28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2011

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van uw Kamer van 14 september 2011 met betrekking tot de Nederlandse inzet ten aanzien van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en ontwikkelingssamenwerking.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Inleiding

Deze reactie richt zich op de Nederlandse inzet ten aanzien van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en ontwikkelingssamenwerking.

Hierbij zij tevens verwezen naar onze brief van 8 maart jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 117) aangaande beantwoording Commissievragen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Nederlandse inzet bij hervorming GLB in relatie tot ontwikkelingssamenwerking

Nederland hecht veel waarde aan de coherentie van het beleid voor ontwikkelingslanden en het GLB. Mede door de Nederlandse inzet op dit punt is het GLB in de laatste decennia ingrijpend gewijzigd. Zo werd in 1990 circa 90% van de totale GLB-steun voor (handelsverstorend) markt- en prijsbeleid uitgegeven, inmiddels is dat verminderd tot ca. 10%. De exportrestituties verminderden van circa 15 miljard Euro per jaar eind jaren tachtig tot enkele honderden miljoenen Euro in de afgelopen jaren. De directe betalingen zijn sinds 2005 steeds verder ontkoppeld van de feitelijke productie. In 2012 zal, met uitzondering van enkele producten zoals katoen, de ontkoppeling vrijwel zijn voltooid. Met ontkoppeling zijn de betalingen onafhankelijk geworden van de omvang van de productie. Het handelsverstorend effect van het GLB zal daarmee in 2012 aanzienlijk zijn beperkt.

Ook bij de komende onderhandelingen over het nieuwe GLB zet Nederland in op ambitieuze hervormingen. Nederland wil nog een stap verder gaan in het vervangen van inkomenssteun door doelgerichte betalingen. Hiermee wil Nederland de (bovenwettelijke) maatschappelijke prestaties van agrarische ondernemers belonen en de concurrentiekracht en het innovatievermogen van de agrarische sector bevorderen. De handelsverstorende werking van het GLB zal zo tevens verder worden teruggedrongen.

Om de ontwikkeling van de landbouw in ontwikkelingslanden een kans te geven, is het nodig om op mondiaal niveau handelsbelemmeringen voor agrarische producten te verminderen. Dat is één van de redenen waarom de regering zich heeft ingezet voor een spoedige afronding van de lopende onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in het kader van de Doha-ronde. Deze moeten leiden tot wezenlijke verlaging van tarieven en de afbouw van handelsverstorende subsidies. Inmiddels is duidelijk geworden dat afronding van de Doha-ronde op korte termijn niet waarschijnlijk is. Een vrije(re) wereldhandel binnen heldere en bindende regels blijft echter een belangrijke doelstelling voor Nederland. Wat de Nederlandse regering betreft zal daarom tijdens de WTO ministeriële van december enerzijds een duidelijke weg voorwaarts voor wat betreft de Doha agenda moeten worden overeengekomen en anderzijds moet worden afgesproken geen stappen terug te doen in de vorm van nieuwe handelsbeperkingen.

In het kader van de WTO-onderhandelingen is de EU bereid de nog resterende exportsubsidies in 2013 volledig uit te faseren. Daarmee zou de resterende handelsverstoring van het GLB voor een belangrijk deel worden afgebouwd. Ook nu het erop lijkt dat de lopende WTO-onderhandelingen op dit punt niet tot het gewenste resultaat leiden, is het de inzet van het kabinet om de exportsubsidies in elk geval per 2013 te beëindigen, onafhankelijk van het verloop van de WTO-onderhandelingen.

Voor wat betreft de toegang tot de Europese markt hebben alle Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) dankzij het «Everything but Arms»-regime volledig vrije toegang tot de Europese markt. Dat geldt ook voor de ACS landen (Afrika, Caribisch gebied, Stille Oceaan) die Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) aangaan met de EU. Andere ontwikkelingslanden hebben preferentiële toegang tot de Europese markt via het Algemeen Preferentieel Stelsel of via vrijhandelsakkoorden. Dit neemt niet weg dat er voldoende aandacht dient te blijven voor markttoegang voor ontwikkelingslanden en het stimuleren van de landbouwproductie in die landen zelf.

Om de internationale handel te bevorderen stimuleert Nederland daarnaast de oprichting van publiek-private partnerschappen met ontwikkelingslanden en de inzet van handelsgerelateerde ontwikkelingshulp (Aid for Trade). Zo worden ontwikkelingslanden geassisteerd bij versterking van hun lokale handelscapaciteit om hun producten op de wereldmarkt af te zetten. Ook regionale handel biedt grote kansen voor agrarische producenten in ontwikkelingslanden. Nederland steunt bijvoorbeeld «Trade Mark East-Africa». Dit programma is gericht op het wegnemen van concrete handelsbelemmeringen in Oost-Afrika. Zo worden bijvoorbeeld douane procedures gestroomlijnd waardoor de wachttijd aan de grens van enkele dagen tot enkele uren wordt teruggebracht. Ook de «Trade Facilitation Facility» van de Wereldbank, waar Nederland aan bijdraagt, stimuleert de regionale handel.

De regering zal zich er sterk voor blijven maken dat de belangen van ontwikkelingslanden in voldoende mate worden meegenomen bij de herziening van het GLB. De voorstellen van de Europese Commissie voor het nieuwe GLB worden in oktober 2011 verwacht. Nederland heeft in april van dit jaar in de Landbouw- en Visserijraad al specifiek aandacht gevraagd voor de effecten van het GLB op ontwikkelingslanden en zal de Commissievoorstellen mede op de ontwikkelingsdimensie beoordelen.

Naar boven