Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2012
Tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu
van 3 oktober 2012 heeft u mij verzocht om uw Kamer te informeren over het besluit
dat regionale overheden en vervoerders in het stads- en streek vervoer genomen hebben
over mogelijke voortzetting van de pilot «verbeterd toezicht».
De sociale veiligheid van zowel de reiziger als de werknemers in het openbaar vervoer
vind ik van groot belang. Vandaar dat in 2009 de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer
is opgericht en er bij mijn collega van BZK een speciaal programma «Veilige Publieke
Taak» is ingericht. Voorts is er afgelopen zomer een convenant «sociale veiligheid
OV» gesloten door mijn collega van BZK (in het kader van «veilige publieke taak»)
samen met stad-en streek vervoerders en OV-autoriteiten. In het convenant staat dat
er op alle bussen cameratoezicht komt, dat chauffeurs een noodknop krijgen met verbinding
naar de meldkamer en dat goed gekeken wordt naar het minimumaantal toezichthouders
dat wordt ingezet. Ook zijn afspraken vastgelegd over een veilige werkplek. Het convenant
is één van de maatregelen van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer.
Er zijn dus meer maatregelen op het gebied van sociale veiligheid afgesproken en ik
zou deze graag in breder kader willen bezien. De bovenregionale inzet van toezichthouders,
waarmee in deze pilot is geëxperimenteerd, is er slechts één van. Ik denk dat het
goed is als in den brede een kader komt voor de wijze waarop met sociale veiligheid
wordt omgegaan in concessies. Hiertoe loopt een traject «Naar een beter openbaar vervoer
voor de reiziger» op initiatief van Rover, samen met vertegenwoordigers van de OV-bedrijven
en overheden. Hier werkt mijn ministerie, samen met alle andere betrokken OV-partijen,
aan mee.
Onlangs heb ik zoals u weet, samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
ingestemd met het beschikbaar stellen van een aanvullend subsidiebedrag, waarmee de
pilot»verbeterd toezicht» met twee maanden verlengd is tot 1 november a.s. (kamerstuk
28 642, nr. 55). Dit als een overbruggingsbijdrage zodat de decentrale overheden tijd hadden om
een besluit te kunnen nemen over het al dan niet structureel maken van deze vorm van
toezicht. Het is nu dus aan de decentrale overheden om, mede op basis van de eindevaluatie
van de pilot, te besluiten in hoeverre zij dit toezicht willen voortzetten dan wel
verbreden. Bij het verstrekken van mijn overbruggingsbijdrage heb ik een sterk beroep
gedaan, via de voorzitters van het IPO en SKVV, op de decentrale overheden. Ik heb
begrepen dat IPO en SKVV nu een verkennende ronde zijn gestart bij de verschillende
colleges. Uiterlijk op 18 oktober zullen de provincies en stadsregio’s rapporteren
aan IPO en SKVV of zij geïnteresseerd zijn om een mogelijk vervolg op de pilot zelf
op te pakken en dit ook financieel te dragen.
De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus