28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 474 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2016

Naar aanleiding van uw brief van 5 juli 2016 informeer ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de onrust die jongeren in gemeenten als Almere, Haarlem en Hilversum hebben veroorzaakt.

In een aantal gemeenten zijn er tijdens Oud en Nieuw en tijdens de maand van de Ramadan meer incidenten met jongeren dan in andere perioden. De incidenten verschillen van aard: hinderlijk, overlastgevend en soms zelfs crimineel. Dit betreft incidenten die niet worden getolereerd en waartegen door het lokale gezag wordt opgetreden.

Uit de criminaliteitscijfers1 blijkt dat de cijfers van jeugdcriminaliteit de laatste jaren gestaag dalen, dit geldt voor jongeren van alle afkomst. De belangrijkste risicofactoren2 van jeugdcriminaliteit liggen in de sociale en ruimtelijke omstandigheden; een (foute) vriendengroep, armoede en wonen in grootstedelijke gebieden waar dergelijke problematiek zich concentreert, zoals achterstandswijken. Onder zulke omstandigheden blijkt dat jongeren van verschillende afkomst zich min of meer gelijk gedragen. Migrantenjongeren wonen vaker in dit soort omstandigheden en zijn daarom ook vaker blootgesteld aan de risicofactoren. Binnen de aanpak van jeugdcriminaliteit wordt om bovenstaande redenen geen onderscheid gemaakt in doelgroepen. Het gaat om de persoon, zijn of haar omgeving en wat hierin met elkaar kan worden bewerkstelligd om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan en te voorkomen.

Voor de aanpak van overlast en jeugdcriminaliteit zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Het is aan het lokale gezag om te bepalen welke instrumenten in de gegeven omstandigheden het best kunnen worden ingezet en welke verdere acties worden ondernomen bij het eventueel uitblijven van een oplossing. Het gaat hierbij om maatwerk, passend in de specifieke lokale situatie en gericht op preventie en repressie en het bieden van passende zorg.

Uit contacten met gemeenten blijken de volgende hoofdlijnen.

In de eerste plaats is er een groeps- en persoonsgerichte aanpak, waarbij sprake is van intensieve samenwerking tussen gemeente, politie, jongerenwerk, OM en andere partners. De persoonsgerichte benadering kan zijn een huisbezoek van de wijkagent, hulp via gemeente of casusbehandeling in het Veiligheidshuis. Er wordt in gesprek gegaan met de jongeren. Mocht dit niet tot resultaat leiden en mochten waarschuwingen worden genegeerd, dan wordt direct opgetreden.

Bij misdrijven wordt steeds direct opgetreden en worden verdachten aangehouden. Bij incidenten met overlast van hangjongeren kiezen gemeenten er vaak ook voor om het gesprek aan te gaan met ouders, buurtbewoners en organisaties zoals moskeeën. Tevens wordt dan extra toezicht door politie en gemeentelijke handhavers ingezet.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt gemeenten bij thema’s met betrekking tot de problematiek van overlast en criminaliteit van risicojongeren. Dit betreft bijvoorbeeld advisering van gemeenten en hun driehoekspartners bij de aanpak. Deze ondersteuning vindt tevens plaats door kennis en ervaring uit te wisselen van interventies die bewezen effectief zijn en door veelbelovende lokale experimenten te ondersteunen en de kennis van en ervaring daarmee met andere gemeenten te delen. Bij de advisering en ondersteuning van gemeenten gaat het vooral om de ontwikkeling van de lokale integrale aanpak, gericht op de persoon, zijn of haar sociale omgeving (gezin, familie en vrienden) en de publieke ruimte (overzicht en toezicht). Het gaat om een combinatie van repressieve en preventieve maatregelen. Tegelijk is het van groot belang om jongeren daadwerkelijk perspectief te bieden in termen van een zinvolle dagbesteding, onderwijs en werk.

Gelet op het vorenstaande ben ik van mening dat een uitgebreid pakket aan mogelijkheden beschikbaar is voor het lokaal verantwoordelijk gezag om de door u gesignaleerde problematiek effectief aan te pakken zowel voor wat betreft de preventie als voor wat betreft repressie als dat noodzakelijk is.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Monitor Jeugdcriminaliteit – Ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit 1997 tot 2015, Cahier 2016-1, WODC en CBS (Kamerstuk 28 684, nr. 462)

X Noot
2

«De ontwikkeling van de criminaliteit van Rotterdamse autochtone en allochtone jongeren van 12 tot 18 jaar», Bureau Driessen, 2014

Naar boven