Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 28676 nr. 228 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 28676 nr. 228 |
Vastgesteld 5 augustus 2015
De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 16 juni 2015 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 12 juni 2015 met de aanbieding van de geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie op 24 en 25 juni 2015 te Brussel (Kamerstuk 28 676, nr. 225);
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 2 maart 2015 houdende een verslag van de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie van 5 februari 2015 te Brussel (Kamerstuk 28 676, nr. 220);
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 27 januari 2015 met een toelichting op de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de Very High Readiness Joint Task Force (Kamerstuk 29 521, nr. 279);
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 15 mei 2015 met de aanbieding van de appreciatie gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), voortgangsrapportages en een schematisch overzicht van de stand van zaken per cluster (Kamerstuk 21 501-28, nr. 126);
– de brief van de Minister van Defensie d.d. 26 april 2015 over de stand van zaken van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en de defensieprioriteiten van het EU-voorzitterschap (Kamerstuk 21 501-28, nr. 125).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden
Voorzitter: Ten Broeke
Griffier: Röling
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Jasper Van Dijk, Eijsink, Hachchi, Knops, De Roon en Vuijk,
en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie.
Aanvang 20.00 uur.
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Ik stel een spreektijd voor van zes minuten per fractie.
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Ik daag de Minister en haar grote gevolg uit met een grote variëteit aan onderwerpen. We bespreken vanavond de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de NAVO op 24 en 25 juni. Het is een bijzonder moment en er is genoeg te bespreken. Vorig jaar was de NAVO-top in Wales en volgend jaar in Warschau. Nederland bevindt zich in de aanloop naar het EU-voorzitterschap.
Ik wijd eerst een paar woorden aan het dreigingsbeeld. De situatie aan de oostgrens van het NAVO-verdragsgebied verslechtert en de spanning loopt op. Dit weekend stond in de New York Times dat het Amerikaanse Ministerie van Defensie bereid is om zwaardere wapens te stationeren in de Baltische staten en Oost-Europa. Dat zou Rusland moeten afschrikken in zijn agressieve houding ten aanzien van Europa, schrijft de krant op basis van bronnen binnen het Pentagon. Volgens de krant gaat het om tanks, voertuigen voor grondtroepen en andere zware wapens voor zo'n 5.000 soldaten. Er zou geen sprake zijn van permanente stationering van troepen in het gebied, waarom de Baltische staten wel verzocht hadden. De reactie van Rusland kon natuurlijk niet uitblijven. Rusland breidt zijn wapenarsenaal dit jaar uit met meer dan 40 langeafstandsraketten. Die mededeling deed president Poetin vandaag tijdens de opening van een wapenshow in Moskou. De raketten zijn volgens Poetin in staat om zelfs de meest ingewikkelde afweersystemen te passeren. Kent de Minister deze berichten? Weet zij wat de bedoeling is? Hoe verhoudt zich het standpunt over de zware wapens van de Amerikanen tot het in de geannoteerde agenda genoemde standpunt dat de NAVO flexibel moet blijven en geen terugkeer wil naar de statische verdediging uit de tijd van de Koude Oorlog? Zijn die Amerikaanse wapens bedoeld voor een extra Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) van de Verenigde Staten of voor de VJTF van de NAVO? Is dit een opmaat voor een nieuwe wapenwedloop of slechts holle retoriek?
De VVD maakt zich zorgen over het draagvlak voor de verplichtingen volgens artikel 4 en 5 van het NAVO-verdrag. Nederland oefent met de VJTF in de oefening Noble Jump, dat onderdeel is van een reeks oefeningen onder de naam Allied Shield. Deze reeks bestaat naast Noble Jump uit oefeningen in Polen, de Baltische staten en Roemenië. In totaal nemen ongeveer 14.000 militairen uit negentien verschillende NAVO-landen en drie partnerlanden deel aan deze serie van oefeningen. De oefeningen richten zich op het verbeteren van de interoperabiliteit, de paraatheid en het reactievermogen van de NAVO en haar partnerlanden. De basis voor deze oefeningen is het vertrouwen dat artikel 5 wordt ingeroepen als een conflict ontstaat en escaleert. Zonder dat vertrouwen zou het denkbaar zijn dat landen die toevallig deelnemen in de VJTF individueel meegetrokken worden in een regionaal conflict. Ik zie dat als een nachtmerriescenario.
Dit weekend was ook in het nieuws dat een meerderheid van de bevolking in Duitsland, Frankrijk en Italië tegen ingrijpen is. Volgens een internationale opiniepeiling die deze week verscheen, vindt een meerderheid van de bevolking in deze landen dat hun leger andere NAVO-landen niet te hulp moet komen als die door Rusland worden aangevallen. Wie in het Westen is bereid te sterven voor Tallinn, Riga of Vilnius? Voor de NAVO zijn dit ontnuchterende cijfers. Welke conclusies trekt Moskou als de wederzijdse veiligheidsgarantie door een flink deel van de bevolking niet serieus wordt genomen? Kent de Minister dit onderzoek? Hoe gaat de NAVO de publieke opinie ervan doordringen dat met de veiligheid van de Baltische landen en Polen ook de veiligheid van de rest van Europa op het spel staat? Geldt dit ook voor ons land? Zijn er extra inspanningen nodig? Ik hoor graag een reactie van de Minister.
De heer Knops (CDA): Ik heb in het vorige debat de oproep van de heer Vuijk geciteerd om op te stomen naar de Chinese wateren, omdat daar ook een dreiging is. Van zijn inbreng gaat tot nu toe veel dreiging uit. Hij schetst een situatie waarin we voor van alles moeten vrezen en stelt veel vragen aan de Minister. Ik ben het met hem eens, maar welke consequenties moet de Minister volgens de VVD aan deze dreigingen verbinden?
De heer Vuijk (VVD): We zitten hier om vragen te stellen aan de Minister, maar ik neem de uitdaging van de heer Knops graag aan. We moeten waakzaam zijn en reageren op dreigingen. Nederland loopt hierin voorop en dat juich ik toe. Het is buitengewoon belangrijk dat wij deelnemen aan de flitsmacht, daarin lopen wij voorop, maar zijn de zaken daaromheen goed georganiseerd? Het moet niet zo zijn dat Nederland vooraan staat in de Baltische staten en ineens tot de ontdekking komt dat het eigenlijk alleen staat. Je denkt dat je met zijn allen vooraan staat, er wordt gevraagd om een vrijwilliger, jij staat daar en iedereen doet een stapje terug. Dan blijk je ineens in je eentje vooraan te staan. Dat wil ik niet. Nederland moet zijn verantwoordelijkheid nemen en Nederland doet dit goed, maar het is aan de Minister om ervoor te zorgen dat de andere lidstaten ook hun verantwoordelijkheid nemen en dat wij dat van elkaar weten.
De heer Knops (CDA): Dat is helder. Is de heer Vuijk van mening dat de situatie binnen de NAVO en in Nederland voldoende robuust is om überhaupt in de scenario’s die hij beschrijft op te treden? Ik vraag dit gezien het feit dat er in Europa en in Nederland nog steeds bezuinigd wordt op Defensie.
De heer Vuijk (VVD): Ik begrijp de vraag. Voor de huidige reeks oefeningen hoesten we 14.000 militairen uit negentien verschillende NAVO-landen op, terwijl de organisatie van de flitsmacht nog in opbouw is. Ik wacht de resultaten van die oefeningen af om een oordeel uit te spreken over de vraag of we voldoende toegerust zijn. Ik heb overigens in hetzelfde kader nog een paar extra vragen aan de Minister waarmee ik de heer Knops kan bedienen op zijn vraag of we voldoende toegerust zijn.
De Minister heeft haar zorgen beschreven over de geringe bereidheid van landen om schepen aan de Standing NATO Maritime Groups (SNMG's) ter beschikking te stellen. De VVD-fractie is daar ongerust over. Kan de Minister ingaan op de oorzaken van deze geringe bereidheid? Zijn die schepen wegbezuinigd, liggen ze door gebrek aan reserveonderdelen aan de kade of is het eenvoudig onwil? Wat is hieraan te doen? Ik bedien de heer Knops op zijn wenken, want dit zijn waarschijnlijk de vragen die hij ook wilde stellen. De Minister schrijft dat defensiesamenwerking minder vrijwillig en vrijblijvend moet worden en benadrukt de kracht van peer pressure, een soort internationale onderlinge sociale controle door regeringsleiders. Denkt de Minister dat peer pressure kan helpen bij de force-generating problemen van de SNMG's?
Er is sprake van een sterk geïntegreerde innovatieve en competitieve Europese defensietechnologische industriële basis. Dat is ingewikkelde taal voor een concurrerende defensie-industrie. Deze kan alleen tot stand komen wanneer de lidstaten zich niet alleen laten leiden door kortetermijndenken en nationale industriebelangen. Dit onderwerp keert hier heel vaak terug. De Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini zegt dat Europa zich in deze onveilige wereld niet langer een inefficiënte markt kan veroorloven die wordt gekenmerkt door duplicaties. Ik deel deze analyse, maar mis een plan waarmee dit belangrijke vraagstuk wordt aangepakt en voortgang. De kans dat een aanpak iets oplevert, is klein als de grote industrieën en de industrielanden niet deelnemen. Ik hoor graag een reactie van de Minister. Wellicht kan de Minister in haar reactie ook de voortgang op de air-to-air refuelling (AAR) met de multi-role tankertransportcapaciteit (MRTT) van Airbus meenemen. Ik verneem ook graag de context van het programma voor satellietcommunicatie in Spanje. Kan de Minister ingaan op de mogelijke vervanging van de Walrus-onderzeeboten? Is de brief hierover internationaal afgestemd met de EU en de NAVO?
Mevrouw Eijsink (PvdA): Wat bedoelt de heer Vuijk met deze vraag? We hebben eerder van de Minister vernomen dat samenwerken met Duitsland niet mogelijk is vanwege de gezamenlijk oplopende lijn van vervanging.
De heer Vuijk (VVD): Ik licht dit graag toe. Mijn vraag lijkt op de vragen die mevrouw Eijsink regelmatig stelt. Ik vraag niet om een uitleg over de onderzeeboten, want daar gaan we de rest van het jaar nog heel diep op in. Stem je van tevoren af dat je tijd en geld investeert in nieuwe capaciteiten, of ga je dat eerst nationaal bespreken en breng je het daarna als eenvoudige boodschap op het internationale podium? Is het van tevoren al afgestemd of moet dat nog gebeuren nadat er met het nationale parlement over is gesproken? Deze vraag is ook een kleine geseling van onszelf, want als de Minister het internationaal heeft afgestemd, vragen wij ons af wat het parlement er nog toe doet. En als de Minister het eerst hier wil bespreken, vragen wij waarom ze het nog niet internationaal heeft afgestemd. Mijn vraag is nu helemaal ingekaderd. Ik ben benieuwd naar het antwoord.
Een belangrijk onderwerp is de betrokkenheid van de nationale parlementen bij de inzet van de flitsmachten, zoals de VJTF. De Minister kondigt aan dat zij nationale procedures gaat bekijken. De Minister schrijft dat zij voornemens is een politieke oefening te organiseren en de mogelijkheid te bekijken om daarbij de nationale parlementen van de deelnemende landen te betrekken. Dat juich ik toe. Het mooiste zou zijn als de parlementariërs deelnemen aan het scenario en met elkaar het verloop van de politieke processen bespreken. Dit lijkt mij een echte uitdaging. De aansluiting bij de Interparlementaire Conferentie ligt voor de hand omdat het eenvoudiger is een bestaand gremium van een inhoudelijk accent te voorzien dan iets geheel nieuws op te zetten.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. De NAVO Defensieministeriële vindt volgende week plaats in Brussel. Ik hoop dat deze bijeenkomst anders is dan die van de Ministers van Buitenlandse Zaken in Turkije afgelopen mei, toen de Ministers tijdens het diner het podium beklommen en We are the World gingen zingen. Ik vroeg me af wat er allemaal aan de hand was. De NAVO leek heel eensgezind en dat in tijden van crisis. Het is opmerkelijk omdat dat lied vooral wordt gezongen bij inzamelingen van geld voor goede doelen in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Ik vroeg me af waarom Minister Koenders niet meezong. Hij heeft allerlei claims gelegd op geld dat Defensie hard nodig heeft. Ik heb hem daarover zojuist bevraagd in het debat dat aan dit debat vooraf ging. Hij zei dat ik niet alles wat in De Telegraaf staat moet geloven. Op de vraag wat we dan wel moesten geloven, kon hij geen antwoord geven. Ik ben benieuwd wat de Minister van Defensie hiervan vindt. Ik schets een karikatuur, het is niet heel serieus bedoeld, maar ik wil ermee aangeven dat de situatie een beetje ongemakkelijk is. De NAVO weet niet precies wat ze moet uitstralen en waar de dreiging zit. Europa is in verwarring over wat haar te doen staat. De Koude Oorlog is voorbij, maar we krijgen er nieuwe dreigingen voor terug. Hoe gaan we ons opstellen in het Midden-Oosten en aan de zuidelijke en oostelijke randen van Europa? Er zijn heel veel uitdagingen voor de NAVO.
De heer Vuijk sprak zojuist al over de peiling die is uitgevoerd door een researchcentrum waaruit blijkt dat het draagvlak voor artikel 5 van het NAVO-verdrag ernstig onder druk staat. Ik was onaangenaam verrast door de uitkomsten van dit onderzoek. Wij hebben met zijn allen iets niet goed gedaan als artikel 5, de hoeksteen van de NAVO-alliantie, in de publieke opinie onder druk staat. Artikel 5 gaat over de bondgenootschappelijke verdediging, het onvoorwaardelijk voor elkaar opkomen. Als daarover discussie bestaat, is dat het begin van het einde van het bondgenootschap. Natuurlijk zijn het de politici die beslissingen nemen over de inzet van militairen in het kader van artikel 5. Het belang van de NAVO en van de waardengemeenschap die zij vertegenwoordigt, vereist onderhoud, maar ook politiek leiderschap. Het vereist vooral ook krijgsmachten van de verschillende lidstaten die in staat zijn om te handelen. Die krijgsmachten dienen als afschrikking. Ze moeten inzetbaar zijn en over voldoende middelen beschikken. De situatie in een aantal landen binnen de NAVO staat er wat dat betreft niet goed voor. Helaas is Nederland geen uitzondering.
De Amerikanen zijn wel wakker geschud. Zij willen in diverse Oost-Europese landen zwaar materieel stallen. De reactie uit Moskou is voorspelbaar, maar niet minder onheilspellend. Moskou kondigt een wapenwedloop aan. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan en hoe schat zij het risico in van een aanval op de Baltische staten? In februari van dit jaar zei de Minister in een interview dat ze niet geloofde dat president Poetin die landen echt zou binnenvallen. De Minister zei dat Poetin heel goed weet hoe de NAVO daarop zal reageren en dat hij dat niet gaat uitproberen. Poetin weet dat we hem kunnen hebben. Denkt de Minister er nog zo over? Onze fractie vindt het naïef om dit risico te bagatelliseren. Het is geen grootspraak van Poetin dat hij binnen een uur in Vilnius en binnen twee uur in Riga en Tallinn aan de Baltische kust kan staan. De Russen houden op dit moment grootschalige oefeningen met tienduizenden militairen en zijn in staat tot snelle opbouw en ontplooiing van zware eenheden. Iedereen die denkt dat de little green men de nieuwe doctrine van de Russen wordt, zal bedrogen uitkomen, want dat is een van de manieren waarop de Russen acteren. De grootste fout die de NAVO kan maken, is te denken dat dat de enige methode is die gehanteerd zal worden. We weten dat de Baltische staten nauwelijks in staat zijn zichzelf te verdedigen. De flitsmacht is een goed en heel belangrijk initiatief. Een deel van de eenheden moet binnen 48 uur gereed kunnen staan voor verplaatsing naar het gebied van inzet. Maar dan kan het dus al te laat zijn. Is de VJTF toereikend om de dreiging tegen te gaan als de Russen grootschalig gaan acteren? Is het geloofwaardig dat één brigade die macht kan tegenhouden? Ik wil hierop graag een reactie van de Minister.
Bij de NAVO rinkelen inmiddels de alarmbellen. Uit de media begreep ik dat voorafgaand aan de bijeenkomst in Brussel een overzicht wordt gepubliceerd van de ontwikkeling van de defensie-uitgaven van de diverse lidstaten. Dit wordt de peer pressure genoemd. Men zou willen overgaan tot naming-and-shaming. Verheugt de Minister zich al op de bekendmaking van deze resultaten? Een aantal landen houdt zich niet aan de afspraken die in Wales zijn gemaakt en gaat gewoon door met bezuinigingen. Ook Nederland verdient een standje. De defensie-uitgaven dalen in de Voorjaarsnota in reële termen, maar helemaal als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) nu de economie harder groeit dan werd geraamd. Op 30 april noemde de Minister dit nog onacceptabel. Het was een forse uitspraak waarmee de Minister duidelijk stelling nam. Maar nu blijkt de krijgsmacht door zijn hoeven te zakken en de Minister door het politieke ijs. Wat gaat de Minister doen aan de dalende defensie-uitgaven? Waarom wordt de motie-Van der Staaij steeds vooruitgeschoven?
De NAVO zingt We are the World, maar heeft de gevechtstroepen teruggetrokken uit Afghanistan, waar de Taliban de macht weer dreigt over te nemen. Onze fractie waarschuwde vorig jaar al voor dit scenario. Hoe resoluut is de support eigenlijk? De Minister stelt cryptisch in haar brief: «Nationaal is nu de verlenging van de eerste fase van de Resolute Support-missie aan de orde». Ik heb de zin een paar keer gelezen, maar ik begrijp hem echt niet. Graag een toelichting van de Minister.
De Minister heeft Turkije «geen gemakkelijke bondgenoot» genoemd. Dit valt in de categorie ongemakkelijke vrienden waarover de heer Ten Broeke, de buitenlandwoordvoerder van de VVD-fractie, hier eerder gesproken heeft. Ze kondigde aan dat ze de ontwikkeling op het gebied van democratie en rechtstaat in Turkije in de NAVO wil adresseren. Wanneer gaat de Minister dat doen? In de Turkse media verschijnt een toenemend aantal bewijzen van wapenleveranties en andere steun aan jihadisten in Syrië en zelfs aan IS. De Koerden hebben aangekondigd bewijsmateriaal te zullen overhandigen aan de NAVO. Is de Minister bereid hier serieus naar te kijken?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Aan de Europese oost- en zuidgrens heerst dreiging. Aan de oostkant door Rusland, dat provoceert met militaire oefeningen en het binnenvliegen van het NAVO-luchtruim en in het zuiden door de strijd met IS. De Minister wil de inzet verlengen, maar heeft er nauwelijks materieel voor. Bovendien ligt ze met de Minister van Buitenlandse Zaken overhoop over de financiering ervan.
De NAVO stuurt een flitsmacht op oefening naar Oost-Europa als reactie op de Russische provocaties. De Amerikanen willen er wapens opslaan. Wat vindt de Minister van het plan van de Verenigde Staten?
Eerdere sprekers wezen er al op dat er volgens een recent Amerikaans onderzoek weinig animo voor bondgenootschappelijke verdediging bestaat onder de bevolking van de NAVO-lidstaten. Vindt de Minister dit gebrek aan steun voor de bondgenoten problematisch? De Minister zegt te twijfelen aan de afschrikwekkende werking van de NAVO. Ik heb me verbaasd over deze uitspraak en krijg er graag een toelichting op.
De voorzitter: Mevrouw Hachchi, kunt u een bron vermelden bij het citaat waarnaar u zojuist verwees?
Mevrouw Hachchi (D66): De bron is het RTL Nieuws van 25 maart 2015. De Minister zegt daarin te twijfelen aan de afschrikwekkende werking van de NAVO.
Nederland levert zijn bijdrage aan de snelle reactie-eenheden in Polen en de Baltische staten. Het eerste wapenfeit voor de Nederlandse militairen was een oefening in Polen op 9 juni. Welke inzichten heeft de oefening in Polen opgeleverd? Het antwoord van de Russen leek al vooraf te komen. Tijdens een oefening van de luchtmobiele brigade in Duitsland klonk een Russische stem op de radio die de oefening verstoorde. Hoe heeft dit kunnen gebeuren en hoe kan dit in de toekomst voorkomen worden? De nieuwe lijn van het kabinet, namelijk dat Rusland niet alleen assertief is, maar ook een regelrechte agressor, wordt met deze Russische actie gerechtvaardigd. Dat staat echter weer haaks op de uitspraak van de Minister dat zij op militair niveau betere contacten wil tussen de NAVO en Rusland. Kan de Minister op deze tegenstrijdigheid ingaan?
Tijdens de NAVO-bijeenkomst wordt ook de situatie in Afghanistan besproken. Het gaat over de overgang naar een Enhanced Enduring Partnership. Nederland is actief in Afghanistan maar doet, ondanks de blijvende betrokkenheid, vooralsnog niet mee aan het nieuwe partnerschap. Kan de Minister dit toelichten?
Met het oog op onze bondgenootschappelijke verplichtingen is het positief dat Nederland aan veel flitsmachten meedoet. Het kan echter ook te veel zijn. De toegezegde F-16's zijn bijvoorbeeld teruggetrokken en het is in 2015 en 2016 niet mogelijk ze voor de flitsmachten te leveren. Als er in 2014 EU-Battlegroups (EUBG's) waren ingezet, waren er grote problemen voor de opleidingstrajecten van Defensie ontstaan. De Minister is voor een eerlijker verdeling. Wat betekent dat concreet? Gaat zij de Minister van Buitenlandse Zaken om een bijdrage vragen? Kan de Minister duidelijk maken wat deelname aan de NAVO-flitsmacht VJTF precies kost? Hoe wil de Minister een eerlijke verdeling? Gebeurt dat nog steeds volgens het principe van «costs lie where they fall» of is er intussen sprake van voortgang in de common funding? In vorige debatten heeft de Minister dit laatste steeds omarmd als een belangrijk element.
Als de situatie daarom vraagt, kan de supersnelle flitsmacht met een beroep op grondwetsartikel 97 worden ingezet, aldus de Minister. Er is dan geen sprake van informatieplicht aan het parlement. Dat is begrijpelijk, want we hebben het over snel inzetten van een snelle flitsmacht. Mijn fractie wil er echter voor waken dat de rol van het parlement wordt uitgehold. Ik stel daarom voor om de deelname aan de flitsmachten en de eventueel werkelijke inzet daarvan eens per jaar met de Kamer te bespreken volgens een artikel 100-procedure. Wat vindt de Minister van dit voorstel?
De NAVO is druk bezig met de uitwerking van het Readiness Action Plan (RAP). Intussen werkt HV Mogherini eindelijk aan een nieuwe Europese veiligheidsstrategie. In maart 2013 heeft D66 er in een motie al naar gevraagd. De Minister was toen van mening dat die overbodig was, maar nu is het inzicht er gelukkig wel. Het is jammer dat daar een flinke crisis voor nodig was, maar het heeft wel wat opgeleverd. Wat is de Nederlandse inzet voor de Europese veiligheidsstrategie? Hoe wil de Minister dit tijdens het Europese voorzitterschap oppakken? Hoe wil de Minister het RAP verbinden met de nieuwe Europese veiligheidsstrategie?
Mijn fractie heeft al vaker vragen gesteld over het nieuwe NAVO-hoofdkwartier. In 2014 betaalde Nederland daarvoor 3,6 miljoen euro bovenop wat al betaald werd. In de Voorjaarsnota 2015 staat er iets over vermeld. Mijn fractie vraagt hoeveel het kabinet in totaal heeft betaald en nog zal betalen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. De weg van Wales naar Warschau is lang. Terugblikkend op 2013 constateer ik dat er sindsdien veel gebeurd is en veel ontwikkeld wordt. Is het voldoende gezien de huidige ontwikkelingen? Gaat het snel genoeg en zijn we adequaat genoeg? We ontvingen de uitkomsten van de Europese Raad in december 2013, het rapport van mevrouw Mogherini en de reactie daarop van de Minister van 15 mei. Hoe ver zijn we nu met de 24 afspraken? Het is de vraag of de urgentie voldoende opgepakt wordt. Het lijkt erop dat ook mevrouw Mogherini er tegenwoordig in berust dat defensieaangelegenheden bij de lidstaten thuishoren, ondanks dat er in het verdrag van Lissabon andere afspraken over zijn gemaakt. Ik hoor graag een reactie van de Minister.
In haar brief van 27 januari 2015 schrijft de Minister over de ontwikkeling van de VJTF. Men gaat voortvarend te werk. Daarom is het van belang te weten hoe de politieke besluitvorming is geregeld. De stand-up- en stand-down-capaciteiten moeten in 2016 volledig operationeel zijn. Als zij worden ingezet, is het belangrijk te weten hoe snel dit gebeurt en met welke capaciteit. Vindt er politieke besluitvorming plaats? We hebben dit vaak besproken, maar wat is de stand van zaken van die discussie?
Ik sluit me aan bij de eerdere vraag over de financiën. We hebben de NATO Force Integration Units (NFIU's) die de VJTF's moeten ondersteunen, de Joint Expeditionary Force (JEF) en de VJTF's. De NFIU's gaan naar de Baltische staten, Bulgarije, Polen en Roemenië. Is dat wel haalbaar? Is dat voor de Baltische staten überhaupt haalbaar? Tussen deze landen bestaan grote verschillen in economische groei en in de budgetten van de krijgsmachten. We zetten een soort NAVO-structuur in, waarbinnen de onderdelen afhankelijk van elkaar zijn. Dat is terecht, want we kunnen niet meer zeggen dat het modulair is. De JEF is voortgekomen uit de herijking van de Britse krijgsmacht, maar is niet meer vrijblijvend. Het ene kan straks niet meer zonder het andere. De NFIU's kunnen niet zonder de VJTF. Achter deze structuur moet een soliede politieke besluitvorming en een financiële structuur liggen omdat de puzzelstukjes anders niet met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Ik hoor graag de reactie van de Minister.
De Minister schrijft over de Nederlandse positie dat de NAVO uiteindelijk moet beschikken over een reactiemacht die zowel geloofwaardig als duurzaam is. Voorts moeten we flexibel blijven en niet terugkeren naar de statische verdediging uit de tijd van de Koude Oorlog. Het is een mond vol, maar het spreekt voor zich. Kunnen we dit echt waarmaken? Er gebeurt heel veel, maar kan het ook allemaal?
We hebben in het voorafgaande overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken gesproken over het assessment van mevrouw Mogherini. Ik heb de indruk dat we het assessment tijdens ons eigen voorzitterschap krijgen. Dat is niet vervelend, want dan kan Nederland er als voorzitter van de Europese Unie zelf aan bijdragen. Ook voor dit onderwerp is het de vraag of het snel genoeg gaat, gezien de ontwikkeling in de wereld. De versnelling waar de Minister al vaak om gevraagd heeft, vindt vooralsnog weinig weerklank. We kunnen pas kijken naar deelstrategieën als er in 2016 een overkoepelend document komt. Eén daarvan zal natuurlijk defensie zijn. Is het mogelijk deze in verband te brengen met de nieuwe Headline Goals? Kunnen we ze aan elkaar klinken?
Ik sluit aan bij de opmerking van de heer Knops over het Amerikaanse onderzoeksrapport. Het is een groot internationaal onderzoek van het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew Research Center dat is uitgezet in acht grote NAVO-landen. Vooral onze oosterburen twijfelen aan de bepaling in artikel 5 van het NAVO-handvest. 38% van de Duitsers is voor militaire inzet in het geval van een aanval door Rusland en maar liefst 58% is tegen. Ik heb delen van het rapport gelezen. Ik hoor er graag een reactie op van de Minister.
Het tweede rapport dat me opviel op de site van de NAVO, is het rapport dat werd aangekondigd met de kop «NATO highlights commitment to transparency with release of independent audit report». Wellicht kan de Minister reageren op het auditrapport. Het rapport is van 12 juni. Ik zal haar beslist niet overvragen, maar het zou wel aardig zijn om hier wat over te horen.
Toevallig las ik een bericht van de Ukrainian News Agency. Ik moet u bekennen dat ik dit niet vaak doe. Ik las een bericht over een delegatie die een bilateraal cooperation agreement met de European Defence Agency (EDA) tekent. Het bericht is van 29 mei. Het was een verrassend nieuwsbericht. EDA heeft naar mijn idee veel zaken op haar bordje liggen en veel zaken uit te werken. Ik ben wel nieuwsgierig naar de bilaterale afspraak van EDA met Oekraïne. Wellicht kan de Minister erop reageren.
De heer Knops (CDA): Mevrouw Eijsink noemde mij in het kader van het Amerikaanse onderzoek. Dat was teleurstellend. Ik hoopte dat zij zou zeggen: de weg van Wales naar Warschau is een lange, we zijn er nog lang niet, we moeten meer doen. Wat vindt mevrouw Eijsink ervan dat we een jaar onderweg zijn en nog niets zijn opgeschoten?
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik wil de heer Knops niet teleurstellen. Nederland draagt met de VJTF enorm bij aan de weg van Wales naar Warschau. Er wordt een ongelooflijk grote inspanning geleverd. De oefening die nu plaatsvindt in Polen, waarbij Nederland nota bene samen met Noorwegen met Duitsers in de driver's seat zit, vind ik niet niks doen. Doelt de heer Knops op de afspraak over de groei van de defensie-uitgaven met 2%? Ik zit niet vastgeklonken aan die 2%. Dat heb ik altijd gezegd en dat weet de heer Knops ook. Ik vind dit een onzinnige discussie. Iedereen hier aan tafel weet dat nota bene de Grieken meer dan 2% uitgeven aan het defensiebudget. Dat verandert dezer dagen heus wel. Dat soort vergelijkingen willen we niet meer. Wij willen weten wat de efficiency en de doelmatigheid van onze eigen inzet is.
Ik ben met de heer Knops van mening dat er voldoende middelen moeten zijn als defensie wordt ingezet door de politiek. We sluiten toch nog redelijk bij elkaar aan.
De heer Knops (CDA): Dat is ijdele hoop. Het wordt er niet beter op met deze beantwoording. Nederland draagt inderdaad heel veel bij aan de VJTF, maar mijn vraag ging over de wil van Nederland om te leveren als dat is afgesproken. Mevrouw Eijsink begint een heel verhaal over efficiency. Dat is allemaal heel interessant, maar volgens mij is Defensie een effectiviteitsorganisatie en is dat ook de portee van de afspraken in Wales. Alle landen moeten meer investeren om daarna samen nog meer te kunnen leveren. Mevrouw Eijsink is tevreden met de constatering dat in 2015 het percentage van het bbp gedaald is in plaats van gestegen. Zij vindt het prima dat we over tien jaar nog steeds op dit percentage zitten. Ze heeft zoveel onduidelijkheid geschapen dat ik nu de precieze reden wil weten waarom het kabinet niet meer geld gaat uitgeven. Ik ben er bijna achter, maar misschien kan mevrouw Eijsink daarbij helpen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat het percentage in 2015 nog steeds daalt, is natuurlijk heel vervelend. De oorzaak ligt in de maatregelen die in april 2011 zijn genomen en in 2012 werden uitgewerkt. Ik vind dat uiteraard niet prima. Er moet meer geld naar Defensie. Duidelijker kan ik niet zijn.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het is altijd weer goed om met de Minister te kunnen spreken over de hoeksteen van onze veiligheid, de NAVO. Eigenlijk is het woord hoeksteen ontoereikend om het belang te duiden dat de PVV aan de NAVO hecht. Wij zien het meer als het fundament, de dragende pilaren en het dak van onze veiligheid.
Niet alleen de Russische beer is wakker maar gelukkig nu ook de NAVO. Er doen 15.000 – ik hoor anderen zeggen 14.000 – NAVO-militairen mee aan oefeningen van het bondgenootschap en vorige week trapte de flitsmacht daarbij af. De PVV-fractie staat positief tegenover deze nieuwe NAVO-flitsmacht. Het is in potentie een waardevolle toevoeging aan de gereedschapskist van de NAVO. Ik hoor graag wat updates over die flitsmacht. Kan de Minister vertellen of de oefening tot dusver naar tevredenheid is verlopen of dat er problemen waren? De Minister wil het concept flitsmacht gaan uitbreiden met andere componenten, zoals de Marine Special Forces en luchtstrijdkrachten. De PVV staat daar niet onwelwillend tegenover, maar hoort graag van de Minister of andere NAVO-lidstaten ook bereid zijn om andere componenten in het concept flitsmacht te gieten en of ze de capaciteit daarvoor leveren. Wat verwacht de Minister hiervan?
Een andere kwestie is het zware materieel dat de Verenigde Staten willen gaan plaatsen in het oostelijk gebied van de NAVO-lidstaten. Afgelopen weekend hebben de Verenigde Staten daar plannen voor ontvouwd. Zwaar militair materieel, tanks, artillerie, gepantserde voertuigen moeten op enkele locaties worden opgeslagen. De plannen zijn bevestigd door Polen en Litouwen. Dit roept vragen op bij mijn fractie. Het is duidelijk een stap omhoog op de escalatieladder. De vraag rijst of deze stap besproken is binnen de NAVO. Heeft onze regering ermee ingestemd of handelen de Verenigde Staten vooralsnog geheel op eigen houtje? In elk geval is het duidelijk dat de Verenigde Staten er geen gras over laten groeien. Het gaat echter wel over onze achtertuin. Hoe beoordeelt de Minister deze stap? Zijn er ook Europese NAVO-lidstaten die materieel willen verplaatsen naar de oostgrens van het bondgenootschap? De PVV steunt maatregelen om de snelheid en de flexibiliteit van de NAVO te vergroten, maar vindt dat een meer structurele oplossing gezocht moet worden. Een scenario van de Koude Oorlog met veel permanent zwaar militair materieel aan beide kanten van de grens is niet de juiste weg daartoe. Ik hoor graag de reactie van de Minister.
Over het verdrag over Intermediate-Range Nuclear Forces (INF) zijn de laatste tijd veel berichten verschenen. NAVO-chef Stoltenberg heeft recentelijk nog fel uitgehaald naar Rusland nadat dat land dreigde om nucleaire raketten in Kaliningrad te plaatsen. Naar nu blijkt is de Amerikaanse overheid van mening dat Rusland het INF-verdrag schendt, want Rusland test raketten voor de middellange afstand. Veel NAVO-lidstaten liggen binnen het bereik van die raketten. Waarom lezen we daar helemaal niets over in de stukken die we van de Minister hebben gekregen? Kan de Minister bevestigen wat de Amerikaanse bronnen beweren? Is Rusland inderdaad bezig met het testen van raketten? Wordt daarmee inderdaad het INF-verdrag geschonden? Het zou een ernstige provocatie zijn als dat waar is. In dat geval verneem ik graag van de Minister hoe zij met haar NAVO-partners deze kwestie gaat behandelen.
Ik kom op de Europese defensiesamenwerking. Die is een blok aan het been. Ik heb begrepen dat de Hoge Vertegenwoordiger de opdracht krijgt om een nieuwe buitenland- en veiligheidsstrategie te formuleren. Het is op zich wel logisch dat ze die opdracht krijgt, want de oude strategie faalt. De EUBG's zijn nog steeds niet ingezet, er is geen overeenstemming over het financieren van missies en de geïntegreerde EU-benadering faalt hopeloos in landen als Somalië, Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Wij zien dit allemaal als een aanmoediging voor ons standpunt dat de EU zich maar beter niet kan bezighouden met buitenlands veiligheidsbeleid. Wij zien dat als een doodlopende weg. Waarom laat de Minister dat concept van de EUBG's niet los? Laat dat voor wat het is en concentreer je op de NAVO. Die vergt al genoeg van ons en is zo te zien een stuk effectiever. Of durft de Minister op dit punt helemaal niets meer te ondernemen omdat we binnenkort het EU-voorzitterschap moeten bekleden? Ik mag hopen dat de Minister zich daardoor niet laat intimideren.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De NAVO is veel in het nieuws vanwege de onrust aan de oostgrens van Europa, het gedrag van president Poetin en de ontwikkelingen in Oekraïne. Er is een grote oefening met de flitsmacht gaande in Polen en we lezen in de krant dat de Verenigde Staten overwegen om tanks, gevechtsvliegtuigen en zwaar wapentuig te stationeren in Oost-Europa en de Baltische staten. De Russen hebben daar weer op gereageerd en dreigen meer troepen naar de westgrens sturen. De Russische generaal zei gisteren in een uitzending van het NOS-Journaal dat deze actie van de Verenigde Staten de agressiefste stap van het Pentagon en de NAVO is sinds het einde van de Koude Oorlog. De Telegraaf schreef gisteren dat in het Witte Huis nog wordt getwijfeld. Men is bang dat de leverancier en de NAVO-partners extra olie op het vuur gooien. Wat vindt de Minister van deze actie-reactieketen tussen Rusland en de NAVO? Ik zie het als een wedstrijdje spierballenvertoon of armpje drukken en ik heb echt een déjà vu van de Koude Oorlog. Volgens mij zijn de Minister en ik ongeveer uit hetzelfde bouwjaar. Had zij dezelfde déjà vu? Wat is haar politieke conclusie? Erkent zij dat het plan van de Amerikanen misschien een geruststellende intentie heeft, maar een averechts effect kan hebben? Hoe verhouden deze gebeurtenissen zich tot de afspraken die in 1997 met Rusland zijn gemaakt over het niet uitbreiden van het NAVO-gebied?
Het draagvlak voor de NAVO valt weg, met name voor artikel 5. Vooral in Duitsland is men niet snel bereid om solidair te zijn met een andere NAVO-lidstaat als die wordt aangevallen. Heeft de Minister een verklaring voor het afnemende draagvlak voor artikel 5? Heeft dit wellicht te maken met de snelle uitbreiding van de NAVO?
De conclusies van de Rekenkamer over het jaarverslag waren hard. We hebben er vorige week over gesproken. De ambities staan onder druk. Wat betekent dit voor de kosten van de flitsmacht? Is er zicht op die kosten in verhouding tot de begroting? Er komen drie brigades voor het RAP. Nederland wil er ook aan deelnemen. Dat zal ook weer kosten met zich meebrengen. Wat heeft de Minister geleerd van de Rekenkamer? Gaat zij ergens anders minder besteden? De kosten lopen op als je steeds maar meer blijft doen. Ik vraag me af of de Minister het geld daarvoor heeft. De flitsmacht moet overal in het verdragsgebied inzetbaar zijn. Zijn alle andere landen het daarmee eens? Is de flitsmacht niet buiten het verdragsgebied inzetbaar?
Een vreemde eend in de bijt is de JEF, waar het Verenigd Koninkrijk de initiator van is. Wordt deze strijdkracht buiten de NAVO om ingezet? Wie beslist over deelname aan de JEF? Is dit een derde legermacht die opgezet wordt naast de EUBG's en de flitsmacht?
Er is ook gelegenheid voor discussie over de langetermijnontwikkeling van de NAVO. Er is een rapport verschenen van de The Hague Centre for Strategic Studies, waarin gepleit wordt voor meer ontwikkelingssamenwerking. Dit zou wortels van instabiliteit kunnen wegnemen. Deelt de Minister die mening? Wat houdt de langetermijnontwikkeling van de NAVO in?
Het overleg wordt geschorst van 20.48 uur tot 21.00 uur.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. De enorme hoeveelheid vragen laat wel zien dat het onderwerp leeft.
Ik vertel eerst iets over de Amerikaanse plannen om eventueel materieel op het grondgebied van de oostelijke bondgenoten te stationeren. Mijn Poolse collega heeft er in de media het nodige over gezegd, maar ik heb hem daarover nog niet persoonlijk gesproken. Er zijn ook geen officiële uitlatingen binnen de NAVO gedaan. Morgen ben ik in Polen om de oefening bij te wonen waarover hier al veel gesproken is. Ik zal daar uitgebreid spreken met mijn Poolse collega en het onderwerp zal zeker ter sprake komen. Maandag zit ik in Münster, waar mijn Duitse collega Ursula Von der Leyen en ik onder anderen de Amerikaanse Minister van Defensie Ashton Carter ontvangen. Ook daar zal er over gesproken worden. Ik kan nog niet precies de vinger leggen op wat er waar is van de berichten en om hoeveel materieel het gaat. De berichtgeving en de reactie van onze oostelijke bondgenoten laten wel zien dat de geruststellende maatregelen heel belangrijk worden geacht. Het stationeren van Amerikaans materieel – ik zeg nadrukkelijk materieel, geen troepen – zou prima onder die geruststellende maatregelen kunnen vallen. Ik heb uit de berichtgeving tot nu toe begrepen dat er een heel praktische reden aan ten grondslag ligt. De Verenigde Staten oefenen zeer regelmatig op het grondgebied van onze oostelijke bondgenoten en het is niet erg handig om dat materieel steeds van hot naar her te moeten verslepen, van en naar het oefengebied. De oefeneenheden zullen alleen op roulatiebasis aanwezig zijn op het grondgebied van de NAVO. Ik zal de Kamer uiteraard verslag doen van de NAVO-ministeriële en van de aanvullende informatie over dit onderwerp.
Alle leden hebben gesproken over de poll. Het blijkt dat burgers uit verschillende NAVO-landen vinden dat hun land een bondgenoot niet te hulp zou moeten schieten. Mijn haren gingen van dit bericht enigszins overeind staan. Terecht is door de Kamer opgemerkt dat het bondgenootschap onvoorwaardelijk is en dat we in het kader van het veiligheidsbeleid altijd voor elkaar klaar moeten staan. Collectieve verdediging is de kerntaak van de NAVO en alle bondgenoten spannen zich daarvoor in, los van polls en publieke opinie. We hebben op dit moment te maken met de grootste versterking van de collectieve verdedigingstaak sinds de Koude Oorlog. Alle bondgenoten dragen bij aan de geruststellende maatregelen en aan het verhogen van de gereedheid en de inzetbaarheid van hun krijgsmachten. Op het niveau van de ministeriële, waar de besluitvorming plaatsvindt, staat artikel 5 niet ter discussie, maar de vraag hoe we omgaan met onze informatieplicht naar de mensen in het land is gerechtvaardigd. Ik heb nog geen tijd gehad om het rapport goed te bestuderen, maar volgens de berichtgeving is het draagvlak in Nederland vele malen groter dan in Duitsland.
De heer Vuijk vraagt wat de NAVO aan het verminderde draagvlak gaat doen. Mijn antwoord is: 28 lidstaten vormen de NAVO. De landen waarin sprake zou zijn van een afbrokkelend draagvlak hebben een verplichting om daarover te communiceren. In Nederland zie je juist de laatste paar jaar weer een toenemend draagvlak. Dat gold ook voor Duitsland, volgens eerdere rapporten. Ik was dus verrast over wat uit deze poll naar voren is gekomen. Het zal zeer zeker onderwerp van gesprek zijn tijdens de NAVO-ministeriële. Ik neem dat graag mee in het verslag.
De heer Knops (CDA): Het was voor iedereen een verrassing. Gezien de toestand in de wereld zou je verwachten dat het draagvlak eerder toeneemt dan afneemt. Is de Minister het met mij eens dat het vooral een taak voor politici is, voor politieke leiders in de verschillende landen, om zich dit ter harte te nemen en ernaar te handelen?
Minister Hennis-Plasschaert: In Nederland is dit allereerst een taak voor het kabinet, maar ook voor leden van de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor de andere allies. Politiek-bestuurlijk Nederland en politiek-bestuurlijke allies zijn verantwoordelijk voor het uitdragen van de noodzaak en het belang van de artikel 5-verplichting. Als ons grondgebied met voeten door een vijandige staat wordt getreden, dan willen wij ervan op aan kunnen dat de artikel 5-procedure in werking treedt. Daar kan en mag geen misverstand over bestaan.
Ik sprak net al over Noble Jump en het feit dat ik daar morgen zelf aanwezig zal zijn. Mevrouw Hachchi verwees naar de oefening op 9 juni. Die oefening loopt nog. Ik kom later terug op de lessen die we kunnen trekken uit deze oefening. Die kunnen we meenemen in de verdere ontwikkeling van het Awareness Action Plan en in het bijzonder de VJTF.
De heer Vuijk vroeg waarom de landen geen schepen leveren aan de Standing Naval Forces (SNF). Het ergert mij ook. Ik heb de vorige keer van mijn hart geen moordkuil gemaakt en ik zal het bij de NAVO-ministeriële weer aan de orde stellen. Maar niet alleen de Nederlandse krijgsmacht heeft de nodige problemen en taakstellingen voor zijn kiezen gekregen de afgelopen jaren. Je ziet dat terug bij de andere NAVO-bondgenoten. Landen hebben minder schepen beschikbaar en hebben andere verplichtingen – bijvoorbeeld in het kader van de piraterij – en andere trainingsdoelen. De NAVO bekijkt of ze oefeningen aantrekkelijker kan maken, bijvoorbeeld door oefeningen hoger in het geweldspectrum. Dat is heel goed. De NAVO probeert actief meer lidstaten erbij te betrekken. Je ziet wat er gebeurt als vanuit de EU de missie wordt opgestart om migratiestromen in kaart te brengen. Leden van de Kamer zeggen dan: hoezo is er geen schip beschikbaar? Dat is omdat er verplichtingen zijn aangegaan en er een planning loopt. Daarbij past geen wispelturigheid. Je kunt een schip niet zomaar even uit een bepaalde planning halen, want dat heeft onmiskenbaar gevolgen. Je ziet dat Nederland daarmee worstelt, maar dat geldt ook voor andere lidstaten. De NAVO heeft dit goed op het netvlies en werkt aan oplossingen.
Door een aantal Kamerleden is gesproken over de wapenwedloop. Het is interessant dat de berichtgeving in de Nederlandse kranten doorklinkt in de publieke opinie in Nederland over de Strategic Command (STRATCOM) die door Rusland wordt gebezigd. Laten we niet vergeten dat Rusland al een aantal jaren bezig is met het versterken van zijn krijgsmacht en dat dat verder is toegenomen mede naar aanleiding van het conflict in Georgië. Rusland heeft overduidelijk lessen geleerd en deze in de praktijk toepast, in eerste instantie door meer te investeren in het materieel. De defensiebegroting stijgt daar aanzienlijk, ik ben er jaloers op. Vervolgens heeft Rusland geïnvesteerd in meer training. Sinds een jaar zien we ook steeds meer grote snap exercises. Voor alle duidelijkheid zeg ik tegen de heer Knops dat NAVO-landen conventioneel gezien nog steeds een overwicht hebben, maar dat Rusland wel degelijk een inhaalslag maakt. We kunnen daar niet aan voorbijgaan. Om die reden is in Wales gesproken over het versterken van de gereedheid en de slagkracht van de krijgsmachten van de bondgenoten. Daar zijn we nu mee bezig. De betrokkenheid van de Amerikanen vind ik van belang omdat daarmee de trans-Atlantische band wordt bevestigd. Van een wapenwedloop wil ik niet zo snel spreken. We moeten ons ook niet laten meenemen in de strategic messaging van de Russen. Het is onze verantwoordelijkheid om het grondgebied veilig te stellen en daarmee zijn we op dit moment bezig.
Het spannendste moment van de VJTF test bed heeft deze week plaats tijdens de oefening Noble Jump en is de reden waarom ik naar Polen ga. De Nederlandse, Duitse en Noorse eenheden worden gealarmeerd naar Polen ontplooid. Dit is de belangrijkste oefening van de test bed, waaruit we naar verwachting de meeste lessen zullen trekken. Eerder dit jaar hebben de media bericht over wat kleinere oefeningen die in dit kader zijn gedaan. We hebben al een paar eerste lessen kunnen trekken. Het is bijvoorbeeld duidelijk geworden dat er meer voorraden, zoals additionele munitie, nodig zijn om te kunnen voldoen aan de zeer korte orders to move van de VJTF. Voorts zijn we erachter gekomen dat we met onze bondgenoten afspraken moeten maken over het verplaatsen van gevaarlijke stoffen, zoals brandstof en munitie, binnen het NAVO-verdragsgebied. Meer inzichten volgen later. Dat geldt overigens ook voor de financiën. Op de financiële aspecten kom ik straks nog even terug. We proberen op dit moment allerlei zaken inzichtelijk te krijgen. Het deelnemen aan de VJTF test bed leidt tot hogere kosten dan die gemaakt zouden zijn voor de reguliere deelname aan de Immediate Response Force (IRF). De VJTF-bijdrage hebben we uit die voor de IRF gehaald. De hogere kosten hebben te maken met de hogere eisen die de NAVO stelt aan de gereedheid en inzetbaarheid. Die zijn niet gratis, zoals ik vorige week tijdens het wetgevingsoverleg (WGO) zei. De kosten zijn op dit moment echter nog niet significant hoger omdat we in de opstartfase zitten. Ze kunnen daarom binnen bestaande budgetten worden opgevangen.
We werken toe naar een full operational capable VJTF in 2016 en verder. Inzicht in de kosten is er nog niet, maar ik verwacht dat bij het testen ook de financiële consequenties beter in kaart worden gebracht. De kosten die verband houden met het verplaatsen en oefenen van de toegewezen eenheden kunnen we dan beter bekijken. Het spreekt voor zich dat ik verslag doe aan de Kamer zodra dit duidelijk is. Ik ben er net als de Kamer in geïnteresseerd die kosten zo laag mogelijk te houden, maar ik hecht er ook aan om realistisch te zijn. Ik wil vermijden dat we in de can-do mentaliteit schieten.
Mevrouw Hachchi (D66): De Minister geeft aan dat de oefening in Polen momenteel nog loopt. Kan de Minister inschatten wanneer en op welke manier zij de Kamer gaat informeren? De Minister geeft voorts aan dat de kosten worden betaald uit de bestaande budgetten. Kan de Minister aangeven hoe groot dat budget is? De Minister geeft aan dat nog inzichtelijk wordt gemaakt wat het totale kostenplaatje wordt. Wanneer en op welke manier informeert de Minister de Kamer hierover?
Minister Hennis-Plasschaert: De test bed wordt onder meer uitgevoerd om inzicht te krijgen in de kosten. Ik kan er onvoldoende zinnige dingen over zeggen. De kilometers tussen Wales en Warschau leggen we in verhoogd tempo af. Ik verwacht dat ik de Kamer het volgend halfjaar steeds meer inzicht kan verschaffen. Ik zal elke keer in aanloop naar een ministeriële of na afloop ervan de Kamer nader berichten. Ik ben net zo nieuwsgierig als de Kamer.
Binnen de NAVO wordt natuurlijk gesproken over het verdelen van de kosten van de VJTF. Nederland stuurt aan op een redelijke kostenverdeling. De kosten van de gereedstelling komen voor rekening van de bijdragende landen – the costs lie where they fall – en dat is op zich niet zo erg vreemd. Het ontvangende land betaalt voor de kosten ter plaatse, zoals binnenlands transport en legering, en het transport naar het inzetgebied wordt betaald door de NAVO uit de gemeenschappelijke financiering. Zo hebben we het nu voor ogen, maar de tijd zal het leren.
Mevrouw Hachchi (D66): Een van de vragen is nu beantwoord. De Minister zal bij het verslag van de ministeriële de Kamer informeren zodra zij inzicht heeft in de hoogte van de kosten. Dat is nu helder. Ik heb ook gevraagd wanneer en hoe de Minister de Kamer kan informeren over de inzichten die uit de oefening van 9 juni voortvloeien.
Minister Hennis-Plasschaert: De oefening van 9 juni is nu gaande, het is niet een oefening van een dag. De komende tijd zal duidelijk worden welke lessen we hebben geleerd. Ik heb er geen vast tijdpad voor. Ik verwacht dat we voor het einde van het jaar de Kamer aanzienlijk meer resultaten kunnen meegeven omdat dan de top in Warschau nadert. Er zal dan duidelijkheid moeten zijn omdat we toegaan naar die full operational capable VJTF. Mevrouw Eijsink vroeg in dat kader naar de NFIU's, die deel uitmaken van de NATO Force Structure (NFS). Alle landen die de NFIU's hosten zijn in beginsel verantwoordelijk voor de kosten. Maar omdat het belangrijk is dat de eerste zes NFIU's worden opgericht en zij ook een belangrijke taak vervullen bij het ondersteunen van de VJTF na de ontplooiing, is besloten dat alle 28 allies meebetalen aan de investeringskosten die verbonden zijn met de oprichting van de eerste zes NFIU's. De exploitatie- en instandhoudingskosten zijn in principe voor rekening van NFIU-landen. Ik vind dat een heel gerechtvaardigd uitgangspunt.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb de brief van de Minister gelezen en begrijp een deel van de kosten. Ik denk dat er meer kosten aan verbonden zijn. Je moet meer kosten maken om het operationeel te krijgen en te houden op lange termijn. Door wie worden die kosten gedragen?
Minister Hennis-Plasschaert: De exploitatie- en instandhoudingskosten worden door de landen zelf gedragen, dus door de Baltische staten, Polen, Roemenië en Bulgarije. De initiële investeringskosten worden betaald door de 28 NAVO-lidstaten. Ik neem aan met een verdeelsleutel, maar dat moet ik even nagaan. Ik zal de Kamer er keurig verslag van doen zodat het volstrekt helder is. Naast het betalen van deze kosten leveren we ook acht man personeel aan Polen en de Baltische staten.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik begrijp het iets beter, dank daarvoor. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als de Minister ons in de volgende brief wil meenemen in de materie zodat we er inzicht in houden. Ik heb net gesproken over de puzzelstukken. De JEF, de VJTF en de NFIU's zijn delen van het grotere geheel van snelle inzetbaarheid. Zij vullen elkaar aan op verschillende momenten. Dat betekent dat de middelen daarvoor overal aanwezig moeten zijn en dat heeft met politieke besluitvorming te maken. Met wie hebben we te maken indien de operationele inzet direct is, bedoeld als in artikel 5 of 4? Dan zijn geld en politieke besluitvorming de eerste zaken die op tafel komen.
Minister Hennis-Plasschaert: We zitten nu nog in de beginfase en zijn nog een beetje aan het pionieren, maar zodra het inzicht er is en er vastomlijnde afspraken zijn gemaakt, wordt de Kamer daarover ingelicht.
De heer Knops vroeg of de VJTF geloofwaardig is en voldoende is om mee terug te slaan. De VJTF is maar een deel van wat de NAVO in huis heeft. De NAVO heeft veel meer in huis. VJTF is een soort voorhoede. Conventioneel hebben wij nog steeds het overwicht over Rusland. Mijn eerdere uitspraken zijn daarop gebaseerd. De VJTF kan worden aangevuld met andere eenheden. Er kan heel snel worden opgeschaald. De Amerikaanse eenheden die steeds in de Baltische landen oefenen, zijn ter plaatse. Als Rusland het verzint om een van de Baltische staten binnen te vallen – wat ik me nog steeds niet kan voorstellen omdat het beter weet – staat het niet alleen maar tegenover de VJTF. Het staat tegenover de NAVO als geheel. Dat is artikel 5. Dat moet het uitgangspunt zijn en blijven.
De heer Knops (CDA): Theoretisch klopt het verhaal. De VJTF is de voorhoede. In voetbaltermen moet je dan ook een middenveld en een verdediging hebben. Als je de voorhoede naar voren stuurt en je niet snel zorgt dat er aansluiting vanuit het middenveld komt, ben je te laat en win je de wedstrijd niet. Als we heel eerlijk zijn, is dat manier waarop het systeem van de NAVO nu werkt. De NAVO heeft zich heel lang gericht op out-of-area operaties en de bondgenootschappelijke verdediging stond op het tweede of derde plan. Nu worden er initiatieven genomen voor de VJTF, die wij van harte steunen, maar de Minister moet erkennen dat het middenveld en de verdediging niet op korte termijn kunnen aansluiten. Dat is de zwakte in het huidige systeem.
Minister Hennis-Plasschaert: De VJTF is uit de IRF voortgekomen. De IRF behelst natuurlijk veel meer op het gebied van verder opschroeven van gereedheid, paraatheid en verplaatsbaarheid. Dat zijn de hogere eisen die de NAVO met het oog op de veranderende veiligheidsomstandigheden stelt en waar we met zijn allen invulling aan geven. Daarom pleit ik voor een verhoging van de Nederlandse defensiebegroting, want aan die hogere gereedheid, paraatheid en verplaatsbaarheid hangt nu eenmaal een pittig prijskaartje.
De heer Knops (CDA): Die VJTF is prima, maar we moeten erkennen dat op dit moment het middenveld en de verdediging nog niet aansluiten. Het is dus zaak zo snel mogelijk de inspanningen te leveren om het gehele concept uit te rollen, wat de NAVO op dit moment nog niet kan. Uiteindelijk hebben we misschien overwicht, maar in die initiële fase hebben we dat niet en dat is precies het probleem.
Minister Hennis-Plasschaert: De VJTF is een soort voorhoede. Daarachter staan natuurlijk nog veel meer eenheden en materieel van de NAVO ter beschikking. Er zijn verschillende orders-to-move-tijden die de NAVO steeds verder opschroeft. De NAVO stelt sinds de top in Wales hogere eisen aan de verplaatsbaarheid, gereedheid en paraatheid van de krijgsmachten van de 28 NAVO-lidstaten. Dat is zeer terecht, want het is niet de bedoeling dat je een paar duizend militairen in de voorhoede zet die vervolgens drie maanden moet wachten tot er een opschaling plaatsvindt. De heer Knops heeft daar een punt. Dat kan niet de bedoeling zijn, dus daar wordt nu volop aan gewerkt.
De heer Knops sprak over de peer pressure en defensiebudgetten. Hij vroeg of ik transparant wilde zijn. Dat wil ik zeker zijn. Het heeft niet veel zin om nu alvast een voorschot te geven op mijn beantwoording in het voortgezet WGO van morgenochtend, maar de heer Knops verwijst naar de 6,5 miljoen waarop ik morgen op inga. Het waren technische mutaties ten opzichte van ramingen die zijn opgenomen in de begroting van 2015.
Andere sprekers hebben gelijk als zij zeggen dat we nog steeds te maken hebben met een dalende lijn. Ik wil niet verwijzen naar taakstellingen uit het verleden, het is gewoon de harde realiteit. We hebben een paar keer een klein bedrag erbij gekregen, dat onvoldoende was om die dalende lijn om te buigen naar een stijgende lijn. Er is voor de komende jaren een pittige uitdaging, waarbij ik van harte hoop dat de heer Knops mij daarin steunt. Het gaat mij niet alleen om het stabiliseren van de Defensiebegroting, maar ook om er weer een stijgende lijn in te krijgen, juist met het oog op de veranderende veiligheidsomstandigheden.
De heer Knops (CDA): We bespreken dit morgen verder. Ik vind het prima om dit verder uit te werken.
De Minister heeft altijd gezegd dat ze een voorstander is van peer pressure en het naming-and-shaming dat nu wordt aangekondigd. Dat ontploft nu in het eigen gezicht omdat de Minister moet erkennen dat die noodzakelijke stijgende lijn er nog niet is. De Minister weet misschien beter dan ik wat er in het vat zit, maar het lijkt me geen plezierige ervaring om volgende week naar de NAVO-top te gaan.
Minister Hennis-Plasschaert: Als dit onder de noemer shaming moet vallen, dan zij het zo. Dan is dat ook maar duidelijk. Het gaat er uiteindelijk om of het transparant is en of je transparant wilt zijn. Eerlijk gezegd vermoed ik dat er weinig shaming is omdat in 2013 en ook in de begroting van 2015 een intensivering is voorzien en omdat Nederland heeft aangegeven de afspraken uit Wales zeer serieus te nemen.
De voorzitter: Gezien de hoeveelheid vragen die is gesteld en nog beantwoord moet worden, vraag ik het aantal interrupties te beperken.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dit debat is gepland tot 22.30 uur. We hebben nog ruim de tijd voor interrupties.
De voorzitter: Ik ben ruim geweest in het toestaan van interrupties en zal de anderen hetzelfde aantal interrupties toestaan als ik mevrouw Hachchi en de heer Knops heb toegestaan.
Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Hachchi heeft gevraagd wat het kabinet betaalt voor het nieuwe NATO-hoofdkwartier. De Kamer is hierover al geïnformeerd in verschillende brieven van mij en de Minister van Buitenlandse Zaken. De kosten van het nieuwe hoofdkwartier worden betaald door Buitenlandse Zaken. Het aandeel van Nederland in de periode 2003–2017 bedraagt 44,6 miljoen. Daarnaast is er de claim settlement, de meerkosten, van 3,6 miljoen. Dit is al betaald door Buitenlandse Zaken in 2014. De bouw van het nieuwe hoofdkwartier kost in totaal 1,1 miljard.
Mevrouw Hachchi heeft gevraagd wat het Enhanced Enduring Partnership voor Afghanistan precies inhoudt. Op dit moment wordt er binnen de NAVO informeel overleg gevoerd over de planning van een Enhanced Enduring Partnership. We zitten nu middenin de Resolute Support-missie en het Enhanced Enduring Partnership kan een opvolger zijn van de Resolute Support-missie, maar daar is nog niets over besloten. Het zal een civiele missie zijn. De mogelijke taken van de civiele missie zijn ook nog onderwerp van gesprek en moeten nog helemaal worden uitgewerkt. Voor Nederland is deelneming aan zo'n Enhanced Enduring Partnership dan ook nog niet aan de orde. We zitten nu in fase 1 van de Resolute Support-missie, dat is het «hub and spoke»-model dat we hier al eerder hebben besproken. In fase 2 zouden we helemaal teruggaan naar het meer gecentraliseerde werken vanuit Kabul. De Kamer heeft in het nieuws kunnen volgen dat er een wens bestaat om het «hub and spoke»-model wat langer aan te houden dan gepland was, maar dat we daarmee niet tornen aan de einddatum van de Resolute Support-missie op 31 december 2016. De Kamer krijgt binnenkort van het kabinet een brief over hoe het precies zit met fase 1 en de overgang naar fase 2.
Mevrouw Hachchi vroeg naar het voorval met de Russische stem op de radio. Het is niet duidelijk wie er op de radio te horen was. Het was in ieder geval een Russische stem die versleuteld radioverkeer onderbrak tijdens de oefening. Dat gebeurde ten tijde van de Koude Oorlog met enige regelmaat. Ik spreek mijn Duitse collega morgen en ik zal haar ernaar vragen.
De externe auditor van de NAVO heeft een rapport over het belangrijkste investeringsfonds van de NAVO gepubliceerd: het NATO Security Investment Programme. Mevrouw Eijsink wees hier al op. Het is overigens ook iets wat de Algemene Rekenkamer na aan het hart ligt. We spannen ons al geruime tijd in – mevrouw Eijsink doet dat ook – voor een transparantere NAVO. Ik ben heel erg blij dat deze stap is gezet, al trekt het rapport harde conclusies. Uit het rapport blijkt dat de projecten op een inadequate wijze worden beheerd, waardoor tijd- en kostenoverschrijdingen voorkomen. Het rapport vindt geen aanwijzingen dat er middelen verloren gaan en evenmin wordt er fraude geconstateerd. Dat is dan weer het positieve nieuws. Maar het is wel zaak dat het beheer van de middelen urgent wordt verbeterd en dat die middelen effectiever en efficiënter worden aangewend. Het is noodzakelijk dat middelen verantwoord worden uitgegeven, zeker als de defensiebegrotingen onder druk staan door beslissingen uit het verleden. Ik zal de secretaris-generaal daar tijdens de komende NAVO-ministeriële graag aan helpen herinneren. Het is de eerste stap naar een debat dat binnen de NAVO gevoerd moet worden.
Ik zei net al dat soms ineens het doembeeld opduikt als zouden de NAVO-oefeningen op het verdragsgebied bedoeld zijn om Rusland te provoceren. Dat is echt niet het geval. Ze zijn niet gericht tegen Rusland, maar ter geruststelling van onze eigen bondgenoten. Dergelijke oefeningen zijn van belang om de interoperabiliteit tussen bondgenoten te vergroten en de bondgenootschappelijke solidariteit te beklemtonen. De maatregelen die de NAVO neemt, zijn altijd defensief en ik vind ze in dit kader proportioneel. Tegen de heer Van Dijk zeg ik dat de oefeningen binnen de regels van de NATO-Russia Founding Act vallen. Het betreft geen permanente stationering en het valt binnen de regels van de Weense afspraken over vertrouwenwekkende maatregelen. De NAVO is heel transparant en communiceert over elke oefening met Rusland. Mevrouw Hachchi vroeg naar betere contacten op militair niveau. Die acht ik cruciaal. Dat heeft ook te maken met de Russische vliegtuigen die af en toe ons luchtruim binnenkomen. Als je niet weet dat ze komen en ze geven geen signaal af, kan dat levensgevaarlijke situaties opleveren. We moeten wel blijven communiceren, ook als er sprake is van een zekere mate van assertiviteit of zelfs agressiviteit. Uiteindelijk ligt de enige oplossing in de dialoog. Ik wil altijd blijven praten, wat er ook gebeurt, ook met de Russen.
De heer De Roon stelde een slimme vraag over het INF-verdrag. Het betreft een bilateraal verdrag tussen de Verenigde Staten en Rusland. Zij zijn daarover in gesprek en wij zitten daarbij niet aan tafel. Het is lastig om daar in het openbaar op te reageren, dat is op zijn minst speculatief. De Verenigde Staten en Rusland doen zelf mededelingen, maar het kan goed zijn dat dit in de NAVO-ministeriële ter sprake komt. Ik vermoed dat dit dan in een vertrouwelijke samenstelling zal gebeuren. Ik weet oprecht niet of ik de Kamer er nader over kan informeren. De berichtgeving is wat cru.
De heer De Roon sprak positief over de andere componenten van de VJTF, de zee, de luchtstrijdkracht en de Special Forces. We zijn gestart met de landcomponent omdat we nog helemaal in de beginfase zitten en serieus aan het pionieren zijn om tot een full operational capable VJTF te komen. Later komen daar de andere componenten bij. Ik bekijk graag waar wij binnen redelijke kaders een goede bijdrage kunnen leveren, maar het gaat erom dat iedereen bijdraagt. De VJTF is niet alleen een zaak van Nederland, Duitsland, Noorwegen of van de oostelijke bondgenoten, maar een zaak van de 28 allies.
Wij hebben al eerder gesproken over de JEF van de Britten. Dat is geen nieuwe reactiemacht, maar een interoperabel samenwerkingsverband, wat men in zijn geheel kan inzetten binnen de VJTF of binnen andere vormen. Landen kunnen van geval tot geval beslissen of ze aan een JEF-operatie deelnemen. Het Verenigd Koninkrijk is bezig om in 2017 de JEF in zijn geheel in te zetten binnen de VJTF. Dan is er sprake van een interoperabel samenwerkingsverband waarmee men al een efficiencyslag heeft gemaakt. Degenen die hebben ingetekend voor deelname aan de JEF maken iedere keer de afweging of zij op dat moment capaciteit beschikbaar hebben. Dat is een zorgvuldig proces. Ik ben er op zich voor. Nederland heeft met Amphibious Force al een nauwe samenwerking met de Britten. We zouden dat op een zeker moment binnen de JEF kunnen aanbieden voor een EUBG of de VJTF. De JEF is een heel praktisch en pragmatisch interoperabel samenwerkingsverband.
De heer Van Dijk vroeg of de VJTF alleen op het verdragsgebied kan worden ingezet. De VJTF wordt vooral opgericht met het oog op de geruststellende maatregelen en ten behoeve van de collectieve verdedigingstaken. Uit die gedachte is de VJTF ontstaan. Uiteindelijk moet de VJTF overal ter wereld kunnen worden ingezet, ook voor crisisbeheersingsoperaties. Dit valt dan niet meer onder de collectieve verdedigingstaken van artikel 5. We moeten dan met de Kamer keurig een artikel 100-procedure doorlopen.
Mevrouw Hachchi vroeg of ik eens per jaar in een artikel 100-brief kan schrijven over de bijdragen aan snelle reactiemachten. Ik probeer te begrijpen wat zij bedoelt. De Kamer ontvangt één keer per jaar een brief over de bijdrage aan de verschillende reactiemachten van Nederland. We kunnen dat uitgebreider doen en daar de componenten van de artikel 100-brief voor gebruiken, maar ik maak niet ineens een artikel 100-brief. Ik kan wel de relevante onderdelen van het toetsingskader aflopen. De Kamer krijgt daarmee meer inzicht en kan er vervolgens een debat over te plannen.
Mevrouw Hachchi (D66): Allereerst dank ik de Minister voor de manier waarop zij reageert op dit voorstel. Ik licht het voorstel als democraat iets meer toe. Het kabinet kan deelname aan flitsmachten goedkeuren zonder vooraf overleg met de Kamer te voeren. Ik stel voor om te bekijken of het parlement met het kabinet kan spreken over deelname aan een flitsmacht, wat kan uitmonden in een daadwerkelijke inzet. Je kunt daarvoor de procedure van artikel 100 gebruiken, maar het hoeft niet per se een artikel 100-brief te heten. Het parlement is door de procedure zo veel mogelijk betrokken bij de besluitvorming, die uiteraard bij het kabinet ligt. De Kamer is dan zo goed mogelijk op de hoogte en kan haar controlerende taak vervullen.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik begrijp wat mevrouw Hachchi bedoelt. De Kamer krijgt jaarlijks voorafgaand aan onze bijdrage aan de reactiemacht een brief waarin we inzicht geven. Mevrouw Hachchi wil dat we die informatie uitbreiden. Ik ga daar een poging toe doen. Het is dan aan de Kamer om een debat te agenderen. Ik heb er baat bij, want vorig jaar ontstond er tijdens een AO onduidelijkheid, omdat niemand meer scherp had wat Nederland aan de NRF bijdraagt. Het is prima als we dat eenmaal per jaar op basis van een uitgebreide brief stevig met elkaar doorakkeren. De brief zal uitgebreider zijn dan voorheen, maar we moeten het geen artikel 100-brief noemen, want dat is het absoluut niet.
Mevrouw Eijsink vroeg naar de bilaterale overeenkomst van Oekraïne met EDA. Ik was ook verrast door het nieuws van de Ukrainian News Agency, maar het klopt wel. Het EDA heeft inderdaad een overeenkomst met verschillende derde landen, waaronder Noorwegen, Turkije, Servië en in dit geval Oekraïne. Deze overeenkomst zorgt ervoor dat Oekraïne kan deelnemen aan projecten van het EDA en maakt deel uit van bredere afspraken die de EU heeft met Oekraïne, de zogenoemde EU-Ukraine Association Agreement die in 2014 is overeengekomen. Ik weet niet aan welke projecten Oekraïne deelneemt of wenst deel te nemen, maar ik ga dat graag voor mevrouw Eijsink na en kom daar op een later moment op terug.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat is goed. Het EDA doet af en toe wat meer. Ik verbaas me daar weleens over, want er moet binnen het EDA nog veel gebeuren. Wat betekent dit voor de capaciteit van het EDA? Delen we kennis over technologie met landen waarvan wij niet zeker weten of ze die kennis laten weglekken? We hebben binnen het EDA afspraken over technologie gemaakt en delen een aantal projecten, waaronder research- en developmentprojecten. Wellicht kunnen we daarover nog eens verder spreken. De toezegging van de Minister is door de voorzitter genoteerd, dus die hoor ik straks graag terug.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik kom erop terug in de eerstvolgende brief die ik schrijf naar aanleiding van een EU-ministeriële of een Raad. Ik wil zelf ook scherp hebben wat dit precies behelst. Mogelijk is dit iets voor de bühne en volgt de nadere uitwerking pas over vele jaren.
Wat vind ik van het assessment dat door HV Mogherini tijdens de onlangs gehouden RBZ is gedeeld? Dat assessment is op zich goed, er staan echt wel een paar aardige zinnen in. Het duurt wel eindeloos. Ik heb daarover ook geen misverstand laten bestaan. De aandachtspunten die zij identificeert zijn goed. Er is op dit moment onvoldoende flexibiliteit, er is een verminderde invloed door afnemende economische dynamiek, de EU beschikt over onvoldoende middelen en capaciteiten en er is onvoldoende coördinatie tussen de EU-lidstaten. Zij legt de vinger op de zere plek en stelt de joined-up approach voor, waarbij we ons van alles kunnen voorstellen. Ik ben positief over haar analyse. Ik heb tijdens de RBZ duidelijk gezegd dat ik veel belang hecht aan veiligheid als leidend principe voor de gehele exercitie. Dit komt echter in het assessment van HV Mogherini nog onvoldoende naar voren. De D van Defensie moet in de Strategic Review verder worden uitgewerkt. Daar heb ik op gehamerd. Dat is niet iets wat in een bepaalde volgorde moet gebeuren, want dan kunnen we wachten tot sint-juttemis. Er zal parallel gewerkt worden. Het tempo is ook belangrijk; ik heb de analyse graag zo vroeg mogelijk tijdens het Nederlandse voorzitterschap, zodat we de D tijdens de Defensie Informele van handen en voeten kunnen voorzien.
Ik wil tijdens het voorzitterschap, samen met college Koenders, heel graag bijdragen aan de implementatie van de Strategic Review. We blijven aandringen op een spoedige voltooiing begin 2016, maar de wijze waarop dit proces verloopt, in de vorm van een Poolse landdag, stelt nog niet helemaal gerust. Met het oog op de klok verwoord ik het ondiplomatiek.
De heer Vuijk heeft gevraagd naar de EDTIB (European Defence Technological and Industrial Base). De Commissie werkt aan een roadmap, waarin verschillende deelonderwerpen worden uitgewerkt. Het zal de Kamer niet verbazen dat een belangrijke onderdeel voor Nederland de toegang voor het mkb tot de defensiemarkt is. Het is laat op gang gekomen, maar de adviesgroep komt aanstaande maandag voor de tweede keer bijeen. Nederland is dus vertegenwoordigd. Het gaat niet erg snel, maar we boeken wel vooruitgang. De EU is soms verbazingwekkend traag, maar komt uiteindelijk toch nog tot mooie resultaten. Dat moeten we maar onthouden als het ons allemaal te langzaam gaat.
Eind vorig jaar in de keuze gemaakt voor de air-to-air refuelling, de MRTT. We hebben de Kamer geïnformeerd over de Airbus. Er wordt nu gewerkt aan een uitwerking van de businesscase. Nederland, Polen en Noorwegen doen eraan mee. Er is goede hoop dat enkele andere lidstaten ook volgen, althans die signalen krijgen we. Ik ga ze nog even niet noemen, want die landen lopen nog nationale besluitvormingsprocedures door. Ik hoop nog steeds dat we eind 2015 een contract kunnen tekenen. Ik zeg er wel gelijk bij dat van de verschillende landen die deelnemen niet alleen Nederland een begrotingsproblematiek heeft. Ik hoop dat wij op koers blijven. Daarover wordt natuurlijk goed gesproken met Airbus.
De satellietcommunicatie is een project dat wordt geleid door Spanje. Hierin wordt samengewerkt tussen EDA, de Commissie en de European Space Agency (ESA). Het gaat om de ontwikkeling van een volgende generatie voor satellietcommunicatie. Het is bij uitstek een EU-project, waarbij wordt gekeken naar een dual-use oplossing. In november 2014 zijn de behoeften opgesteld en goedgekeurd door de EDA-bestuursraad. Het streven is een nieuwe generatie Satcom gereed te hebben in 2025. Nederland doet er voorlopig niet aan mee.
Mevrouw Eijsink heeft gevraagd of de EU een nieuwe Headline Goal voor capaciteitsplanning nodig heeft. Het ligt voor de hand dat er nieuwe capaciteitsprocessen nodig zijn. De huidige Headline Goal dateert uit 1999 en we leven inmiddels in 2015. De Requirements Catalogue, waarin de benodigde capaciteit staat, is van 2005. Het Capability Development Plan is vorig jaar bijgewerkt. Daarover hebben we toen intensief gesproken. Ik sluit niet uit dat we toe moeten naar een geheel nieuwe methode, wellicht in de vorm van een witboek voor gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), waarin staat beschreven welke militaire en civiele capaciteiten de EU nodig heeft om de nieuwe strategie uit te kunnen voeren. Het is voor mij vanzelfsprekend dat een dergelijk witboek naadloos aansluit bij de capaciteitsprocessen van de NAVO en dat het vooral gaat om het versterken van de Europese militaire capaciteit.
De vraag van de heer Van Roon over de EUBG was ik bijna vergeten. Ik laat me niet intimideren door de Europese instellingen. Daarvan is geen sprake. Ik stel de heer De Roon gerust. Ik ken de Europese instellingen vrij goed. Ik was 21 jaar toen ik ging werken als ambtenaar bij de Europese Commissie en ik was 30 toen ik lid werd van het Europees parlement. Op mijn 40ste nam ik als Minister deel aan de Europese Raadsvergaderingen. Ik heb de instellingen allemaal doorlopen en leren kennen. Je hoeft je ook niet te laten intimideren. De EUBG is er met een reden. Ik heb daar zelf al eens eerder van gezegd: use them or lose them. De mate waarin de interoperabiliteit wordt getest neemt toe. Het gaat niet zo slecht, maar het verdient nog wel verbetering. De EUBG kan zeker invulling geven aan iets wat binnen de NAVO zeer gewenst is, namelijk dat Europa zich ontwikkelt tot een convincing security provider, een overtuigende veiligheidspartner. Voor de NAVO is de EU van belang om de balans binnen de NAVO enigszins te herstellen. We kunnen niet eindeloos op de Amerikanen blijven leunen. Ik hoor de heer De Roon ook wat kritisch zijn over de Amerikanen. Dat mag, want zo werkt het NAVO-bondgenootschap, maar ik vind het volstrekt logisch dat Europa in de toekomst zijn eigen broek ophoudt.
De voorzitter: In de tweede termijn is de spreektijd twee à drie minuten.
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Zij heeft uitgebreid gesproken over het dreigingsbeeld en ik ben ervan overtuigd dat ze dat scherp op het netvlies heeft. Het is niet de eerste keer dat we erover spreken en we zullen dat nog wel vaker doen.
We hebben over het draagvlak van artikel 5 gesproken. De Minister heeft goed begrepen dat met name de landen zelf een belangrijke rol spelen. Het stelt mij enigszins gerust dat in met name Nederland en Duitsland – maar ik neem aan alle landen van West-Europa – het draagvlak wat groter is dan in de zuidelijke staten. Ik ben benieuwd naar de terugkoppeling als de Minister het aan de orde heeft gesteld. Bij de volgende NAVO-ministeriële zullen we het verslag daarvan bespreken.
De Minister deelt de zorgen over de SNF. Zij heeft helder uitgelegd waardoor dat komt. Het is voor mij treffend dat er op dit moment veel verplichtingen zijn, dat er creatief gezocht wordt naar een betere indeling en dat de oefeningen interessanter worden gemaakt. Het heeft mijn belangstelling. Ik hoor hierover graag de vervolgstappen terug.
Buitengewoon interessant vond ik de opmerking van de Minister over de industriële basis en specifiek de opmerking over Spanje. Militaire ruimtevaart heeft niet alleen mijn belangstelling maar ook die van de Commissie. Volgens mij wordt er binnenkort een werkbezoek gepland aan ESA European Space Research and Technology Centre (ESTEC). Ik vraag de Minister om er een volgende keer nog eens wat dieper op in te gaan. Ik hoor graag meer over het aspect van de militaire ruimtevaart en over de manier waarop het ministerie naar de ontwikkelingen kijkt. Ik zal de Minister niet uitdagen om dat nu meteen te doen, het is meer een toezegging van mijn kant aan de Minister.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik ben nog niet helemaal toe aan een eindconclusie, laat staan een samenvatting, van dit debat. Eén ding is mij wel duidelijk geworden: de NAVO moet versterkt worden en de VJTF is slechts het begin van die versterking. Er moet snel een follow-up komen om te voorkomen dat we in een situatie terechtkomen waarin we niet geloofwaardig zijn, niet afschrikken en überhaupt niet kunnen optreden, mocht dat nodig zijn. Dat heeft te maken met capaciteit maar ook met reactietijd. Ik ben het helemaal met de Minister eens dat daar een prijskaartje aanhangt. Ik vind ook dat we in de politiek, in dit debat, eerlijk moeten zijn over dat prijskaartje. Niets is gratis, ook defensie niet.
Wales is het ijkpunt. De Minister zegt: naming-and-shaming, als het moet, dan moet het maar. Naming-and-shaming is een middel is om te voorkomen dat lidstaten hun beloften niet nakomen. Ik roep de Minister op om vooral in die lijn verder te denken en te doen wat nodig is.
Een aantal vragen is nog niet beantwoord. De eerste betreft de motie-Van der Staaij. De Kamer is een jaar lang zoet gehouden door de geruststellende – om in NAVO-jargon te spreken – woorden van de Minister. Er zou voor de zomer een invulling aan deze motie worden gegeven. Via de media heb ik vernomen dat er voor de zomer een brief komt om die toezegging gestand te doen, maar dat de invulling pas op Prinsjesdag komt. Wat is de reden dat het zo gaat?
Ik heb gevraagd naar de zinsnede «nationaal is nu de verlenging van de eerste fase van de Resolute Support-missie aan de orde». Ik begreep die zin in het kader van de geannoteerde agenda niet.
Ten slotte heb ik gevraagd of de Minister bereid is om bij haar Turkse ambtsgenoot de toenemende stroom van aanwijzingen, beschuldigingen en aankondigingen van het openbaar maken van bewijzen dat Turkije zich al dan niet passief zou bezighouden met IS-activiteiten aan de orde te stellen. Ik bewaar de rest van mijn vragen tot morgen.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar antwoorden. Ik heb nog twee vragen waarop ik geen helder antwoord heb gekregen. Ik heb gevraagd hoe het RAP van de NAVO verbonden wordt aan de nieuwe Europese veiligheidsstrategie. Ik heb ook een vraag gesteld over de uitspraak van de Minister dat zij zou twijfelen aan de afschrikkende werking die de NAVO heeft. Ik heb ook de bron genoemd.
Over de oefening in Polen en de inzichten die daaruit voortvloeien heeft de Minister toegezegd dat ze daarop pas aan het eind van het jaar kan terugkomen vanwege het feit dat ze dan pas full operational capable zijn.
Ik begrijp dat de Minister met haar Duitse collega spreekt over de Russische stem bij de oefening. Kan de Minister de Kamer hierover informeren?
Wat betreft de kosten van de flitsmachten zegt de Minister dat het nu nog niet inzichtelijk is en dat ze erop terugkomt in het verslag van de NAVO-ministeriële. Ik heb in dat kader ook een politieke vraag gesteld. Gaat de Minister met haar collega van Buitenlandse Zaken in gesprek over een bijdrage in de kosten? De Minister kan nog niet aangeven om welk bedrag het gaat, maar het is duidelijk dat het om veel geld gaat.
Ik bedank de Minister voor haar positieve reactie op mijn voorstel voor een grotere rol, of beter gezegd meer betrokkenheid, van het parlement bij de besluitvorming over deelname aan de flitsmachten. Ik zoek naar een manier om deze positieve reactie in een toezegging te vervatten. Ik kijk de voorzitter aan. Ik stel voor om de huidige brief over de flitsmachten te versterken door er de artikel 100-brief als inspiratiebron naast te leggen. De Kamer wacht de brief van de Minister af en komt daarop terug.
De voorzitter: Het is voor de voorzitter niet gebruikelijk om een voorstel te doen. De Minister heeft aangeboden de elementen van de toetsingskaders te betrekken in de brief.
Mevrouw Hachchi (D66): De Minister gaf aan dat er al een brief over de deelname aan de flitsmachten was. Mijn verzoek is om die te versterken aan de hand van de punten uit het toetsingskader. De Minister heeft daar positief op gereageerd, dat omarm ik, maar zij is nu aan zet om zo'n voorstelbrief aan de Kamer te sturen. Het is logisch dat we meteen afspreken wanneer we die kunnen verwachten.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vele vragen. Mijn vraag over de politieke besluitvorming staat nog open. Naar aanleiding van de reactie van de Minister op de vraag van mevrouw Hachchi, probeer ik duidelijk te krijgen waarover we het hebben. In mijn eerste termijn verwees ik naar de brief van 27 januari 2015. Daarin staat een alinea over het informeren van het parlement. Is dit de brief waarnaar de Minister verwijst? Vormt deze brief het kader waarbinnen de Kamer geïnformeerd wordt? Is dit staand beleid? Heeft de Minister zojuist toegezegd dat ze die informatie op een of andere manier naar de Kamer stuurt? Op welk moment gebeurt dat? Het wordt verwarrend als we het over een toetsingskader hebben. Ik wil graag opheldering van de Minister.
De Minister heeft mij uitgelegd wat Headline Goals zijn. Ik heb gevraagd wanneer het assessment van mevrouw Mogherini komt. Het kan tijdens het voorzitterschap van Nederland komen. Binnen dat assessment moet alles nog uitgewerkt worden voor Defensie en voor de andere 27 lidstaten. Hoe snel kan dat plaatsvinden? De Minister zelf heeft het wel eens over deelstrategieën gehad. Een assessment is een groot overkoepelend document. Voordat dat in praktijk gebracht wordt, zijn we vele stappen verder.
Er zijn niet heel veel enthousiaste reacties over de nieuwe Headline Goals. Ik ben het zeer met de Minister eens dat er een nieuwe Headline Goal voor capaciteitsplanning moet komen.
Kan de regering contact opnemen met de Atlantische Commissie over het Amerikaanse onderzoek naar de NAVO? Ik herinner me dat de heer De Roon een paar maanden geleden verwees naar een onderzoek van de Atlantische Commissie. Wij moeten ons realiseren dat wat wij in politieke termen bespreken niet direct voor onze burgers hoeft te spelen. Wij denken als volksvertegenwoordiging dat veiligheid voor mensen een issue is. Kan de regering de link leggen naar de Atlantische Commissie? Deze kan een grote taak vervullen.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen. Het is altijd genoeglijk om te constateren dat de Minister en de PVV over de NAVO op één lijn zitten, behoudens misschien enkele kleine nuances. Ik begrijp dat de Minister niet heel veel kan zeggen over het INF-verdrag. Dat neemt niet weg dat als het waar is dat Rusland daadwerkelijk bezig is om na een lange periode de middellangeafstandsraketten opnieuw te testen, ons dat aangaat. We zijn misschien geen partij in dat verdrag, maar het is wel een feitelijke gebeurtenis die wat betekent voor de veiligheid in Europa. Ik hoop dat de Minister daar het nodige onderzoek naar doet en de Kamer daar op enig moment over informeert.
Mijn enthousiasme over de NAVO geldt natuurlijk niet voor de Europese defensieambities. Wat de PVV betreft moet de NAVO als geheel de broek ophouden. Alle NAVO-lidstaten moeten er een fatsoenlijke rol in spelen. We moeten niet zoeken naar de tegenstellingen maar juist naar wat ons bindt. Dan hebben we een goede en krachtige NAVO-organisatie en dat is wat we nodig hebben.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Allereerst zeg ik dank aan de heer Vuijk voor zijn toezegging om terug te komen op de Satcom. Ik ben zeer benieuwd.
Excuses aan de heer Knops voor het niet ingaan op de motie-Van der Staaij. Er komt nog voor het reces een brief. Het moge duidelijk zijn dat de financiële consequenties die het kabinet daaraan verbindt voor de begroting van 2016 pas op Prinsjesdag bekend worden gemaakt. Verder heb ik een uitstekende relatie met Minister Koenders en loopt alles volgens plan.
De heer Knops (CDA): Dat is me duidelijk. De Telegraaf zit er helemaal naast en er klopt niets van.
Ik vraag me af wat er over de motie-Van der Staaij staat in de brief waar ik al een jaar op wacht, als er niet in staat wat de financiële consequenties zijn.
Minister Hennis-Plasschaert: De heer Knops moet even afwachten, het zomerreces is nabij.
Ik zeg tegen de heer Knops dat dit de tweede keer is dat ik de vraag over Resolute Support fase 1 beantwoord. Ik heb in de eerste termijn gesproken over fase 1 en fase 2. Fase 1 wordt verlengd binnen de Resolute Support-missie. Ik heb ook aangegeven dat de Kamer binnenkort een brief kan verwachten van het kabinet over Resolute Support en de overgang van hub-spokes naar het meer gecentraliseerde model in Kabul. Deze brief doet niets af aan het feit dat de einddatum van Resolute Support is vastgesteld op 31 december 2016. De einddatum wordt niet in twijfel getrokken. De vertraagde overgang van fase 1 naar fase 2 is onder meer veroorzaakt door het aantreden van de nieuwe Afghaanse regering, het niet benoemen van een Minister van Defensie en het feit dat het best heftig is als je op eigen benen moet staan en de NAVO-troepen het land hebben verlaten.
Ik ben zelf op bezoek geweest in Erbil en Bagdad. Ik heb daar zowel met de Koerdische autoriteiten als met de Iraakse autoriteiten gesproken. Beide bevestigen dat de relatie met Turkije goed is en dat de relatie ook een open onderwerp van gesprek is. Binnen de NAVO wordt geen missie gedraaid. Er treedt een coalition of the willing op. Ik heb geen bilateraal bezoek voorzien met Turkije. De heer Knops brengt me wel op een idee. Het past niet meer in mijn programma voor de NAVO-ministeriële volgende week, maar ik zal het gesprek met de Turken zeker niet uit de weg gaan. Dat doen zij ook niet. Het gesprek is altijd buitengewoon open en straightforward.
Mevrouw Eijsink stelt terecht vragen over de zogenoemde deelstrategieën. Ik hamer er steeds op dat de strategie moet aansluiten bij de NAVO. Ik heb eerder met de Kamer besproken dat de secretaris-generaal van de NAVO altijd aanwezig is bij de EU-besprekingen over de uitwerking van de Strategic Review. Dreigingen die worden genoemd in het assessment van HV Mogherini zijn natuurlijk ook de dreigingen waarmee de NAVO zich geconfronteerd ziet. Het is te vroeg om te kunnen vertellen hoe de link precies wordt gelegd, maar het mag duidelijk zijn dat die naadloos bij de NAVO moet aansluiten. Het leeuwendeel van EU-lidstaten dringt daar ook op aan. Het is ook belangrijk dat de Strategic Review begin 2016 beschikbaar komt. Hij zou een rol kunnen gaan spelen tijdens de NAVO-top in Warschau. HV Mogherini ziet het goed dat dit een kans is voor de positionering van Europa als een convincing security provider. Ik heb nog steeds hoop, maar ik heb net ook mijn zorgen daarover geuit.
Ik kom op de VJTF en de opmerking van mevrouw Eijsink over de brief en de snelle reactiemacht. De brief van 27 januari gaat in op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie over de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van VJTF. In die brief wordt op de laatste pagina verwezen naar het feit dat de Kamer vooraf geïnformeerd wordt over de Nederlandse bijdrage aan de reactiemachten. Dat gaat niet alleen over de VJTF, maar ook over de EUBG, de NRF en Frontex. Vorig jaar is de Kamer hierover geïnformeerd op 19 december. Mevrouw Hachchi vraagt mij om dat nog wat uitgebreider te doen. Er is verwarring ontstaan omdat de term «artikel 100-brief» is gevallen. Mevrouw Hachchi heeft gevraagd om de brief over de bijdrage aan de reactiemachten, die altijd aan het eind van het jaar naar de Kamer wordt gestuurd, wat uitgebreider te maken en er bijvoorbeeld elementen van het toetsingskader bij te doen. De Kamer kan daarover debatteren. Ik vind dat een goed idee omdat ik vorig jaar merkte dat de brief niet helemaal helder was. Toen in het nieuws kwam dat we de F-16's uit de NRF haalden om ze in te zetten voor de Baltic Air Policing Mission werd meteen gezegd: Nederland kan niet meer bijdragen aan de NRF. Dat was een totaal misplaatst bericht. Ik heb mevrouw Hachchi goed begrepen. Aan het eind van het jaar ontvangt de Kamer van mij een brief met de verschillende Nederlandse bijdragen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik vind het belangrijk dit goed te begrijpen. De Minister rapporteert de Kamer regelmatig over de EUBG en de NRF, die nu voor de Nederlandse inzet opgaat in de VJTF. Het is voor mij niet nieuw dat de bijdragen die we leveren met de Kamer worden gedeeld. De Minister doet dat al, maar zegt nu toe dat ze dat in één brief gaat doen. Om verwarring te voorkomen vraag ik naar de term «toetsingskader». Ik begrijp niet waarom de Kamer via het toetsingskader geïnformeerd wordt over de capaciteiten die ingezet worden of beschikbaar zijn voor de NRF. Kan de Minister dit toelichten? Het toetsingskader is een pragmatische manier om politieke besluitvorming in te zetten. De link met het toetsingskader zou ik graag toegelicht krijgen, want die begrijp ik oprecht niet.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik zal het samenvatten. De jaarlijkse brief was to the point en compact. Ik ga deze brief wat uitbreiden om de Kamer meer inzicht te bieden. Als het de Kamer niet bevalt of als ze de informatie onvoldoende vindt, kan ze daarover in debat. We moeten het hier maar even bij laten, want anders wordt het steeds ingewikkelder. Ik stuur u jaarlijks een brief over de bijdrage van Nederland aan de verschillende reactiemachten. Die brief handhaaf ik en waar mogelijk breid ik die uit. Vergeet het toetsingskader en artikel 100.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dan begrijp ik het, want het toetsingskader gaat over politieke en militaire inzet. Daarover gaat het nu niet. Ik begrijp de Minister helemaal en dank haar voor deze toelichting.
Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Eijsink zei iets heel interessants over het onderzoek naar de publieke opinie over het draagvlak en de rol van de Atlantische Commissie. Ik heb er niet een pasklaar antwoord op, maar deze commissie kan inderdaad een interessante bijdrage leveren. Dat heeft ze vorig jaar ook gedaan. Ik bekijk of we een lijntje kunnen leggen naar deze commissie.
Met het uitwerken van de deelstrategieën hoeven we niet te wachten, een aantal zaken kan parallel oplopen. Er zijn natuurlijk wel contacten over en weer. De Kamer zal begrijpen dat we met het EU-voorzitterschap in het vooruitzicht de banden tussen de verschillende Europese instellingen en de aankomend voorzitter behoorlijk aanhalen en dat we steeds meer informatie in een vrij vroeg stadium krijgen. We hoeven niet te wachten tot de nieuwe strategie gereed is. We willen er direct tijdens het Nederlandse voorzitterschap invulling aan geven.
We moeten vaststellen dat de Headline Goals en de Requirement Catalogue niet vanaf vandaag op morgen worden opgesteld. Ik weet zeker dat mevrouw Eijsink dat begrijpt. Landen zoals het Verenigd Koninkrijk zullen er misschien anders instaan dan mevrouw Eijsink en ik met ons enthousiasme. De uitvoering van gemaakte afspraken gaat gewoon door. Dat zal volgende week tijdens de Europese Raad ook worden bevestigd. De EDA-projecten gaan door, evenals alle maatregelen ten aanzien van de markt en de industrie. Ik begrijp het punt van mevrouw Eijsink heel goed. Ik raak een beetje ontmoedigd omdat het opzetten van een Strategic Review zo'n enorme organisatie is, terwijl ik graag wil dat het pragmatisch, praktisch en snel gebeurt zodat we invulling kunnen geven aan de veranderde veiligheidsomstandigheden en de positionering van Europa. Mevrouw Eijsink en ik zijn het hierover helemaal eens. Ik probeer te versnellen waar dat mogelijk is, maar uiteindelijk heeft HV Mogherini wel de final say. Daar heb ik geen toverstokje voor.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Op welke wijze kunnen we de Minister in haar enthousiasme helpen? Ik begrijp dat het niet van de ene op de andere dag gereed is. Het gaat wellicht jaren duren, maar de Headline Goal moet wel bespreekbaar blijven en besproken en aangepast worden.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb in het kader van het naderende voorzitterschap een paar keer een bespreking met de HV en leden van het Europees parlement. Ik neem aan dat de Kamer ook nog wat zaken in het vat heeft zitten. Ik zal de Headline Goal in verschillende gremia steeds aan de orde stellen. Veel inspanning leidt misschien tot resultaat. Ik heb de Kamer wel nodig, want in mijn eentje ga ik het echt niet redden. We zullen het op verschillende manier moeten proberen.
Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat is een wederzijdse toezegging.
Minister Hennis-Plasschaert: Dank voor deze wederzijdse toezegging.
Ik begrijp de opmerkingen van de heer De Roon over het INF-verdrag. Ik ben er zeer terughoudend over in de openbaarheid. Als de feiten kloppen, gaan die ons zeker aan. Dat is alles wat ik er op dit moment over kan zeggen. Ik ben blij dat we het eens zijn over de NAVO.
Mevrouw Hachchi (D66): Er zijn nog onbeantwoorde vragen uit mijn tweede termijn.
Minister Hennis-Plasschaert: Het spijt me dat ik ze steeds vergeet te beantwoorden. Ik had al drie keer het antwoord in mijn hoofd. Het bericht over mijn twijfel aan de afschrikking van de NAVO is vermoedelijk ontstaan naar aanleiding van mijn speech op de Future Force Conference. Ik riep hierbij op tot het investeren in de krijgsmachten van de alliance omdat we ons anders moeten afvragen of we nog wel in staat zijn een afschrikkende werking te hebben. Mevrouw Hachchi heeft die speech vanzelfsprekend gelezen.
Mevrouw Hachchi (D66): Uiteraard heb ik die gelezen. Het bericht dat de Minister twijfelt aan de afschrikkende werking van de NAVO klopt dus niet.
Ik heb ook nog een politieke vraag gesteld over het vele geld dat deelname aan de flitsmachten kost. Spreekt de Minister daarover met haar collega van Buitenlandse Zaken? Wordt de discussie daarover binnen het kabinet gevoerd?
Minister Hennis-Plasschaert: Dat is dezelfde discussie als die ik met de Kamer voer. Er hangt een prijskaartje aan de hoge eisen die aan de gereedheid, verplaatsbaarheid en de paraatheid worden gesteld. Het onderwerp wordt besproken in het kabinet en het wordt ook meegenomen bij de invulling van de motie-Van der Staaij. Ik heb zojuist de heer Knops verteld dat Minister Koenders en ik hand in hand door het leven gaan.
De heer Knops (CDA): Het zou een mooie afsluiting zijn van dit debat als dit de waarheid was.
Ik vind de «STRATCOM» van de Minister over de berichtgeving onnavolgbaar. Ik wil een duidelijk antwoord van de Minister over wat ze gaat doen met haar Turkse collega. Zij zegt dat er geen afspraak is voorzien en dat ze een gesprek niet uit de weg gaat, maar dat is geen duidelijk antwoord. Is de Minister bereid de berichtgeving over IS aan de orde te stellen?
Minister Hennis-Plasschaert: Ik sprak net over de coalition of the willing. Daarbinnen zijn diverse werkgroepen in het leven geroepen waarin ook Nederland en Turkije samenkomen en waarin openlijk wordt gesproken. Ik sprak net over de Koerden en de Iraakse autoriteiten die een open relatie hebben met Turkije en in geen enkel gesprek van hun hart een moordkuil maken. Ik beschik over dezelfde informatie als waaraan de heer Knops refereert. Ik heb geen bilateraal overleg of een apart moment met de Turken voorzien en zie er ook geen ruimte voor in de volle agenda van de komende week, maar ik zal het onderwerp in een gesprek aan de orde stellen en de heer Knops op de hoogte houden. Ik heb meer onderwerpen op mijn lijstje staan die ik zeker wil bespreken. Deze komen vermoedelijk dit najaar uitgebreid aan de orde.
De voorzitter: Dank aan de Minister voor de toelichtingen en antwoorden. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.
– De Minister zal naar aanleiding van de NAVO Defensieministeriële verslag doen van wat zij aan aanvullende informatie heeft opgedaan over de berichten over de Amerikaanse plannen om materieel bij de oostelijke bondgenoten op te slaan.
– De Minister informeert de Kamer over de kosten voor deelname aan de VJTF test bed voor het einde van het jaar.
– De Minister zal de Kamer informeren over de partijen die betrokken zijn bij de inzet van de VJTF en de inzet onder artikel 5 of artikel 4 van het NAVO-handvest, rekening houdend met de oefening van de test bed VJTF die op dit moment in Polen gaande is en het tijdstip dat zij zich hierover een helder beeld heeft gevormd.
Mevrouw Hachchi (D66): De Minister heeft toegezegd de Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de inzichten.
De voorzitter: Ik vind het prima als u over deze toezegging gaat. De Kamer krijgt voor het eind van het jaar de inzichten van de Minister over de VJTF test bed.
– De Kamer ontvangt binnenkort een brief over eventuele aanpassingen van de missie Resolute Support, waarbij in het bijzonder de overgang van fase 1 naar fase 2 wordt behandeld.
– Voor kerst 2015 komt de Minister met een uitbreiding van de jaarlijkse brief over de Nederlandse bijdrage aan de snelle reactiemachten.
– De Minister komt in de eerstvolgende brief over de EU Defensieraad terug op de inhoud van de overeenkomst tussen EDA en Oekraïne en de gevolgen daarvan voor de capaciteit van EDA.
– Zodra de agenda van de Minister het toestaat, heeft zij contact met de Turken.
Mevrouw Eijsink (PvdA): U hebt de toezeggingen uitstekend verwoord. De Minister zegde het grote geheel toe, maar u hebt ieder onderdeel genoemd.
De voorzitter: Dank voor dit interessante compliment. Ik dank de Minister voor haar aanwezigheid.
Sluiting 22.25 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28676-228.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.