28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 136 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 september 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van de brief van 19 juli 2011 inzake het EU-voorstel: Groenboek afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten – COM (2011) 436 en de brief van 5 september 2011 inzake de kabinetsreactie groenboek voorlichting en afzetbevordering landbouwproducten (Kamerstuk 28 625, nr. 123).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 september 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Schüssel

Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van het kabinet op het Groenboek. Zij hebben hierbij nog een paar vragen en opmerkingen.

Allereerst willen de leden van de VVD-fractie aangeven dat zij de mening delen dat afzetbevordering en voorlichting vooral een zaak is van de sector zelf. In de kabinetsreactie wordt aangegeven dat dit geen taak is van de nationale overheid. De VVD-fractie deelt die mening en is tevens van mening dat dit ook geen taak is van de Europese Unie. Is de staatssecretaris het daarmee eens? Zo nee, waarom niet? Indien de staatssecretaris het hier mee eens is, wat wordt dan de Nederlandse inzet tijdens de behandeling van dit Groenboek?

In de kabinetsreactie wordt aangegeven dat met de afbouw van het markt- en prijsbeleid de promotieregeling een belangrijk instrument is geworden om Europese kwaliteits-producten te bevorderen. Hoe heeft de promotieregeling hier volgens de staatssecretaris aan bijgedragen?

In de kabinetsreactie staat dat het kabinet vindt dat de regeling vooral gebruikt moet worden om sturing te geven aan een verantwoord consumptiepatroon van goederen. Is de staatssecretaris van mening dat het een taak is van de Europese Unie om het consumeergedrag van de Nederlandse en Europese burger te sturen? Zo ja, waarom en hoe kan deze regeling daaraan bij dragen?

In het kader van de huidige promotieregeling kunnen door beroepsorganisaties programma’s worden ingediend die, bij aanvaarding, in aanmerking komen voor een communautaire cofinanciering van 50% van de totale kosten. De sector dient een eigen bijdrage te leveren van minimaal 20% van de kosten. Het overige deel kan komen uit financiering door de nationale overheid. De leden van de VVD-fractie onderstrepen de opmerking van het kabinet dat promotie vooral een zaak is voor de sector zelf. Kan de staatssecretaris toelichten hoe er voor gezorgd kan worden dat de private betrokkenheid kan worden uitgebreid en de betrokkenheid vanuit de nationale overheid kan worden verkleind?

Tevens onderstrepen de leden van de VVD-fractie dat de huidige procedures tijdrovend zijn en dat er een duidelijke taakverdeling moet komen tussen de werkzaamheden van de lidstaten en die van de Commissie. Zeker in crisissituaties, zoals bij EHEC, zou er de mogelijkheid moeten zijn om private partijen direct op zeer korte termijn te ondersteunen. Zijn er andere mogelijkheden om dit tot stand te brengen buiten de promotieregeling om?

Het huidige budget voor de promotie van Europese producten bedraagt € 53 miljoen. Eurocommissaris Ciolos heeft al aangegeven dat hij inzet op een verhoging van dit bedrag, wellicht zelfs verdubbeld of verdrievoudigd. Is de staatssecretaris het hiermee eens? Zal de staatssecretaris tijdens de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader inzetten op een verhoging of verlaging voor het fonds, of zelfs een verwijdering van het fonds aangezien hij heeft aangegeven promotie van landbouwproducten geen overheidstaak te vinden?

In het Groenboek wordt aangegeven dat er met inzet van de promotieregeling meer nadruk moet worden gelegd op «de uiterst strenge normen van de Europese Unie op het gebied van gezondheid, milieu en dierenwelzijn». Is de staatssecretaris het daarmee eens en zo ja, hoe ziet hij dit voor zich? Is de staatssecretaris van mening dat de promotieregeling gebruikt kan worden om meer informatie te verstrekken over de Europese kwaliteitsregelingen (BOB-, BGA- en GTS-labels en de verschillende keurmerken)? Zo ja, hoe ziet hij dit voor zich? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept-kabinetsreactie op het Groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Het is een goede zaak dat het kabinet vindt dat de regeling vooral gebruikt dient te worden om sturing te geven aan een verantwoorde consumptie van goederen en dat wordt gekeken bij het in aanmerking komen van bepaalde producten naar milieu- en dierviendelijk produceren. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat dit nog sterker aangezet mag worden en een harde voorwaarde moet zijn. Bij beoordeling van programma’s voor producten voor consumptie dient volgens het kabinet gezondheid ook een van de criteria te zijn. De leden van de PvdA-fractie zien dit criterium bij voorkeur breed toegepast; niet alleen gezond voor wat betreft consumptie, maar ook gezond voor wat betreft productie, bijvoorbeeld in het voorkomen van overdragen van dierziekten op mensen, of de luchtkwaliteit rondom veehouderijen of het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de sierteelt.

Met het kabinet zien de leden van de PvdA-fractie de voordelen van bijvoorbeeld het toevoegen van instanties als het Voedingscentrum aan organisaties die programma’s mogen indienen en uitvoeren. Niet alleen is dit goed in geval van crisissituaties als EHEC, maar ook om van wat meer afstand neutrale informatie over bepaalde producten te kunnen geven.

Nederland heeft aangegeven in de vorige Landbouw- en Visserijraad voorzichtig te willen zijn als het gaat om promotie van streekproducten en/of producten van oorsprong, omdat dit de positie van andere producten zonder een dergelijk label zou bedreigen. De leden van de PvdA-fractie willen toch pleiten voor meer aandacht voor dergelijke labels en meer impuls voor de streekproducten. Het gaat vaak toch om producten met een beperkte oplage. Immers, door de streekgebonden eigenschappen zit er een maximum aan wat geproduceerd kan worden. In hoeverre is het dan reëel dat streekproducten een bedreiging kunnen zijn van de reguliere producten? Het kabinet geeft aan dat er strikte regels opgesteld moeten worden waarbij rekening gehouden moet worden met de interne markt. Kan binnen deze regels niet voldoende ruimte geborgd worden voor de echte streekproducten, zodat juist deze producten beter beschermd worden dan nu het geval is?

Voorts zijn de leden van de PvdA-fractie het eens met het kabinet dat de doorlooptijd van de aanvraag van een programma, nu zeven maanden, fors ingekort moet kunnen worden om in te kunnen springen op de actualiteit, om zo effectievere campagnes te kunnen voeren en hierdoor de beschikbare gelden effectiever te besteden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de concept-kabinetsreactie op het Groenboek afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten COM (2011) 436. De leden van de CDA-fractie maken graag gebruik van deze mogelijkheid om in een vroeg stadium invloed uit te oefenen op het beleid. De leden van de CDA-fractie zien graag de definitieve kabinetsreactie, inclusief de nu in dit schriftelijk overleg gemaakte op- en aanmerkingen, zoals het kabinet deze zal zenden naar de Europese Commissie tegemoet.

Dankzij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kan de Europese landbouw- en levensmiddelensector laten zien waartoe deze in staat is met productienormen die nergens anders ter wereld hun gelijke kennen. Na de hervorming van het GLB, zal met dit beleid na 2013 een volledige bijdrage kunnen worden geleverd aan de Europa 2020-strategie voor een intelligente, duurzame en inclusieve groei, door een vorm van landbouw te ondersteunen die garant staat voor voedselzekerheid, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en dynamische landbouwgebieden. Deelt de staatssecretaris dat juist om de kloof tussen burger en consument te overbruggen de informatievoorziening, in plaats van te beperken tot hygiëne, milieu, dierenwelzijn en het probleem van de margeverdeling, moet worden verbreed naar de triple-P (People, Planet, Profit) benadering? Hierdoor verschuift immers de strategie van directe productpromotie en afzetbevordering ook meer richting maatschappelijk verantwoord produceren (license to produce) welke passend is bij GLB na 2013 en de Europa 2020-strategie. Hoe kunnen duurzaam geproduceerde producten ondersteund worden in afzet? Aan welke eisen moeten deze producten dan voldoen? Graag zijn de leden van de CDA-fractie een reactie hierop van de staatssecretaris.

Daarnaast kan duidelijk worden gemaakt dat de Europese ondernemers te maken hebben met strenge wettelijke eisen waaraan in Europa moet worden voldaan. Met name omdat deze eisen, de zogeheten non trade concerns, veelal niet kunnen worden afgedwongen in de internationale handel. Deelt de staatssecretaris de mening dat het daarom gerechtvaardigd is dat Europese middelen worden ingezet voor de promotie van juist die Europese producten? Hiervoor is het ook van belang dat producten als pluimvee-, rund-, kalfs- en varkensvlees en eieren structureel worden toegevoegd aan de lijst van in aanmerking komende producten. Kan de staatssecretaris dat verwerken in de definitieve kabinetsreactie? Wat vindt de staatssecretaris van een EU-logo en welke kansen ziet hij hiervoor?

Het lijkt vanuit consumentenperspectief goed om juist die producten in aanmerking te laten komen waarvan de consument aangeeft dat informatie mist en Europese steun logisch is. In Nederland betreft dit vooral de kwaliteitsproducten uit het tussensegment en voorlichting in het kader van de «license to produce». Kan de staatssecretaris in de kabinetsreactie opnemen dat een onderzoek op deze punten onderdeel moet gaan uitmaken van het Groenboek en dat er middelen beschikbaar moeten zijn voor segmenten die verder gaan dan wetgeving (de zogeheten tussensegmenten)?

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van de staatssecretaris om de begunstigde term op te rekken. Is de staatssecretaris bereid om de recente inzet betreffende het streekproductenloket als voorbeeld aan te geven richting de Europese Commissie? Een programma zou immers goed uitgevoerd kunnen worden door een kleinere producenten-groepering of door zelfs door groep van een paar producenten.

Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat ook crisiscommunicatie mogelijk moet zijn met Europese middelen?

Wanneer worden concrete voorstellen verwacht van de Europese Commissie voor aanpassing van de Raadsverordening? Op welke wijze wordt de Kamer bij het verdere proces betrokken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie zien geen heil in het uitgeven van geld van de Europese belastingbetaler aan de promotie van landbouwproducten. De leden van de SP-fractie beschouwen promotie als een zaak van de sector zelf. Zeker niet als het om producten uit de bio-industrie gaat. Is de staatssecretaris bereid in Brussel aan te sturen op reductie van het budget? Kan de staatssecretaris garanderen dat er geen geld van de Europese belastingbetaler wordt gespendeerd aan de promotie van producten uit de bio-industrie? De leden van de SP-fractie zien het liefst helemaal geen Europees geld naar promotie van landbouwproducten gaan, maar als dat niet haalbaar blijkt, moeten effecten op de derde wereld,  milieu- en diervriendelijkheid zwaar wegen bij het al dan niet toekennen van budget. Bio-industrie producten komen daar wat de leden van de SP-fractie betreft dus absoluut niet voor in aanmerking. Verder vragen de leden van de SP-fractie of er een impact-assessment is voor de gevolgen in ontwikkelingslanden en of er sowieso gekeken is naar de coherentie van beleid in deze. Voor de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden is het immers wenselijk dat de eigen productie in het betreffende land wordt gestimuleerd en dat deze producten niet valselijk worden beconcurreerd door gesubsidieerde Europese producten, waarbij de producenten niet zelf het reclamegeld hoeven te betalen. Tenslotte vragen de leden van de SP fractie in hoeverre het past in het beleid van regionalisering van productie en sluiten van kringlopen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn zeer ontevreden over de kabinetsreactie op het Groenboek promotie landbouwbouwproducten van de Europese Commissie. De staatssecretaris schrijft dat het promotiebeleid van de Europese landbouwproducten gericht moet zijn op duurzaamheid, maar daar zien de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niets van terug in de concrete invulling van de Nederlandse inzet.

Het promoten van de afzet van dierlijke producten, binnen de Europese Unie, maar al helemaal daar buiten, is volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren niet te rijmen met de grote noodzaak om een transitie te maken naar een dieet met minder dierlijke eiwitten. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij de noodzaak van deze transitie nog steeds ziet? Zo nee, waarom niet en op welke wijze denkt hij dan dat de wereld op een duurzame wijze in staat zal zijn iedereen van evenwichtige voeding te voorzien? Zo ja, waarom is het bevorderen van de afzet van dierlijke producten dan onderdeel van zijn inzet op het Groenboek? Is de staatssecretaris bereid zijn standpunt hierover te wijzigen en erop in te zetten dat alleen plantaardige producten met behulp van het geld van de Europese belastingbetaler gepromoot worden? Zo nee, waarom niet, en op welke wijze sluit dat standpunt dan aan bij het standpunt van het kabinet dat de «regeling vooral gebuikt moet worden om sturing te geven aan een verantwoorde consumptie van goederen»?

Dat het promoten van dierlijke producten überhaupt deel uit maakt van het Groenboek heeft de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zeer verbaasd. Er ligt immers van dezelfde Europese Commissie een routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050 waarin wordt gesteld dat het wenselijk is de bestaande trend van voedselverspilling om te buigen en de consumptie van minder koolstofintensieve voedingswaren aan te moedigen. Dit standpunt delen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren en zij zien niet hoe dit kan worden gedaan terwijl vanuit Europese middelen het gebruik van dierlijke producten wordt gepromoot. Is de staatssecretaris bereid deze kennelijke tegenstelling binnen verschillende stukken van de Europese Commissie aan te kaarten en te pleiten voor een eenduidig geluid, overeenkomstig de noodzakelijke ambitie om in 2050 inderdaad een koolstofarme economie te hebben? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren delen de mening van de staatssecretaris dat afzetbevordering een taak van de sector zelf is. De voorgestelde regeling door de Europese Commissie gaat evenwel nog steeds uit van een maximale bijdrage van 50% van de promotieregeling door de Europese Unie. Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat dit onacceptabel is, zeker gezien de huidige moeilijke financiële tijden? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat eventuele subsidies en promotieregelingen in de voedselketen alleen te verantwoorden zijn wanneer zij ingezet worden als een tijdelijk instrument ter ondersteuning van de noodzakelijke omschakeling naar een werkelijk duurzame voedselvoorziening. Met andere woorden: alleen voor versterking van een sector die voedsel produceert op een wijze die de biodiversiteit niet schaadt, het klimaat niet opwarmt en geen beslag legt op landbouwgronden elders. Is de staatssecretaris het met deze leden eens dat alleen hiervoor een bijdrage van de belastingbetaler verantwoord kan worden? Het met belastinggeld ondersteunen van productiewijzen die externe kosten met zich mee brengen die met nog meer belastinggeld weer moeten worden opgelost is nu juist de vicieuze cirkel die doorbroken moet worden. Graag horen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie van de staatssecretaris of hij bereid is op deze wijze de Nederlandse inzet voor het Groenboek vorm te geven. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het Groenboek een aantal aanknopingspunten om de regeling grondig te hervormen, waar de staatssecretaris naar hun mening onvoldoende op in gaat. In het Groenboek wordt voorgesteld om de regeling te gebruiken voor het versterken van de band tussen de Europese burger en de agrarische sector en voor het geven van voorlichting ten behoeve van een evenwichtiger voedingspatroon. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien hierin uitgelezen kansen om de biologische sector een extra stimulans te geven en om de Europese burgers voor te lichten over de voordelen van een meer vegetarisch dieet. Is de staatssecretaris bereid deze doelstellingen op te nemen in het kabinetsstandpunt? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de uitgesproken intentie van de staatssecretaris dat de regeling gericht moet zijn op het bevorderen van duurzame producten?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen het gebruik van Europees geld om Europese producten op de externe markt, dus buiten Europa, te promoten sterk af. Zij zijn van mening dat het landbouwbeleid gericht moet zijn op het regionaliseren van de Europese landbouw. Het gebruiken van Europees geld om meer producten af te kunnen zetten buiten de Europese grenzen is bovendien een handelsverstorende maatregel, die ten koste kan gaan van de positie van ontwikkelingslanden en dat is niet acceptabel. Is de staatssecretaris dat met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren eens? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt het voornemen van de Europese Commissie en het kabinet de afzet van Europese producten buiten de Europese Unie te financieren zich tot het voornemen om exportsubsidies zoveel mogelijk af te schaffen? Een Europese promotieregeling gericht op de externe markt is ook een exportsubsidie, deelt de staatssecretaris die mening? Zo nee, waarom niet? Is de staatssecretaris bereid in zijn kabinetsreactie op te nemen dat de promotieregeling alleen gericht mag zijn op de Europese markt? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot eerdere toezeggingen gedaan op het afschaffen van handelsverstorende regelingen en de ambitie tot het sluiten van fosfaatkringlopen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren concluderen dat de kabinetsreactie op het Groenboek te kort schiet en vragen de staatssecretaris een nieuwe reactie te sturen waarin duurzaamheid, regionalisering en het afschaffen van handelsverstorende maatregelen inderdaad centraal staan. Is de staatssecretaris hiertoe bereid?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

In deze brief beantwoord ik de schriftelijke vragen over het Groenboek EU afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten (COM (2011) 436) en over de Kabinetsreactie op dit Groenboek. De kabinetsreactie is op 5 september aan uw Kamer gestuurd met als referentienummer kamerstuk 28 625, nr. 123.

Betrokkenheid nationale overheid

De leden van de fracties van de VVD en de SP geven aan dat voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten een zaak is van de sector zelf en niet van de nationale overheid noch van de communautaire overheid. Zoals ik al in de Kabinetsreactie heb aangegeven ben ik van mening dat promotie vooral een zaak van de sector zelf is.

De promotieregeling maakt echter deel uit van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en is daarmee communautair beleid. Dat daar communautaire cofinanciering bij hoort ligt wat mij betreft voor de hand. De Nederlandse inzet bij de behandeling van het Groenboek zal er daarom op gericht zijn de huidige wijze van (co)financiering te handhaven. Lidstaten die wel nationaal wensen te cofinancieren kunnen dit blijven doen en de andere lidstaten, zoals Nederland, kunnen de nationale bijdrage overlaten aan de sector.

Vanuit de communautaire regelgeving bestaat de verplichting voor de nationale overheid om een aantal zaken te regelen. Het gaat hierbij om de beoordeling van ingediende programma’s, de controle op goedgekeurde programma’s in de uitvoeringsfase en uitbetaling van de cofinanciering. De private sector stelt de programma’s op en voert deze uit. Verder financiert de sector volledig het nationale aandeel in de kosten.

Inzet van de promotieregeling

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA, de SP en de Partij voor de Dieren hebben opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de wijze waarop de promotieregeling ingezet dient te worden.

De productie in Europa is onderworpen aan specifieke eisen, vaak strenger dan de productieregels van buiten de Europese Unie. Deze eisen worden communautair voorgeschreven vanuit de gedachte dat dit beter is voor gezondheid, welzijn en veiligheid van mens en dier.

Door de promotieregeling is het mogelijk meer nadruk te leggen op de kwaliteit van de Europese producten, waardoor de consument een keuze kan maken.

Ik ben het eens met de fractie van het CDA, dat ook crisiscommunicatie mogelijk moet zijn met Europese middelen. In reactie op de vraag van de fractie van de VVD naar andere mogelijkheden om private partijen op korte termijn, buiten de promotieregeling om, te ondersteunen in geval van een crisis kan ik hierbij aanvullen dat bij crises snel ingrijpen van belang is. Dat is mede een reden waarom ik vind dat de procedure versneld moet worden, waardoor sneller gewerkt kan worden aan hestel van het consumentenvertrouwen. Behalve in de tuinbouwsector, waar producentenorganisaties via de Gemeenschappelijke Marktordening communautair meegefinancierde maatregelen kunnen treffen, zie ik op dit moment buiten de promotieregeling om geen andere mogelijkheden bij crises.

Producten

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA, de SP en de Partij voor de Dieren hebben diverse vragen gesteld over in aanmerking komende producten en/of thema’s. De promotieregeling kan momenteel al worden gebruikt voor het verstrekken van informatie over Europese kwaliteitsregelingen en dat zal naar mijn mening in de toekomst niet veranderen. In antwoord op de vragen van de PvdA over specifieke aandacht voor streekproducten, wil ik opmerken dat ik niet van mening ben dat deze een bedreiging vormen voor de reguliere productie. Waar ik me wel zorgen over maak is de neiging van een aantal lidstaten om via deze weg vooral aandacht te vragen voor de nationale productie. Dit zou kunnen leiden tot ondergraving van de interne markt. Vandaar mijn terug houdendheid bij het, zonder beperking, kunnen vermelden van oorsprong van producten. Wat mij betreft zullen de voorwaarden om aandacht te schenken aan streekproducten wel goed moeten worden vastgelegd. Aanvullend, in antwoord op een vraag van de fractie van de SP, staat de promotieregeling regionalisering van productie en het sluiten van kringlopen niet per definitie in de weg. Sterker nog, binnen de promotieregeling kan specifiek aandacht worden gevraagd voor regionale producten.

In reactie op vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren en het CDA kan ik aangeven te aarzelen bij het structureel toevoegen van vlees en ei aan de lijst van in aanmerking komende producten. Momenteel kunnen voor vleesproducten al programma’s worden ingediend, voor zover het producten betreft die voldoen aan Europese of nationale kwaliteitsregelingen. Naar mijn mening biedt dit al voldoende ruimte voor programma’s voor deze sectoren. Ik wil echter niet zo ver gaan om ervoor te pleiten alle dierlijke producten zonder meer van de lijst te halen. Wel wil ik me ervoor inzetten om, voor zover dat nu nog niet mogelijk zou zijn, ook plantaardige eiwitten op de lijst van in aanmerking komende producten te krijgen.

Ik zie de noodzaak van een verantwoorde consumptie van goederen. Wat mij betreft gaat het dan om goederen die duurzaam zijn geproduceerd. Dit zijn voor mij niet per definitie alleen plantaardige producten. In dat kader zal het dan ook mogelijk moeten zijn om voorlichting te geven over een meer vegetarisch dieet.

Wat betreft de vraag van de fractie van het CDA over het opnemen van de tussensegmenten bestaat naar mijn mening in de huidige regeling al de mogelijkheid om hier aandacht aan te schenken. In reactie op de vraag van de fractie van de SP kan ik aangeven dat ik er geen voorstander van ben om producten uit de intensieve veehouderij uit te sluiten. Wel zal ik de Commissie oproepen bij het opstellen van de lijst met in aanmerking komende programma’s nadrukkelijk rekening te houden met de productiewijze.

Verder wil ik, in reactie op de vraag van de fractie van de Partij voor de Dieren, erop wijzen dat binnen de huidige regeling al de mogelijkheid bestaat om voorlichting te geven over biologische producten. Tot nu toe is er vanuit Nederland helaas nog niet veel animo geweest om hier gebruik van te maken.

In reactie op de fractie van het CDA kan ik aangeven me wel te kunnen vinden in de benadering om naast gezondheid, milieu en dierenwelzijn ook te kijken naar maatschappelijk verantwoord produceren. Per product is aangegeven aan welke voorwaarden een promotieprogramma moet voldoen. Daarbij kan worden opgenomen dat de nadruk moet liggen op duurzaam geproduceerde goederen. Voor wat betreft de eisen waaraan dergelijke producten moeten voldoen, kan worden aangesloten bij bestaande kwaliteitslabels. Wanneer voor een bepaald product een dergelijk label is afgegeven (of een producent een dergelijk label mag voeren) kan dit als voldoende onderbouwing gelden voor duurzame productie. Te denken valt hierbij aan het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming of het EKO-keurmerk van SKAL. Verder klinkt het gebruik van een EU-logo sympathiek. De voorwaarden voor gebruik van een dergelijk logo moeten dan wel goed beschreven zijn. Daarnaast zou dit logo dan, wat mij betreft, in de plaats moeten komen van al bestaande nationale logo’s. Anders vrees ik dat de consument door de bomen het bos niet meer ziet.

Wat betreft de vraag van de leden van de fractie van het CDA om de «begunstigde term» op te rekken, heb ik al aangegeven voorstander te zijn van uitbreiding van de organisaties die programma’s kunnen indienen. Wil een programma echter enige impact hebben, dan zal de indienende organisatie een redelijke achterban moeten hebben. Ik sta dan ook wat aarzelend tegenover de mogelijkheid om kleinere groeperingen de mogelijkheid te geven programma’s in te dienen

Financiën, gevolgen voor bepaalde markten en proces

De leden van de fracties van de VVD en de SP hebben vragen gesteld over de financiering van de promotieregeling. Zoals reeds aangegeven in de Kabinetsreactie ga ik niet vooruitlopen op de onderhandelingen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader. Daarover hebt u een separate Kabinetsreactie ontvangen.

In antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren kan ik melden dat voor zover mij bekend er (nog) geen impact-assessment is gemaakt voor de gevolgen van deze regeling in ontwikkelingslanden. Dat is normaal gesproken ook pas het geval als de Commissie met concrete wetgevingsvoorstellen komt.Naar mijn mening zullen de gevolgen voor de ontwikkelingslanden overigens zeer beperkt zijn en zal dat in de toekomst niet anders worden. Ik zie een promotieregeling gericht op de externe markt niet als een handelsverstorende regeling. Ik ben het met de genoemde fracties eens dat de focus op de interne markt zeker niet minder mag worden en zal me daar ook voor inzetten.

In antwoord op de vragen van de Partij voor de Dieren over de Routekaart Koolstofarme Economie 2 050, het volgende. Deze routekaart is mij bekend. Deze routekaart vormt het raamwerk voor langetermijnklimaatambities en acties in de verschillende sectoren. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van verdere uitwerking en onderbouwing van reductiemogelijkheden in sectorale routekaarten. Vooralsnog zie ik niet de door de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren genoemde tegenstelling binnen verschillende stukken van de Europese Commissie.

De verwachting is dat medio 2012 een mededeling van de Commissie verschijnt over de promotieregeling, gevolgd door wetsvoorstellen eind 2012. Zoals gebruikelijk zal de Kamer via het traject van de BNC bij de het verdere proces worden betrokken.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

Naar boven