28 638 Mensenhandel

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2012

Tijdens de stemmingen over moties over mensenhandel op 19 juni jongstleden (Handelingen II 2011/12, nr. 97, Stemmingen moties mensenhandel) is een motie aangenomen om de onafhankelijke positie van het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel wettelijk te verankeren.1 Eén van de indieners van de motie, het Kamerlid Berndsen (D66), heeft na de stemming gevraagd hoe het kabinet deze motie gaat uitvoeren.

Momenteel bezie ik de mogelijkheden om de motie uit te voeren. Bij de Tweede Kamer is op 18 juni jongstleden ingediend het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn 2001/36/EU inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (Kamerstukken II 2011/2012, 33 309). Uit de besluitenlijst van de procedurevergadering van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer volgt dat het verslag over dit wetsvoorstel in september zal worden uitgebracht. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt al uitgebreid ingegaan op de NRM. In de nota naar aanleiding van het verslag zal ik nader ingaan op de uitvoering van de motie-Berndsen c.s.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk II 2011–2012, 28 638, nr. 81.

Naar boven