatstelijk 12 december
jl., ook over de aanpak van jeugdcriminaliteit. In dit overleg wordt het beeld gedeeld
over de werking van de groepsscan, de integrale aanpak en de mate van succes. Hierover
zal ik uw Kamer informeren, ook over het ontstane beeld of minder jongeren in groepsverband
criminaliteit plegen.
Toezegging inzake 23 plussers die als jongeren behoorden tot een criminele jeugdgroep
In het algemeen overleg van 9 april 2015 heb ik uw Kamer toegezegd na te gaan hoe
het jongvolwassenen uit een criminele jeugdgroep vergaat nadat deze jeugdgroep is
aangepakt. Ik heb in dat algemeen overleg aangegeven dat een dergelijk onderzoek zeer
intensief zou zijn, veel tijd zou vragen en dus ook kostbaar zou en zal zijn. Ook
heb ik aangegeven dat ik rekening moet houden met de belasting van een dergelijk onderzoek
voor de uitvoeringsorganisaties. Ik heb vastgesteld dat mijn inschatting juist is
en om die reden geen apart onderzoek laten verrichten. Wel attendeer ik uw Kamer op
een drietal, openbaar te raadplegen, relevante onderzoeken die een beeld geven van
de aanpak van jeugdgroepen en wat die aanpak met jongvolwassen daders doet: «Jeugdgroepen
van toen» (2013), «Jeugdige veelplegers vijf jaar later» (2013) en «Hoe lang kun je
schijt hebben?» (2016).
Uit deze onderzoeken blijkt dat de aanpak van criminele jeugdgroepen het meest effectief
is als repressie, straf, bestuurlijke maatregelen, zorg en nazorg gecombineerd en
gericht worden ingezet. Alle ketenpartners werken samen om die aanpak te realiseren
en door te ontwikkelen. Dat betekent dat wordt geïnvesteerd in werk, zinvolle dagbesteding,
vaste woonomgeving, opleiding, voorkomen van middelengebruik en positieve persoonlijk
relaties ook buiten het gezins- en familieverband. Dit heeft tot doel recidive en
doorgroei naar de zwaardere, georganiseerde criminaliteit te voorkomen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur