28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 424 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2014

Tijdens het Algemeen Overleg Veiligheid van 26 juni jongstleden (Kamerstuk 28 684, nr. 409) zegde ik uw Kamer een brief toe over de mogelijkheid om het aantal mensen in overheidsdienst dat lid is van een motorclub terug te dringen. Ook wenste zij dat hierin de positie van de Nationale Reserve zou worden meegenomen. Graag los ik, mede namens de Ministers van Defensie, van BZK en voor Wonen en Rijksdienst, met deze brief die toezegging in. Ik teken daarbij aan dat ik niet de term «motorclub» hanteer, maar de term Outlaw Motorcycle Gang (OMG), juist om een onderscheid te maken met gewone, bona fide motorclubs die het overgrote deel van de georganiseerde motorrijders omvatten. Bovendien gaat het niet alleen om het lidmaatschap van een OMG maar ook om de veelvuldige omgang daarmee.

Alle overheden en overheidsonderdelen onderschrijven de norm dat het ongewenst is dat ambtenaren, ook in privésituaties, willens en wetens verkeren in omgevingen met personen die min of meer structureel normen en wetten overtreden, of beraden zich daarop. Ik heb in eerdere brieven al betoogd dat OMG’s gezien moeten worden als zulke omgevingen.

Er zijn in 2014 als gevolg hiervan geen bij de politie bekende OMG-leden bij de overheid meer werkzaam die in 2013 niet al bij de overheid werkzaam waren. Uit de voortgangsrapportage OMG’s die ik u dit voorjaar toezond blijkt verder dat het aantal OMG-leden in overheidsdienst daadwerkelijk en over de hele linie is verminderd. Dat is toe te schrijven aan actief beleid van de betreffende overheidswerkgevers. Ik stimuleer dat waar ik kan en juich toe dat ook hier steeds meer sprake is van één overheid.

De aanpak is als volgt. De politie brengt, op basis van eigen constateringen actief in kaart wie lid zijn van OMG’s. Zij doet dat op basis van fysieke waarneming van de zogenaamde club colours in combinatie met identificatie, en eigen verklaringen van personen die melden lid, supporter of hang around te zijn. Uit vergelijking van deze gegevens van politie met die van de Belastingdienst is gebleken dat op 16 juni jongstleden, voor zover dus bekend, 42 ambtenaren lid waren van een OMG. Daarnaast is 1 lidmaatschap bij het Rijk door eigen melding aan het licht gekomen. De onderverdeling is dan als volgt:

Rijk

2

Rechterlijke macht

0

provincies

0

gemeenten

13

waterschappen

1

Defensie1

27

totaal

43

X Noot
1

Inclusief reservisten. Defensie valt niet onder de sector Rijk.

De Belastingdienst informeert het RIEC over OMG-leden in dienst van de overheid die lid zijn van een OMG in de regio van dat RIEC. De Belastingdienst heeft daartoe een speciale ontheffing van de geheimhoudingsplicht. Het RIEC legt vervolgens contact met de betreffende gemeente zodat deze stappen kan nemen.

Met deze preciezere cijfers die nu beschikbaar zijn, kunnen verdere stappen genomen worden. Ik acht het wenselijk dat betrokken overheidswerkgevers signaleringen dat zij OMG-leden in hun dienst hebben, zullen laten volgen door passende maatregelen. Ik draag er zorg voor dat de directies en diensten waarover ik zelf ga, dat in ieder geval doen.

Voor gemeenten hebben het Landelijk en de Regionale Informatie- en Expertisecentra (LIEC en RIEC’s) daartoe een handreiking ontwikkeld waarin heel praktisch en concreet beschreven staat welke stappen de gemeentelijke werkgever kan nemen tegen ambtenaren die lid zijn van een OMG. Dit varieert van een helder communicatiebeleid en een indringend gesprek tot dienstopdrachten en disciplinaire maatregelen. De handreiking is vanzelfsprekend ook beschikbaar voor andere overheidsonderdelen. Het Landelijk Strategisch Overleg (LSO) draagt de (inhoud van de) handreiking actief uit.

De Minister van BZK is systeemverantwoordelijk maar werkgevers zijn zelf verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. BZK neemt dus zelf geen specifieke maatregelen maar draagt zorg voor het kader, te weten wetgeving (Ambtenarenwet) en basisnormen (opgesteld door VNG, BZK, IPO en UvW). Deze bieden overheidswerkgevers ruimte om maatregelen te nemen.

De VNG heeft in haar Modelgedragscode uit 2006 een artikel over nevenfuncties en andere privéactiviteiten opgenomen die de ambtenaar verplicht (privé)activiteiten die kunnen leiden tot een botsing of onverenigbaarheid met gemeentelijke belangen cq gemeentelijk imago of risico op schade opleveren voor de organisatie te melden. Gemeenten kunnen in hun gedragscodes dit artikel overnemen.

De VNG ontwikkelt momenteel een toolkit ambtelijke integriteit. Zij gaat na hoe ongewenste nevenactiviteiten en privécontacten een plaats kunnen krijgen in een format voor integriteitsbeleid. De VNG heeft geadviseerd om de rol van het LIEC en de RIEC’s te benadrukken bij het in kaart brengen van ambtenaren die lid zijn van motorclubs en welke maatregelen daartegen genomen kunnen worden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft op 23 juli 2013 de circulaire «Ongewenste privécontacten rijksambtenaren» gezonden aan de bevoegde gezagen in de sector Rijk. Dit ter uitvoering van de gedragslijn, weergegeven in de kabinetsreactie op de Kamermotie van de leden Dijkhoff en Marcouch van 31 januari 2013 (Kamerstuk 29 628, nr. 364). Het betrof de bekendmaking van de ongewenstheid van het willens en wetens verkeren van ambtenaren – ook in privésituaties – in omgevingen met personen die min of meer structureel normen en wetten overtreden.

In de circulaire is aangegeven dat deze gedragslijn zal worden meegenomen bij de eerstvolgende actualisering van de Modelgedragscode Integriteit sector Rijk.

De Minister voor WenR zal deze naar verwachting ter hand nemen in 2015, als de uitkomsten bekend zijn van de lopende, rijksbrede actualisering van het integriteitsmanagement in het kader van het periodiek onderhoud van het stelsel van integriteitszorg. De uitvoering door de ministeries van de genoemde circulaire is daarbij een van de onderwerpen.

Een in april jl. onder de ministeries van de sector Rijk uitgevoerde quick scan naar lidmaatschap van rijksambtenaren van Outlaw Motorcycle Gangs heeft overigens uitgewezen dat daarvan geen gevallen bekend waren. Alleen bij VenJ zijn, los van de scan, twee gevallen geconstateerd; tegen betrokkenen zijn onmiddellijk passende maatregelen genomen en hun is de toegang tot hun werkplek ontzegd.

Als nieuwe gevallen bekend worden, kunnen die via de formele kanalen die hierboven geschetst werden ter kennis worden gebracht van de desbetreffende overheidswerkgever, opdat deze daarop actie kan nemen. De afzonderlijke Ministers zijn immers zelf verantwoordelijk voor het personeelsbeleid ten aanzien van hun medewerkers.

De Minister van Defensie wijst erop dat Defensie staat voor vrede en veiligheid en dat dat specifieke verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Negatieve gedragingen van de individuele defensiemedewerker hebben, meer nog dan bij andere organisaties, een negatieve uitstraling op de overige medewerkers en op Defensie als geheel. In die gevallen waarbij bekend is dat een medewerker van Defensie (burger of militair, waaronder reservist) lid is van een OMG – waarvan bekend is dat de individuele leden structureel crimineel of normoverschrijdend gedrag vertonen, dan wel indien hij of zij nauwe contacten onderhoudt met dergelijke personen – wordt de medewerker hierop aangesproken. Tijdens dit gesprek worden de eventuele consequenties van het lidmaatschap geschetst, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en de aard van de functie. Daarnaast wordt bezien of de gedragingen aanleiding kunnen zijn voor ontslag of dat binnen de mogelijkheden van de wet de Verklaring van Geen Bezwaar van de desbetreffende medewerker dient te worden ingetrokken.

Al met al is er dus sprake van een actief beleid om het OMG-lidmaatschap onder personen in overheidsdienst scherp in beeld te krijgen en terug te dringen.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn toezegging naar aanleiding van een motie van het lid Oskam van 14 oktober jongstleden (Kamerstuk 28 684, nr. 415) gestand te doen met betrekking tot uitstapprogramma’s voor OMG-leden. Ik heb mij georiënteerd op de ervaringen in Denemarken, dat hiervoor een uniek en intensief programma heeft opgestart.

Ik wil van de Deense ervaringen leren en zal met betrokken diensten, zoals politie en reclassering, bezien welke interventies effectief kunnen zijn en een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van de criminele slagkracht van OMG’s. Ik wil daarbij zorgvuldig te werk gaan en, om tijdverlies te voorkomen, mij ook in Denemarken zelf vergewissen van de beste werkwijze. Ik zal u bij de eerstvolgende voortgangsrapportage over OMG’s nader berichten over mijn bevindingen en voornemens.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven